‘Zullen we anders nog een aantal windmolens in het Stadspark van Groningen zetten?’ vraagt mijn teamgenoot. We zitten gebogen over een plattegrond van de stad, voor ons liggen kaartjes met daarop windmolens, zonneparken en maiskolven als symbool voor de biobrandstof. Ons team, dat bestaat uit bewoners van Groningen, moet de kaartjes over de plattegrond verdelen, op zo’n manier dat we genoeg punten verzamelen. Punten die gelijk staan aan de hoeveelheid energie die Groningen verbruikt.
De energietransitie staat hoog op de politieke agenda in Groningen. De provincie is naar eigen zeggen ‘vol ambitie op weg naar transitie’ en wil in 2050 alle energie duurzaam opwekken. In twaalf bijeenkomsten vraagt ze ook burgers om mee te denken over het programma. Het is de reden dat er vanavond een groep geinteresseerde bewoners zich verspreid heeft over vijf tafels in Poortershoes, het buurtcentrum in de Oosterpoortwijk. De We Energy Game, ontwikkeld door de Hanze Hogeschool, leidt het begin van de avond in en verandert een verhaal over kansen en mogelijkheden al snel in een weerbarstige praktijk.
Power to the people
Een halfuur nadat we het buurtcentrum zijn binnengelopen voeren we een serieuze discussie over windmolens in het stadspark. Waar ging het mis? Natuurlijk, het is maar een spel, maar wel gebaseerd op de werkelijkheid. Het maakt inzichtelijk hoeveel er moet gebeuren. Als we evenveel energie blijven verbruiken moet bijna elk stukje publieke ruimte op een of andere manier ingezet gaan worden om energie op te wekken. Tenminste, als de stad zelfvoorzienend wil zijn. Anders kom je terecht in de Ommelanden, of op zee. Het zijn allemaal keuzes die we als samenleving moeten maken.
De overgang van fossiele brandstof naar duurzame energie is een behoorlijke opgave. Om het voor elkaar te krijgen zou je gerust kunnen stellen dat we een revolutie nodig hebben. En misschien ligt daar nu juist wel de kans. Journalist en filosoof Rob Wijnberg schrijft op De Correspondent dat de overstap naar duurzame energie kan leiden tot een ‘socialere, democratischere, mobielere, schonere en welvarendere wereld’. En als we dan ergens moeten beginnen, is Groningen zo gek nog niet.
De kans van Groningen
Als in het Poortershoes de kaart van de stad Groningen van tafel wordt geschoven en we met elkaar in gesprek gaan, komen we al snel aan bij de Ommelanden. Ook de provincie ziet daar kansen liggen en noemt in haar plannen de aardbevingen als de urgente aanleiding om vaart te zetten achter de energietransitie.
Planoloog Christian Zuidema van de RUG denkt dat er een uniek momentum in Groningen is ontstaan. ‘De discussie over de aardbevingen heeft de aandacht op ons gevestigd. Dat levert een goed moment op om ook iets voor elkaar te krijgen. We raken straks de gasbaten kwijt, en daar moet wel iets anders voor in de plaats komen. De omslag naar duurzame energie biedt hierin kansen.’ Maar, benadrukt hij, ‘om van een revolutie te kunnen spreken moeten we niet alleen de bron van energie, maar ook de sociaaleconomische werkelijkheid veranderen. We moeten ervoor zorgen dat duurzame energie opwekken voor de directe omgeving iets gaat opleveren. Dat kunnen banen en geld zijn, maar ook projecten die de leefbaarheid bevorderen. Het gaat er nu om dat mensen zelf controle krijgen over hun energievraag. Wanneer er duurzame energie in de regio wordt opgewekt, moet de regio daar een bijkomend voordeel van hebben. Daar ging het ook mis met de windmolens in de veenkolonien. De boeren kregen daar een paar centen, maar er was geen enkele spin-off voor het dorp. Dat kan gewoon niet.’
Wie neemt de leiding?
Dennis Schuldink doet als promovendus aan de Hanzehogeschool onderzoek naar publiek-private samenwerking bij de Energyport Groningen. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de regio Groningen-Eemshaven-Delfzijl aangewezen als een van de belangrijkste economische regio’s van de toekomst. Schuldink sluit bij Zuidema aan als het gaat over de unieke positie van Groningen. ‘Er is hier kennis, ruimte en al een deel van de infrastructuur.
Maar als je hem vraagt of er sprake van een revolutie is, kijkt hij bedenkelijk. ‘Een kabbelende revolutie misschien. Wat op dit moment in Groningen mist, is regie. Er zou meer initiatief moeten komen van de lokale overheid, provincie, gemeenten en desnoods waterschappen. Er zijn genoeg goede bedoelingen, maar er is geen strakke regie en visie. De Nationaal Coordinator Groningen zou een goede partij kunnen zijn voor die regierol. Maar op dit moment staat hij niet genoeg boven de partijen en heeft hij te weinig bevoegdheden. Daardoor is de organisatie aan de voorkant al vleugellam. Hij is nu een soort ambtenaar van het ministerie van Economische zaken. Het feit dat de NCG nu in plaats van de NAM de schade afhandelt, verandert daar nog niet genoeg aan.’
Samenwerken
Tijdens de We Energy Game krijgt iedereen de taak om een belang te vertegenwoordigen. Er is een kaartje voor de aarde, de mensen, winst en balans. Iedereen wil het liefste de aarde vertegenwoordigen. Misschien ook niet zo verwonderlijk, zonder aarde schiet je niet zoveel op met je goede gedrag. Het belang van de aarde is leidend tijdens het spel en blijkt naast ons eigenbelang een goede reden om samen te werken.
Volgens Schuldink is er een goede publiek-private samenwerking nodig om de energietransitie echt van de grond te laten komen. ‘De overheid zou die moeten initieren aan de voorkant, daarna de bedrijven genoeg vrijheid moeten geven, en aan de achterkant ervoor moeten zorgen dat de bedrijven bepaalde afspraken nakomen. Verder heb je goede kennisinstellingen nodig om mee samen te werken, het Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling van de Rijksuniversiteit is een goed voorbeeld hiervan.
Als Schuldink het zo schetst klinkt het simpel. ‘Misschien is het dat ook wel, maar maken we het nu onnodig ingewikkeld’, zegt hij lachend. ‘We moeten niet vergeten dat dit ook allemaal politieke keuzes zijn. De VVD is voorstander van zoveel mogelijk marktwerking en lijkt in een publiek-private samenwerking de publieke verantwoording minder belangrijk te vinden. Maar de markt pakt het niet op. Waarom niet? Ik ben geen econoom, maar ik denk dat dit komt doordat er veel te sterk gereguleerd is. De regelgeving is zo complex, waardoor mensen snel afhaken. Dat zie je nu ook al bij Duurzaam Ameland, dat wil groener worden, maar loopt nu al tegen veel regelgeving aan.
‘Laten we nu eens out of the box denken: misschien moet je van het hele aardbevingsgebied wel een eigen gebied maken, los van gemeenten. Met regelgeving die speciaal daarvoor van toepassing is. Het omgevingsrecht bijvoorbeeld belemmert grote verandering, maar daar ontkom je in dit gebied juist niet aan. De ouderwetse molens vonden de mensen vroeger ook lelijk. Maar zijn die windmolens nu echt zo erg? Het is ook een kwestie van gewenning!’
Kansen benutten
In het Poortershoes zijn wij inmiddels bij de discussie aanbeland. Het wordt snel duidelijk dat elke oplossing ook veel nadelen heeft. Wie zich ook in de discussie mengt, is Marieke Wiersma. Zij is lid van het team van Grunneger Power, een energiecooperatie, en heeft veel praktijkervaring opgedaan. Waar wij problemen zien, ziet zij vooral kansen. Wat haar wel frustreert: plekken die uitstekend gebruikt kunnen worden om energie op te wekken, maar waar niks mee gebeurt.
Over die frustratie kan Christian Zuidema meepraten. ‘Als ik uit het raam van mijn kantoor op het Zernike kijk, zie ik het enorme platte dak van de Alleta Jacobshal. Daar ligt geen enkel zonnepaneel op! Bijzonder als je weet dat Groningen energieneutraal wil worden en de RUG energie als thema heeft.’ Afgezien van dit soort frustraties is Zuidema wel optimistisch over de toekomst. ‘We hebben nog genoeg te doen, maar waar we tien jaar geleden vooral over duurzaamheid praatten, zie ik dat er nu ook echt wat gebeurt. We zijn in ieder geval begonnen.’
Innovatie van onderop
‘Kijk eens naar de explosie aan energiecooperaties’, zegt Zuidema. ‘Die kun je best een revolutie noemen: een revolutie in hoe we met energie omgaan.’ Het gaat er misschien niet voor zorgen dat de CO2 wereldwijd naar beneden gaat. Maar door oefenen op kleine schaal leren we veel. Dorpen die energieneutraal willen worden, dwingen aanpassing van het energienetwerk af. Die zorgt weer voor beweging bij verschillende instituties: de wet, de energiebedrijven, overheid en burgers. Zo leren we hoe het systeem er straks, zowel fysiek als institutioneel moet uitzien.’
De experimenten van onderop leveren ons ook nog iets anders op, ziet Zuidema. ‘We komen erachter op welke voorwaarden de burger bereid is in zijn achtertuin verandering te accepteren. Natuurlijk moeten nieuwe technieken straks ruimtelijk leuk ingepast worden. Maar bij sommige gevallen kun je er ook voor kiezen te laten zien dat we met een energietransitie bezig zijn. Als hier straks een geothermische put op het Zernike komt, gooi die pijpen dan maar boven de grond, zou ik zeggen. Ooit stonden in Groningen vijf pijpen van de Eemscentrale. Toen ze gebouwd werden was het even wennen, maar toen ze gesloopt werd vond bijna iedereen dat jammer. Transitie-installaties kunnen ook onderdeel worden van de Groningse identiteit.’
Minder verbruiken
In het buurtcentrum in Groningen hebben vanavond veel ideeen en meningen de revue gepasseerd. Sommige deelnemers kan het niet snel genoeg gaan met de aanleg van zonne- en windmolenparken, anderen vestigen hun hoop op innovatieve technieken die minder impact hebben op het landschap. Maar over een ding zijn we het bijzonder snel eens. Met de windmolens in het stadspark nog op ons netvlies, concluderen we eensgezind dat we in ieder geval minder energie moeten gaan verbruiken. Maar hoe zorg je er nu voor dat we duurzamer gedrag ontwikkelen? Omgevingspsychologe Linda Steg en haar collega’s deden er voor de RUG onderzoek naar. Ze kwam tot de conclusie dat mensen over het algemeen best gemotiveerd zijn om hun gedrag aan te passen voor het milieu. ‘De aanname is dat de motivatie tot duurzaam gedrag van buitenaf moet komen, door bijvoorbeeld een systeem van belonen. Maar geld is vaak niet de belangrijkste motivatie om het anders te gaan doen. Belonen kan zelfs averechts werken. Dat verzwakt de motivatie die vanuit mensen zelf komt, waardoor ze alleen iets doen als dat iets oplevert. Kort douchen scheelt bijvoorbeeld een paar euro per jaar, daar doe je het niet voor. Maar wanneer je uitlegt dat het goed is voor het milieu, willen veel mensen het wel doen. Goed handelen is niet alleen maar kommer en kwel, het geeft ook een goed gevoel. Mensen doen ook al veel dingen voor het milieu die allemaal tijd, geld of moeite kosten. Ze recyclen, kopen biologische producten, en pakken de fiets in plaats van de auto. Om duurzaam gedrag te stimuleren moeten we meer bewustzijn creeren over de milieu-impact van verschillende producten en gedragingen.’
Wie is de winnaar?
Vanavond in het buurtcentrum zijn we er niet achter gekomen hoe de toekomst eruit komt te zien. Maar misschien dat het spel, de We Energy Game, wel een tipje van de sluier oplicht. Elk spel heeft winnaars en verliezers. Nu de spelregels nog in de maak zijn, moeten we eraan denken dat winst en verlies niet altijd hetzelfde moeten uitvallen. Want wanneer je altijd verliest is er al snel niets meer aan en haak je af. Straks willen we allemaal kunnen zeggen: ‘leve de energierevolutie.’
Radicaal anders denken
Hoe zet je een dreigend verlies om in maatschappelijke winst? Met die vraag in het achterhoofd bezocht Het College van Rijksadviseurs op 22 en 23 mei de provincie Groningen. Het maakte een rondrit langs onder andere Loppersum en Delfzijl. ‘Gebrek aan tijd en geld mag nooit een reden zijn voor slecht ontwerp’, concludeerde Rijksbouwmeester Floris Alkemade. ‘Het dwingt ons tot radicaal anders denken. Zo zijn de wierden ooit een oplossing geweest om droge voeten te houden. Ze beschermden ons tegen de natuur die we niet in de hand hadden. Dat soort oplossingen hebben we nodig voor onze tijd. Met oog voor het verleden, maar met het lef radicaal te zijn.’
Alkemade roept op tot een brede benadering van de aardbevingsproblematiek, en daar is ruimte voor nodig. ‘Ik zie ontzettend veel goede initiatieven, maar tussen een enorm enthousiasme en de uitvoering zit nu vijf jaar frustratie. Dat komt door ingewikkelde procedures en technische discussies. Om tot een oplossing te komen moet we eerst de goede vraag stellen. Daarin moeten we niet alleen de aardbevingsproblematiek meenemen, maar ook de krimp en energietransitie. Zo kan Groningen de voortrekkersrol op zich nemen.’ Ontwerpkracht kan een belangrijke rol spelen in het maatschappelijke vraagstuk. Als voorbeeld noemt de Rijksbouwmeester Kintsukuroi, de Japanse kunstvorm om gebroken aardenwerk met goud te repareren. Zo ziet hij ook veel schoonheid in steunberen die huizen verstevigen. ‘Vreselijk natuurlijk, maar vanuit de kant van de ontwerper ook prachtig: de directheid van de oplossing. Waarom zou je die willen verbergen?’
‘Het beste wordt in u naar boven gehaald’, zegt Alkemade tegen de Groningers. ‘Tijdens mijn rondrit heb ik weinig nuchtere en veel emotionele bewoners gezien. In die frustratie zit ook ideeenkracht. Laten we de condities scheppen die die naar boven halen.’