Vissen zien we niet. Ze zitten onder water – en soms onder het zand op de bodem, zoals platvissen en garnaaltjes. In deze Noorderbreedte duiken we onder water. We hebben het niet over vissers die de bodem omwoelen met kettingen zodat de vissen opschrikken en het net in zwemmen, of die juist proberen om op een duurzamere manier te ‘oogsten’. Nee, we kijken naar het hele onderwaterlandschap.

Onder water is het troebel en donker. Daarom zijn we blij dat we een reconstructie van een geul in de Waddenzee kunnen tonen, gemaakt in opdracht van de Waddenvereniging en het Programma Rijke Waddenzee. Hierop zien we ook waterplanten, schaal- en schelpdieren, vissen, wormen en vogels – het hele complexe voedselweb waarin dieren elkaar verschalken. Ook de impact van de mens is in beeld: de scheepvaart, recreanten, de visserij, een mosselakker en de dijk.

De visstand in de Nederlandse wateren loopt hard terug. Vergeleken met 1960 is nog maar tien procent van de biomassa in de Waddenzee over! Wat we niet zien, kunnen we gemakkelijk ver van ons vandaan houden, zo blijkt. Maar er zijn verklikkers: vogels merken die verschraling. Ze vliegen door – of leggen het loodje. Zichtbare dieren en planten hebben het ‘luxe’ vergeleken met het leven onder het wateroppervlak.  Boven de grond beschermt de Europese Natura 2000 wetgeving honderden soorten, maar slechts drie vissoorten uit de Waddenzee krijgen die bescherming: de fint, rivierprik en zeeprik. Alleen al dat gegeven bezorgt je koude rillingen. Zorgen we echt zo slecht voor de onderwaterwereld, terwijl die de bron is van ons leven?

Ja, en niet alleen de natuur, ook het culturele erfgoed onder de waterlijn is onzichtbaar en in gevaar. De Unesco noemt de zee ons grootste museum ter wereld. Er liggen miljoenen scheepswrakken – vaak met lading en relatief vaak van Nederlandse herkomst, want ooit waren we een grote zeevarende handelsnatie. Bovendien vallen in eerder bewoonde stukken van de huidige Noordzee resten van vroegere bewoners te vinden. Helaas staan er geen suppoosten voor de deur.

We exploiteren onze zeeën steeds intensiever: we maken windmolenparken, olie- en gasinstallaties, akkers met mosselzaadvanginstallaties of viskwekerijen; we baggeren, winnen zout en schelpen en trekken kilometers kabels en buizen over de bodem van de zee, misschien wel dwars door een neanderthalerkamp – onbedoeld of ongeïnteresseerd. Wetenschappers en schatjagers struinen de zeebodem af naar archeologische en natuurlijke rijkdommen. Maar even zo snel verdwijnen die ook. De groeiende economie en wereldbevolking maken ons gretiger. Wie houdt de vinger aan de pols?

Ons land is grotendeels onttrokken aan de zee: het Lauwersmeergebied en de Flevopolders waren nog in de vorige eeuw zeebodem. De Waddenzee is een hybride landschap: nu eens zee, dan weer land. De hardstenen afbakeningen die ons beschermen tegen de zee, houden niet alleen zout water maar ook vissen tegen. Wat begon met een kiertje in een gemaal of sluis waar vissen per ongeluk doorheen zwemmen, wordt nu gelukkig al vaker een vispassage. Een volgende stap is dat we ook werkelijk een weg banen voor de onderwaterdieren door onze kunstwerken zoals bij de vismigratierivier.

We waren het onderwaterlandschap lange tijd vergeten. Zelfs de wetenschap verzuimt haar eigen weg te gaan: visonderzoek richt zich met name op de soorten die we oogsten – van de onooglijke of onsmakelijke soorten weten we bijna niets.

De Unesco heeft in 2001 een verdrag opgesteld om ook het cultureel erfgoed onder water te beschermen. Nederland is bezig zich daarbij aan te sluiten, maar de ratificering vergt waarschijnlijk nog jaren.

Noorderbreedte zet de kijker onder water open. Van wie is het landschap?, luidt ons jaarthema. Die vraag stellen we in dit nummer voor de wereld onder de waterspiegel.

Als bewoner van planeet aarde hebben we belang bij diversiteit; die verlevendigt onze wereld en maakt die rijker. Er valt veel te genieten, maar onze impact op het landschap is zo groot dat we in een handomdraai vernietigen wat in eeuwen ontstaan is. Daarom moeten we bij onze activiteiten ons verstand gebruiken.

Jori Wolf, landschapshistoricus bij Staatsbosbeheer, schreef het essay voor dit nummer, zij maakt glashelder wat landschap voor haar is: gedeelde ruimte. Wie dat in het vizier heeft, weet ook wat hem of haar te doen staat: kijk uit, er zijn meer gebruikers! Dat geldt zowel boven de waterspiegel als eronder.