‘Een biologische boer boert gewoon zoals het hoort. Hoe dat anders is ten opzichte van een normale boer? Tja, dan krijg je van die rottermen door elkaar heen. Maar het komt erop neer dat bij ons alles in evenwicht blijft. Je hebt genoeg land om de koeien te weiden en wintervoer te winnen. De mest gaat weer terug op het land. We gebruiken geen kunstmest en het voer dat we kopen is ook biologisch geteeld.
We zijn een familiebedrijf met 120 melkkoeien, ik ben de vierde generatie die de boerderij heeft overgenomen, mijn zoons worden de vijfde. Twintig jaar geleden gingen we biologisch. Niet eens zozeer om morele redenen, we hadden gewoon genoeg land om het te doen. En doordat we biologisch gingen, werd ons melkquotum verruimd. In het begin werden we er geldelijk niet beter of minder van, maar na verloop van tijd kwam er meer vraag naar biologische melk. Zo kwam er schot in de zaak.
We hebben de koeien zo gauw het kan dag en nacht buiten. Natuurlijk heb je weideverliezen doordat de koeien het gras niet helemaal afvreten, maar het is voor die koe veel beter, dus uiteindelijk ook voor het product. Let wel: onze koeien gaan ’s ochtends het land in, vreten zich helemaal zat, komen ’s avonds thuis, melken we ze, gaan ze weer het land in, vreten ze zich weer zat. Wij hoeven ze alleen te halen en te brengen. Andere boeren moeten het gras met de trekker maaien en dat naar de koeien in de stal brengen. Dan heb je geen weideverlies, maar er gaan behoorlijk wat dieselkosten achter dat gras zitten. Uiteindelijk balanceert het financieel gezien.
Het grootste verschil tussen mij en grote boeren? Grote boeren noemen zich boer maar eigenlijk zijn het ondernemers. Die koe is een middel om zoveel mogelijk te verdienen, denken ze. Maar op het ogenblik verdienen wij ook goed en op een manier die ik veel leuker vind.’