Ik ben op zoek naar een huis, samen met mijn gezin. Een starters-woning, dan weet je waarschijnlijk genoeg. De gekte op de huizenmarkt is een hot-item in de journalistiek. De gemiddelde huizenprijs nadert de drie ton, lees ik. En bij Zondag met Lubach leer ik hoe op sommige plekken 80 procent van de starterswoningen worden opgekocht door beleggers. Deels is het misschien het ‘rode auto syndroom,’ koop een rode auto en opeens lijkt 90 procent van de auto’s rood. Door mijn eigen zoektocht naar een huis vallen de berichten me extra op.

Het is gek om op die manier onderdeel te zijn van een verhaal. Ik lees een bericht en het gaat over mij, maar het is een verhaal wat ik met duizenden anderen deel. Terwijl aan de andere kant het zoeken naar een eigen huis juist zo persoonlijk voelt. Want het eigen huisje, daarop projecteer je je leven. Je ziet voor je hoe je opstaat, de tuindeuren openslaat. Je kind lachend in de tuin ronddolt.

Een huis kopen als starter is bijna onmogelijk geworden. Een nu hebben mijn man en ik ook al niet de beste papieren. Hij staat drie dagen voor de klas als filosofiedocent, ik ben nog niet eens een jaar bezig als zzp’er. Ja, we werken hard, doen geen onverstandige uitgaven, hebben nog nooit van ons leven de huur te laat betaald. Maar daar koop je dus niks voor, tegenwoordig.

Nu huren we in de private-sector. Dat kunnen we elke maand net betalen. Maar sinds de komst van ons dochtertje, nu acht maanden oud, is dat financieel erg krap geworden. Ik schiet niet snel in de stress, maar het voelt niet prettig want eigenlijk leven we boven onze stand. ‘Daarom zou het zo fijn zijn,’ zeggen we tegen elkaar, ‘gewoon een klein huisje. We hoeven geen glanzende keuken, dure vloer of meubels. Gewoon een klein huisje, maar dan wel van ons.’

De cirkel waarin we zochten werd steeds groter. De stad hadden we al lang opgegeven, maar we wilde wel graag naar het zuiden. Onze famillie woont ver weg, nog meer naar het Noorden, dat konden we ze niet aan doen. Maar ook het zuiden was te duur, en toen was er Ezinge. Een schattig wierdedorp in het prachtige open land. Er is een supermarkt, bakker, zelfs een school en er staan betaalbare huizen te koop.

Tijdens een open-huizendag kwamen we haar opeens tegen, ons huis. Er was koffie, thee en taart en toen we binnenstapte begon ons dochtertje spontaan te lachen. Mijn man keek ernstig rond, ik deed vooral mijn best niet al te enthousiast over te komen. Aan het eind vroegen ze ons een formulier in te vullen. Op de vraag ‘wat viel er tegen’ kon ik geen antwoord geven en gaf het papiertje snel aan mijn man, die kon vast wel iets technisch bedenken.

We belden onze familie en vrienden enthousiast, we hebben ons huis gevonden. Iedereen was blij voor ons, wilde helpen waar het kon. Nu zijn we bezig met de aanvraag van de hypotheek. Omdat we voor een goedkoop huis hebben gekozen is de kans heel groot dat het gaat lukken. En zelfs als het via die weg niet lukt zijn er al engeltjes opgestaan die ons willen helpen. En dat is het mooiste van deze reis: de mensen om ons heen die het ons allemaal gunnen. Maar ik denk ook aan de mensen met een kleine portemonnee die geen vangnet hebben: de overheid helpt hen niet en voor de markt zijn ze geen interessante partij. Dan sta je er echt alleen voor.