“Het ene moment zie je een vogel wel, het andere moment niet. Dat maakt het spannend.”

‘Als vogelaar bezoek je bepaalde gebieden en bekijk je hoeveel en welke vogels er voorkomen. Ik ben daar heel actief in, het is mijn hobby, zeg maar. Dat was al zo op de middelbare school, maar daarna, in mijn werkende leven, is er minder van terecht gekomen. Nu ik met pensioen ben, heb ik er wel uitgebreid de tijd voor. Tegenwoordig trek ik op maandag- en woensdagochtenden met een klein groepje het veld in, we hebben op dit moment een elftal terreinen in de omgeving van Assen die we bestuderen. Ze zijn heel gevarieerd, soms is het heide, soms bos, soms iets anders. Om de interesse te houden is variatie belangrijk, anders wordt het saai. Als je het hele jaar door op de hei loopt, heb je het op gegeven moment wel gezien.

Toch zie je iedere keer dat je het veld in gaat iets anders, al wandelend kun je vogels inventariseren. Ze zijn relatief makkelijk te zien en te horen, maar ze bewegen natuurlijk ook; het zijn geen planten die je uitgebreid van dichtbij kan bekijken. Het ene moment zie je ze wel, het andere moment niet. Dat maakt het spannend. De groep vogelaars waar ik in meedraai klimt niet naar nesten en zo. We proberen de vogels zo min mogelijk te verstoren.

De zogeheten spotters, een groep onder de vogelaars die zoveel mogelijk soorten vogels op zijn waargenomen-lijstje wil hebben, staat er wel om bekend vogels soms te verstoren. Als er dan ergens in het land een bijzondere vogel gezien wordt, laten die mensen alles vallen en gaan ze naar de waarnemingsplek toe, vaak ook met toeters van camera’s. Daar doe ik niet aan: ik loop gewoon graag door terreinen waar ik al jaren kom en kijk om me heen naar wat ik zie: “Is het een waterpieper, een oeverpieper of toch gewoon een graspieper?”’

Trefwoorden