Het was landelijk nieuws: in Noord-Drenthe wonen volgens de Brede Welvaartsindicator de meest welvarende mensen van Nederland. Wij werden overspoeld met mails en apps uit de Randstad; de grappen over de saaiheid, het isolement en de wildernis van Drenthe waren niet van de lucht. De een zag in dit onderzoek een bewijs voor het ongelijk van de ‘grachtengordelplanologen’, die beweren dat de mens van de toekomst alleen in de metropool (lees: Amsterdam) gelukkig kan worden. Dat mensen in de regel hun eigen positie en keuzes legitimeren met hun visie op de samenleving, is schadelijk, maar daar hebben we de politieke arena’s voor. Maar dat ruimtelijke professionals ook vakmatig hun eigen perspectief leidraad laten zijn in hun werk, is ronduit rampzalig.
De ander wuifde de uitkomst van het onderzoek direct weg: het onderzoek was niet goed uitgevoerd, want Drenthe, daar wil je nog niet dood gevonden worden. Nou gaat het ons niet om Noord-Drenthe natuurlijk. Of het hier het paradijs is, mag ieder zelf bepalen. Het gaat wel om de tweedeling Randstad en de rest van Nederland. Want later die week rapporteerde het CBS dat een derde van de gezinnen niet in de grote steden blijft wonen (in Amsterdam verlaat zelfs veertig procent van de gezinnen binnen vier jaar na de geboorte van het eerste kind de stad).
Hoe hoger het inkomen, hoe groter de verhuisdrang, laat het onderzoek zien. Hun plaats wordt ingenomen door jongvolwassenen (17-27 jaar), die komen studeren of werken. In deze interessante cyclus betekenen de rijke jonge gezinnen een kapitaal- en voorzieningeninjectie voor kleinere steden en dorpen, met hun koopwoning, school-en winkelbezoek. Dat is vreemd! Al jaren krijgen we te horen dat de steden groeien en de kloof tussen stad en platteland groter wordt. De driejaarlijkse Regionale Bevolkings- en Huishoudensprognose stelde in 2016 dat grote en middelgrote steden drie kwart van de bevolkingsgroei van Nederland zullen opvangen en perifeer gelegen gemeenten zullen krimpen. De aanname is dat jonge mensen uit binnen- en buitenland in steden gaan wonen, er blijven en kinderen krijgen. Andere trends zijn de vergrijzing en de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens in steden, in een stad als Groningen zelfs naar zeven op de tien huishoudens. Doordat de voorzieningen zich in de steden concentreren, neemt de ongelijkheid tussen stad en platteland snel toe.
Dat mag zo zijn, maar de Brede Welvaartsindicator laat zien dat er naast de kansrijke steden en het kansarme platteland, een derde smaak bestaat van het welvarende platteland. Noord-Drenthe, het Gooi en Zeeland delen de gemakken van de stad (bereikbaarheid van voorzieningen), met de geneugten van het platteland: gezonde lucht, betaalbare woningen, veiligheid, geborgenheid, groen en ruimte. De uitdaging voor deze regio’s is om niet in (voor)steden te veranderen. Het ruimtelijk beleid om de markt te faciliteren schiet hier het doel om groei en welvaart te brengen voorbij. Alleen met stringent beleid voor ruimtelijke kwaliteit en het bewaken van de gunstige vestigingsfactoren zal de brede welvaart op termijn kunnen standhouden.