Natuurpijn in plaats van landschapspijn? Van mij mag het. In deze snelle tijden worden termen namelijk snel sleets.

We willen nieuw, nieuw, nieuw. En de term landschapspijn heeft na een jaar of twee misschien een zeurderige bijsmaak gekregen. Dus laat mensen dan maar natuurpijn hebben.

Maar zelf vind ik natuurpijn een te beperkt begrip. Bij natuurpijn denkt de gemiddelde burger volgens mij vooral aan bossen die moeten worden bewaard, of aan heidevelden, of aan zandverstuivingen en weidevogelreservaten.

De grap van landschapspijn is dat het over onze dagelijkse omgeving gaat. Over sloten dus, over ruggetjes in het land, over kreken, houtwallen, miltvuurbosjes en bakhuisjes bij boerderijen.

En ja, al die landschapskenmerken staan nog steeds onder druk. In de Achterhoek tekenden vorig jaar 7000 mensen de petitie ‘Help ons Achterhoekse landschap’ verdwijnt. In Twente leven zorgen over het voortbestaan van het coulisselandschap.

Ikzelf kreeg een mail van een lezer.

,,Help’’, schreef hij en ik citeer. ,,De boer achter mijn woning heeft een aanvraag gedaan voor het dempen, graven en verbreden van watergangen. Meer dan 2 kilometer aan slootjes wordt straks dichtgegooid. Maar de gemeente is al akkoord met de plannen. En het waterschap ook. Achter mijn huis liggen straks megapercelen waar geen enkel dier zich meer kan schuilhouden.’’

Zo’n noodkreet kun je inderdaad natuurpijn noemen. Maar het gaat niet alleen over natuur, het gaat ook over de diversiteit van het landschap. En wij allemaal moeten veranderen, als we werk willen maken van dat landschap.

,,Wat gooit u eigenlijk in uw winkelwagen?’’, vroeg ik in december nog aan een zaal nette landschapspijnlijders. ,,Want als u hier zit te knikken, als u landschapspijn voelt, moet u verantwoordelijkheid nemen. Niet alleen wijzen naar anderen. Kijk alsjeblieft vooral ook naar je eigen navel.’’

Want het kost tijd en geld als je moet wachten met maaien tot kuikens zijn uitgevlogen. Het kost tijd en geld als je een plasdras voor de vogels aanlegt. Het kost tijd en geld ook als je je topsportkoeien die volop melk maken van eiwitrijk raaigras, moet verruilen voor een soberder koeienras, dat floreert op schraler kruidenrijk gras.

Boeren die alles op alles zetten, en het zaad voor hun kruidenrijke akkerranden nu vaak uit eigen zak betalen, moeten ook echt voor hun natuurwerk betaald worden.

Ik zei het tegen de lieve landschapspijnlijders en ik zag de melkveehouder op de vijfde rij, die de eerste twintig minuten nors met zijn armen over elkaar zat, opklaren.

Landschapspijn gaat namelijk over geld. Over intensivering. Over economie. En die economie, dat zijn wij.

Ik roep het al best lang. En eerlijk gezegd kijk ik nu soms meewarig naar de achterflap van mijn pamflet. Daar staat, heel schattig eigenlijk, dat ik bruggen wil bouwen tussen burgers en boeren. Maar twee jaar later roept landschapspijn dus weerstand op.

En omdat we in een wereld leven waarin marketeers met marketingtechnieken de dienst uitmaken, vind ik het prima hoor, als je landschapspijn wilt inruilen voor natuurpijn. Misschien pruimen we natuurpijn beter. Misschien verkoopt het gemakkelijker. Maar in mijn buik, in mijn hart blijf ik landschapspijn, met daarin verweven natuurpijn voelen.