Fotograaf Frans Kanters brengt een ode aan Het Noorden. Zijn beelden gaan vergezeld van zijn eigen verhaal. Wat raakt hem zo?

Frans Kanters (1964) woont in Amersfoort en werkt afwisselend vanuit de Keistad, Texel, Dokkum en Lauwersoog. Begin mei 2021 verschijnt het in eigen beheer uitgegeven fotoboek ‘In Stilte’ met beeld van 15 jaar fotozwerven. Er is binnenkort werk van hem te zien in het Mondriaanhuis bij de tentoonstelling ‘Ode aan het Nederlandse landschap’ en in Museum Flehite bij ‘Over velden en wegen’.

Soms ben ik er een dag, maar meestal langer, en de laatste jaren vrijwel elke maand wel een paar dagen. Voor mij betekent Het Noorden dat het tempo in de alledaagsheid van dingen langzamer wordt. Tijd krijgt een andere dimensie. Een uur lijkt hier langer te duren dan elders. Ik kan hierdoor meer zien in een dag. Want van kijken leef ik. 

Het landschap van Het Noorden van Nederland is leeg en stil. Hoe dichter bij de Waddenzee, des te intenser het land. Ik kan de oneindigheid van de velden bijna vastpakken. Dit gevoel heb ik het sterkst in het noorden van Groningen. De oneindigheid en stilte van het landschap zijn hier voor mij tastbaar. De nabijheid van het Wad zorgt voor bijzonder licht. Door de combinatie van dit licht en de ruimte in geest en (letterlijk) om mij heen, is fotograferen in deze streek voor mij een cadeau. Elke keer weer. 

Na 15 jaar rondrijden in dit deel van Nederland heb ik een aantal plekken waar ik graag kom. Ik rijd dan bewust via een (bijna) vaste route zodat de plaatsen en locaties steeds bekender worden en zich meer aan mij tonen. Vroeg opstaan, de camera-tas in de wagen, en rijden. Vanuit Lauwersoog is de gang al snel richting de Westpolder. Eerst via de parallelweg langs de Vlinderbalg. Met enig geluk zie ik hier de Zeearend. Het Lauwersmeer en het landschap in haar nabijheid ademt geschiedenis. Pure schoonheid en rauwe momenten gaan naadloos in elkaar over. Ooit direct verbonden met de Waddenzee is het water sinds 1969 getemd. Het kan er nog steeds spoken. In de winter is het een komen en gaan van enorme vluchten ganzen. De vogels overwinteren hier, en verblijven voor de nacht op het Wad. De zonsopkomst is het moment waarop moet worden teruggekeerd naar de gebieden waar wordt gegeten. De sluizen van Lauwersoog, een dorp dat is ontstaan na het dichten van de Lauwerszee, is de stille getuige van deze vogeltrek. Nog even, want dan zijn de ganzen weer weg uit onze contreien, het overwinteren zit er dan weer op. Vroeg uit de veren, en in de kou wachten op het eerste licht met een dampende kop koffie in mijn hand. Geen groter geluksmoment als dan ineens duizenden ganzen over komen vliegen, hun aanwezigheid luid en duidelijk kenbaar makend.

Eenmaal terug op de doorgaande weg richting Leens en Groningen sla ik na het passeren van de laatste slaapdijk direct linksaf. Het is een smalle weg waar ik op uitkom. Dit haalt de vaart er nog meer uit. De slingerende weg die de oude dijk volgt heet hier Westpolder. Ik voel direct de geschiedenis van het land in dit deel van deze polder. Onderweg nader ik een man op de fiets, en minder vaart. Bij het passeren steken wij tegelijkertijd de hand op. Hier groeten de mensen elkaar nog, ook al ben je misschien een vreemde eend in de bijt. En dit blijft niet beperkt tot deze fietser. Even verderop in Hornhuizen raak ik in gesprek met de postbode. En wonderlijk gesprek ontspint zich. De man heeft tijd, ondanks zijn route om poststukken en brieven bij de mensen thuis af te leveren. Ook weer op de fiets. Beide ontmoetingen maken mij blij. 

Een dag zwerven door het Groningerland plan ik vrijwel nooit. De verwondering over ontmoetingen en verhalen die het landschap toont, laat zich niet plannen. Maar soms is een plan vooraf wel noodzakelijk. Het getij kan bijvoorbeeld bepalend zijn voor een foto, omdat bij laag water er immers meer zichtbaar is. Het terugtrekkende water toont een andere schoonheid van het gebied. 

Zo ook op een vrijdag aan het begin van het jaar als er plotseling een lege dag in mijn agenda ontstaat. Ik wil naar de Dollard, en zo vroeg mogelijk omdat het dan laag water is. ’s Morgens om 9:00 uur sta ik bij de Kiekkaaste, de enige buitendijkse vogelkijkhut van Nederland. Vanaf dit punt heb je een schitterend zicht op een gedeelte van het estuarium De Dollard. De rit ernaartoe heb ik twee uur achter een sneeuwbui aangereden. Duimen gekruist dat het zo blijft als ik bij mijn doel aankom, Nieuwe Statenzijl. De sneeuwbui trekt langzaam weg naar het oosten, de overzijde van De Dollard verhullend. Het terugtrekkende water heeft geulen in de schorren en kwelders getrokken. De tekening die in het landschap ontstaat is elke dag weer anders, omdat de beddingen zich als het ware langzaam verplaatsen. Het terugtrekkende water heeft de laatste resten sneeuw en ijs meegenomen. Op een kleine strook bevroren oever na, die zich als een witte streep manifesteert in een overwegend door grijstinten getekend land. Ik sta als aan de grond genageld en vergeet bijna een foto te maken. Het is een van de foto’s uit de serie die bij dit artikel hoort. Vanuit deze plek rijd ik graag naar de aangrenzende polders. De Carel Coenraadpolder, de Johannes Kerkhovenpolder en de Stadspolder net buiten Drieborg zijn enkele voorbeelden. Machtige gebieden die rauw en eerlijk bij mij binnenkomen. Omzoomd door dijken en voorzien van dijkcoupures zijn het stukken op de natuur gewonnen land. De hand van de mens is onmiskenbaar te herkennen. Bij elke doorgang staat een speciaal geconstrueerd huisje waarin de balken liggen opgeslagen waarmee de coupure kan worden gedicht. Voor als het water komt. Elke dijkcoupure heeft een eigen gezicht, soms felgekleurd, meestal een omlijsting van een doorkijk naar een volgend stuk landschap. De polders zelf laten een strak geregisseerd lijnenspel van percelen zien. Ik ben er het liefst in de winter. Dan is het landschap nog stiller dan normaliter. Het laat zich eerlijker zien, misschien wel kwetsbaarder. De akkers liggen er verzorgd bij, met strak getrokken voren. Deze zijn leeg, en klaar voor weer een volgend voorjaar om ruimte te bieden aan de gewassen en grassen. De rijen bomen rondom deze polders bieden onderdak aan roofvogels die af en toe de stilte doorbreken met hun gekrijs. De merendeel kaarsrechte wegen kennen  spaarzaam verkeer. Als je van noordoost richting noordwest rijdt passeer je een aantal  gehuchten met illustere namen als Hongerige Wolf, Kostverloren en Baamsum. Het maakt  het landschap nog intrigerender voor mij. 

Mijn laatste verblijf in dit gebied was begin dit jaar. In februari en maart van 2021 kon ik er drie weken vrijwel aaneen zijn. Het landschap direct achter de Waddijk tussen de Westpolder en Delfzijl was mijn doel. Het Uithuizerwad bij eb, waardoor het Wad haar sporen kortstondig toont. Voetstappen zijn voor even zichtbaar, om met opkomend tij voor eeuwig te verdwijnen. Of de verstilling van de kwelders bij Noordpolderzijl aan het einde van een dag. Als ik genietend van het beeld een man zie aan de voet van de dijk. De man en de vogel. Het is op de foto bijna niet te zien, maar schuin boven de fietser vliegt een meeuw. Hij op klompen fietsend, zijn paraplu onder de snelbinders, want je weet maar nooit met het weer in februari. De vogel zwevend op de thermiek parallel aan de dijk, speurend naar iets eetbaars. Beiden zag ik minuten lang samen verder trekken langs de dijk. Alsof er een verbinding was. Een uur later kom ik dezelfde man tegen in een van de dorpen even landinwaarts, niet ver achter de imposante Waddijk. Een lach op zijn gezicht, hij geniet zichtbaar. Onze blikken kruisten, een korte knik. Weer een blij gevoel. 

Een andere plek is de weg Noordpolder die op een gegeven moment overgaat in de Middendijk. Het is een lange weg die iedere keer voor mij andere beelden oplevert. Juist omdat ik er al vaak ben langsgereden vallen mij steeds andere dingen op. Het geeft een continue stroom aan indrukken, soms vertaald in een beeld. In de eerste week van maart laat Het Wad een aantal keer van zich horen. Aan het einde van de dag rolt er een deken van mist vanaf de Waddenzee over het landschap. Het moment om vanuit Lauwersoog in de auto te springen en richting de Westpolder te rijden. Het is een klein half uur wachten op de confrontatie tussen het laatste zonlicht en de optrekkende mistbanken. Een oogverblindend schouwspel waarvan de choreografie zich niet laat sturen. Des te fijner, het landschap wordt er intens mooi door, iedere keer anders en verrassend afwisselend. Deze beeldserie is mijn ode aan het Groninger landschap.