De namen van Holocaust-slachtoffers oplezen: het gebeurt in Westerbork, maar ook in een onopvallend museum in de Poolse stad Lublin. En daar wordt nog verregaander verkend hoe we de namen onder ons kunnen houden. Deel 2 van een blogserie in aanloop naar 4 en 5 mei.

Meer dan honderd uur lang werden begin 2020, toen de bevrijding van Auschwitz 75 jaar geleden was, in Westerbork namen van gedeporteerden opgelezen. 102 duizend in totaal, van degenen die nooit terugkwamen. Onafgebroken, in een dagen durende aaneenschakeling van stemmen.

Op de voormalige Rampe op het Westerborkse kampterrein kom je als bezoeker eveneens langs zo’n geluidsmonument: uit een wagon klinken de namen van degenen die rond die datum, in de oorlogsjaren, op de trein moesten stappen. Dat gaat dag en nacht door, of er toehoorders zijn of niet. Het lijkt een ultieme poging degenen die verdwenen zijn onder ons te houden. Van een weggevaagde wereld resteren enkel de deportatielijsten; aan ons om in die vuile sporen nog houvast te vinden.
Ook in de Poolse stad Lublin staat zo’n audiomonument. In een kleine, donkere zaal toont een scherm op een zuiltje de namen van joodse slachtoffers. Een mannen- en vrouwenstem lezen deze afwisselend voor, van boven naar beneden. Het zaaltje bevindt zich in de Grodzka-poort, een middeleeuwse versterking die eeuwenlang de scheiding tussen de joodse en christelijke wijken markeerde.
Stel nu eens, dacht ik naast dat zuiltje, dat in elke stad, elk voormalig getto of kamp zo’n gesproken monument zou worden opgericht. Liefst zo oneindig als in Westerbork: overdag en ’s nachts. Dan zouden de namen vanuit alle uithoeken elkaar wellicht vinden en samen een ononderbroken koor vormen, ergens hoog boven Europa.

Data op wit papier

Aan de ene kant van de Grodzka-poort kijk je uit op een plein. Tot aan de oorlog lag hier een joodse buurt, met deels overvolle woningen van arme inwoners. Tegenwoordig staan er, langs twintigste-eeuwse panden, auto’s geparkeerd. Ja, ook de mijne, toen ik Lublin bezocht. Boven op het verleden.
Het huidige Polen heeft een slechte naam als het gaat om antisemitisme. Wie de Grodzka-poort binnengaat, wandelt op de trap naar boven langs teksten op de muur: ‘Polen en joden vragen ons: waarom doen jullie dit? Jullie zijn immers Polen, en dit is toch joodse geschiedenis? Dan leggen we uit: het is gedeelde geschiedenis.’ Vanuit die gedachte richtte regisseur Tomasz Pietrasiewicz (1955) in de Grodzka-poort, waar ook zijn theatergroep is gevestigd, historische tentoonstellingen in.
In 1939 telde Lublin zo’n 120 duizend inwoners, van wie ruim een derde joods. Deze mensen werden bijeengedreven in getto’s en uiteindelijk afgevoerd, naar de concentratie- en vernietigingskampen in de regio, naar Majdanek en Belzec. In acht maanden tijd was het bekeken; de raderen van Aktion Reinhardt draaiden in 1942 snel en verwoestend. Een boek in een ander zaaltje in de Grodzka-poort herinnert eraan met kale data op witte vellen papier. Openingsblad: 16 maart 1942, de dag waarop de liquidatie van het eerste getto in Lublin begon.

43 duizend mappen

Het herinneringscentrum in Westerbork heeft de 102 duizend namen ook in boekvorm uitgegeven. Een zware editie van meer dan tweeduizend pagina’s. Van deportatielijst naar in memoriam: hóé iets gedrukt staat maakt uit. Een ombuiging van de overblijfselen.
Het Grodzka-museum biedt, naast de oplezende stemmen uit het zuiltje, vormen van herdenken die mogelijk nog artistieker zijn. Zo bouwen de medewerkers gestaag aan een oral history-project en de wanden van de indrukwekkendste kamers zijn bedekt met dossiermappen. 43 duizend, om precies te zijn.
Een deel van de mappen draagt een achter- en voornaam op de rug – Grinfeld Sara, Opatowski Mosze. Ze zijn gevuld met (summiere) informatie over een persoon, een detail, iets, het enige dat nog te achterhalen viel uit archieven en getuigenissen. In andere stellingen staan lange rijen dunne aktemapjes. Leeg. De voltallige joodse bevolking die hier ooit leefde, elke persoon die werd opgeslokt krijgt de ruimte, ook al weten we niet meer precies wie zij waren.
Het overweldigt, zo’n bewaarplaats die maar deels iets bewaart. Het is de droom van Pietrasiewicz om ook de naamloze mappen ooit te vullen.

Konvooi nr. 63

De poging tot persoonlijke reconstructie vind je ook bij de Frans-joodse auteur Marcel Cohen (1937). In zijn boek Het innerlijke toneel: feiten, vertaald door Katelijne De Vuyst, probeert hij de karakters van omgekomen familieleden te ontvouwen. Het blijft noodgedwongen bij een tastende zoektocht langs het weinige dat is overgeleverd. Over zijn zusje, die als baby van zeven maanden samen met moeder op transport werd gesteld, schrijft hij: ‘Je vindt Moniques naam alleen in het bevolkingsregister van Asnières, op een armbandje, en onder de naam van Marie, op de lijst met de gedeporteerden van konvooi nr. 63.’ De auteur speurt zijn geheugen na, maar komt tot de conclusie dat hij geen enkele herinnering aan haar heeft.
De namen blijven noemen, zoals dat in Westerbork gebeurt, wordt in de Grodzka-poort in Lublin tot het uiterste beproefd. Het resultaat is een vorm van kunst, een eerbetoon, hoe schamel ook. De stem en de dossiermap, daar moeten we het mee doen.

Ankie Lok is eindredacteur en freelance journalist. In 2019 reisde ze naar Polen en bezocht daar vernietigingskamp Chelmno, concentratiekamp Majdanek en de vernietigingskampen van Aktion Reinhardt: Belzec, Sobibor en Treblinka. Lees hier deel 1 van deze blogserie. En lees hier deel 3.