Gastcolumnist Esmé van den Boom kocht een nieuwe auto. De aardige autoverkoper kon al haar zorgen wegnemen, behalve één.

‘En nou niet zo’n zorgen meer maken hè, mevrouw. U heeft een goede auto, keurig verzekerd, dus vanaf nu komt het helemaal goed.’ We reden al weg bij de autodealer toen de verkoper van dienst gebaarde dat ik het raampje even moest opendraaien, zodat hij me deze bemoedigende woorden kon meegeven.

Twee weken lang, vanaf de eerste proefrit tot het moment dat ik mijn pinpas in de betaalautomaat stak, had ik de verkoper elke dag gemaild, gebeld of geappt. Ik weet dat de meeste mensen als ze het woord ‘autoverkoper’ horen, denken aan de vader van Roald Dahl’s Mathilda, aan gladjakkers die met de boormachine het toerental terugdraaien en goud geld verdienen aan elke onbenul, maar mijn autoverkoper legde me met engelengeduld van alles uit over offertes, verzekeringen, grote beurten en elektrisch rijden, en kon zelfs nog lachen toen ik op zijn geruststelling reageerde met: ‘Ik zou willen dat ik dat kon, maar ik denk dat ik nog wel een paar nachten wakker lig.’ Dat was ook zo: ik dacht nog een nacht of vier aan klapbanden en door mijn hoofd zong steeds de zin hier gaat iets fout.

Nieuw waren de klapbanden, het zinnetje was me al bekend van geruislozer piekermateriaal. Meestal lig ik wakker van problemen die zich op grotere schaal afspelen. Op moment van schrijven is het de Nederlandse earth overshoot day: de jaarlijkse dag waarop de inwoners van Nederland evenveel grondstoffen hebben verbruikt als de aarde ons in een jaar kan bieden. De rest van het jaar leven we dus op de pof. En het ergste is: niemand kan écht bevatten dat de aarde, als we nu wereldwijd alles op alles zetten, alsnog 1,5 graden zal opwarmen – met alle gevolgen van dien.

Waarom kwam er dan een auto?, vraagt de wakkere lezer zich af. Ik zou kunnen schrijven dat mijn vriend en ik niet meer wilden vliegen als we op vakantie gaan en alternatief vervoer nodig hadden, en dat zou waar zijn. Maar ik wil ook graag de lezer eraan herinneren hoe fijn het is om in het bos te lopen, en dat er maar weinig bossen zijn in Groningen en tevens niet bepaald op fietsafstand. En heeft de lezer wel eens geprobeerd om voorafgaand aan familiebezoek met een hond en een hondenbench en de eigen tas met kleren en boeken en een bos bloemen en de tas met speeltjes en voer het halve land door te reizen en drie keer over te stappen (en het laatste stukje met de bus te doen, waar de lezer misschien tegen kan, maar waar ik absoluut wél misselijk van word)?

Mijn gemoedsrust is toegenomen sinds de auto er is: ik kom meer buiten en beweeg dan veel, ik kijk in de verte, zie groen en water, ik zie de mensen om wie ik geef vaker dan eerst – en met veel meer rust. Alsof ik door onze auto makkelijker een raampje in mijn leven kan opendraaien waardoor positieve gevoelens binnenwaaien. Maar hoe hard de goede luim ook door het open raam klappert, dezelfde gedachte blijft rondzingen: hier gaat iets fout. Soms stel ik me voor dat ik de autoverkoper bel als ik niet kan slapen. Dan zou ik vragen of hij nog één keer wil zeggen dat het allemaal goed komt, en ik zou aan zijn stem horen dat hij het echt meende.

NOORDWOORD
Noorderbreedte geeft een podium aan literair talent van NOORDWOORD, de organisatie die vanuit de stad Groningen het enthousiasme voor literatuur aanwakkert. Elk kwartaal lees je één column in het blad en twee columns online. Nu Esmé van den Boom.