Eenderde van de Groningse huizen is in de laatste dertig jaar gebouwd. Een groot deel daarvan moet nu versterkt worden. Al die kosten waren overbodig geweest als de overheid direct bouwers had verplicht om anders te bouwen op een gasveld.

In 1993 gingen de gasregenten ‘de tunnel’ in, zo bevestigde de eerste verhoorweek van de parlementaire enquête. Gaswinning was veilig, beweerden ze. Er waren kleine aardbevingen mogelijk, maar die zouden amper schade aanrichten. Die benadering werd het uitgangspunt voor beleid, voor schaderegelingen, gaswinningen en voor bouwwerken.

Met een meer open vizier had de geschiedenis er zo uit kunnen zien:

In 1993 begon het te dagen: gaswinning op het Groningerveld zorgt voor beweging in de ondergrond. Daarom voerde Groningen een provinciaal bouwbesluit in. Alle nieuw te ontwerpen gebouwen moesten er rekening mee houden dat er aardschokken zouden kunnen plaatsvinden. Bestuurders stelden de veiligheid van de bewoners voorop.

De NAM moest zich daarnaar schikken en kon niet langer ontkennen dat de lucratieve gaswinning gevolgen kon hebben voor de mensen die op de gasbel wonen. Om vergunning te krijgen voor toekomstige gasboringen, moesten zij vijf procent van de gasopbrengst opzij te zetten voor ‘het nieuwe bouwen’.

De bouwers stribbelden eerst tegen. Maar zelfs zij moesten erkennen dat de baksteen- en cementbouw juist bij aardschokken gevaarlijk is voor de mensen. Hout is veel flexibeler, stro is lichter en geeft daarom minder risico op instorting. Met die goed gevulde aardgaspot konden regionale bouwers overschakelen naar hout en andere lichte materialen.

De innovatie kreeg een impuls toen de Groninger boeren aan boord kwamen. Die gingen hennep, stro, riet en hout leveren aan de bouwers en verzekerden zich van een goed verdienmodel. De scholen en universiteit zetten opleidingen ‘bouwinnovatie’ op waar driftig gespeurd wordt naar bouwmaterialen die beter bestand zijn tegen aardschokken en bovendien duurzamer zijn.

Gemiste kans

Stel dat het zo was gegaan, dan had Groningen het centrum voor bouwinnovatie kunnen worden. Dat de Randstad nu begint te bewegen in de richting van circulair bouwen is mooi, maar dan hadden Groningers al een kwart eeuw ervaring opgedaan met hout en andere lichte materialen. Circulair avant la lettre, gewoon omdat het wijs is wanneer de aarde kan schudden om niet met steen en cement te bouwen.

De uitnodiging om andere materialen en bouwtechnieken toe te passen, trekt creatieve geesten en had Groningen tot een innovatieve bouwregio kunnen maken. Wie weet had een Nederlands Architectuurmuseum zich in Groningen gevestigd en had je naar dat innovatiecentrum kunnen reizen met een zweeftrein.

Het is helaas niet zo gegaan. Onze bestuurders gingen in 1993 achter de NAM aan de tunnel in. Achteraf weten we dat ze met een opener blik en meer oog voor de veiligheid van de mensen kritischer hadden moeten kijken naar de verhalen van de NAM dat de gaswinning ‘veilig was’. Er waren wetenschappers die daarbij wilden helpen – ze vertelden in de eerste week van de parlementaire enquête hoe ze opzij gedrukt werden door de gasbedrijven.

Dat Groningen nu geld steekt in huizen die de laatste dertig jaar zijn gebouwd, kun je labelen als ‘de prijs van zwak bestuur’

Niet alleen bestuurders, ook de bouwbranche paradeerde mee in het gelid van de NAM. De bedrijven wisten, of hadden kunnen weten, dat Groningen met aardschokken te maken had ten gevolge van de gaswinning. En dat je dus beter anders kunt bouwen. De branche is traditioneel, zo bevestigde een reeds lang gepensioneerde bouwheer me tijdens een recente lezing over ‘Ontaard land’.

Baksteentraditie

Vele eeuwen geleden waren bakstenen modern. De Groninger klei scheen in gebakken vorm felrood op en kleurde zo ook de identiteit van gebouwen in deze regio. Maar in een huidige bevende en geëxploiteerde bodem zijn lichtere bouwmaterialen veel voor de hand liggender. Elke bouwer weet dat en elke bestuurder die zich erin verdiept zou dat ook kunnen weten. Maar als je een baksteenfabriek hebt, of een industrie die betonnen vloer- en muurdelen aflevert, wil je daar natuurlijk liever niet aan. De bouwers weten ministers goed voor hun kar te spannen.

Dat Groningen nu versterkingsgeld moet steken in huizen die de laatste dertig jaar zijn gebouwd, kun je wat mij betreft labelen als ‘de prijs van zwak bestuur’. Alle versterkingskosten van die huizen zouden overbodig zijn als de overheid direct in actie was gekomen en bouwers verplicht had om anders te gaan bouwen op het gasveld.

Wat een kans hebben we laten liggen om van dat grootste aardgasveld een toekomstgerichte regio te maken met creatieve veranderingsgezinde bouwers! Inmiddels staat bouwen met lichte materialen in de hele wereld in de schijnwerpers: je kunt er je energiegebruik en CO2 uitstoot fors mee reduceren.

Dezelfde fout

Bij de operatie ‘schadeherstel’ leent de overheid zich opnieuw voor die benadering waarin de bouwers spekkoper zijn en de bewoners met de gebakken peren zitten. Scheuren in muren worden gerepareerd, keer op keer. Telkens moeten bewoners schade melden en komen er experts en bouwers repareren. Na nieuwe aardbevingen (en ze blijven nog jarenlang komen) ontstaan nieuwe scheuren. Overheid en bouwers hebben een ‘schade-economie’ gebouwd die zo in elkaar steekt dat er steeds nieuw werk ontstaat voor een traditionele sector.

Veerkrachtiger maken van de fundering zodat muren in de toekomst niet zo snel meer scheuren? Nee, dat past niet in het zorgvuldig vastgelegde schade-protocol. Bewoners die het anders willen aanpakken, stuiten op een muur van verzet. Hoe jammer dat onze regionale overheid haar bouwers bevestigt in hun behoudzucht in plaats van hen uit te dagen om te vernieuwen.