Gastcolumnist Esmé van den Boom begint het slome rondje dat ze iedere dag met haar hond maakt steeds interessanter te vinden.

Drie keer per dag loop ik hetzelfde rondje door het Noorderplantsoen in Groningen, omdat ik er mijn hond uitlaat. Vanaf de Kerklaan loop ik de loslooproute op, waar altijd fietsers een stuk afsnijden en soms heel erg hard voor mijn hond moeten remmen.

Ik wandel langs de vijver en kom bij het hondenveld, waar mijn hond speelt met alle andere hondjes die ook om respectievelijk half acht, één uur en vijf uur worden uitgelaten. Meestal loop ik met een paar andere baasjes op, om de berg heen, langs de muziekkoepel waar altijd alcoholisten op een bankje zitten, en ten slotte langs het veld en het niet-fietspad weer naar huis. Als ik niet blijf kletsen, trek ik binnen twintig minuten de voordeur weer achter me dicht.

Saai? Nooit.

Collage van papier met water, steen en plant – geïnspireerd op de verhalen van Van den Boom

Ik ben groot fan van dichter en journalist Marjoleine de Vos, omdat ze zo raak schrijft, maar ook omdat ze schrijft over alles wat soms basaal of pietluttig kan lijken, maar voor mij het leven de moeite waard maakt: literatuur, eten, vrienden, wandelen, het Noorden. Vorig jaar schreef ze in NRC over het ontdekken van het bijzondere in het gewone, over veel thuis zijn en daarvan genieten.

[E]rgens in die herhaalde keren verliest een plek zijn belang, die wekt geen nieuwsgierigheid meer en slijt af tot je zegt: “Ik heb het daar nu wel gezien.”

Dan pas begint het interessant te worden. Nu doorzetten! Blijven komen. Steeds weer dezelfde wandeling maken, dezelfde treinreis, steeds weer in dezelfde stoel gaan zitten, net zo lang tot je het zó diep gewend bent dat de kleine verplaatsingen van het licht gedurende de dag je iets zeggen en je opmerkt dat die wel degelijk elke dag anders zijn, omdat licht echt nooit hetzelfde is.”

Voordat ik een hond had, liep ik het rondje ook wel eens. Vooral op een slome zondag, om toch maar even buiten te zijn. Toch voelde het rondje niet echt als buiten, en het ging me al snel tegenstaan: te druk, te saai, te aangelegd, te braaf. Maar sinds ik ietwat gedwongen zo vaak hetzelfde stukje loop, herken ik wat De Vos beschrijft.

Een boom die in het water is gevallen was eerst een bruggetje voor kinderen, toen een springplank voor een labrador die vrolijk in het water plonsde, een week later nestelde er een meerkoet in en deze week viel het me ineens op dat de boom was gaan bloeien.

Esmé van den Boom

Zo weet ik elk jaar dat de lente echt is begonnen als ik de daslook ruik. Het groen van de struiken verandert subtiel van kleur, soms binnen een dag. Ik mis elke boom die de afgelopen maanden door storm is omgewaaid of preventief gekapt is. De leemte is voelbaar, en stemt soms verdrietig – een kastanje die gekapt moest worden wegens ziekte is vervangen door een sprietje dat ik in mijn levensjaren nooit uit zal zien groeien tot de grootte van zijn voorganger.

Af en toe is er juist verwondering en plezier. Een boom die in het water is gevallen was eerst een bruggetje voor kinderen, toen een springplank voor een labrador die vrolijk in het water plonsde, een week later nestelde er een meerkoet in en deze week viel het me ineens op dat de boom was gaan bloeien. Dappere witte bloesem tegen de groene oever van de Grachtstraat.

De Vos haalt het gedicht ‘Bij Loosdrecht’ van K. Schippers aan. Het bestaat uit één regel: „Als dit Ierland was, zou ik beter kijken.” Bijna had ik niet geschreven over het Noorderplantsoen, al zo bekend en vaker bezongen. Maar toen ik begin dit jaar in Ierland was, was ik mijn rondje dankbaar. Ik had op het zorgvuldig kijken alvast geoefend.

NOORDWOORD

Noorderbreedte geeft een podium aan literair talent van NOORDWOORD, de organisatie die vanuit de stad Groningen het enthousiasme voor literatuur aanwakkert. Elk kwartaal lees je één column in het blad en twee columns online.