Voor een poëzieproject over wandelende bomen ging ik ter inspiratie naar het Friese Waddendorp waar ik ben opgegroeid: Oosternijkerk. In de tuin rondom de boerderij waar ik had gewoond, herkende ik inderdaad de kastanjes, lindes en perenbomen en in het Skoallebosk was nog een aantal paadjes van weleer te ontwaren. En die zeelucht! Hierzo, net benedendijks, voel ik me thuis.
De romantiek van je thuis voelen, is sinds jaar en dag voer voor dichters. Het verhaal, met onszelf als middelpunt, ontstijgt de materiële wereld van kastanjebomen in de koude kleigrond. Onze binnenwereld maakt van een plek deze Plek.
Ik woon nu zeventien jaar in Groningen en de Waddenzee drijft mij ook in deze provincie noordwaarts. In Hornhuizen ben ik gastwaard bij herberg Wongema, waar ik koffiezetten en afwassen afwissel met ronddwalen door het Hogeland. Daar mijmer ik over plekken en verhalen.
Als ik een rondje Pieterburen fiets, word ik verrast door de friszoete geur van… tulpen? Ik heb nog nooit een tulp geroken. We presenteren ze en consumeren ze als symbolen. We kijken ernaar, zien onszelf en dat verkoopt. Lokaliteit is dus niet alleen een stokpaardje van kunstenaars. Verhalen vertellen evenmin, trouwens. Er wordt heel wat opgepoetst en afgeschermd door de scenarioafdelingen van de kapitalistische moloch. Wanneer een oranje bank leuk doet met groene keuzes van particuliere klanten terwijl hij zelf de grootste kredietverlener is aan fossiel, heet dat green washen. Wanneer een museum lippendienst bewijst aan sponsoren uit de fossiele brandstofsector, heet dat art washen. Als een fastfoodgigant zijn ongezonde en onvriendelijke praktijk opvrolijkt met wat plantaardige variatie, heet dat vegan washen. Ook het ‘thuisgevoel’ aanwakkeren is een effectieve marketingstrategie. Wanneer we ons laven aan sentimenten vergeten we even de materiële consequenties van ons consumeren.
Vanuit Wongema wandel ik een ‘rondje dijk’. De sentimenten waaien me tegemoet. De idylle van koeien in de wei en schapen op de dijk maken zogezegd deel uit van onze identiteit. Wanneer ik lammetjes zie rondspringen, springt mijn hart gezellig mee. Totdat mijn maag wordt samengeknepen en dissonantie haar intrede doet: lentekriebels of leedvermaak? Ik zag net nog een bak lamscurry in de vriezer liggen, in de koelkast stonden boter, kaas en yoghurt, en de stapel eierdozen in de keuken wordt altijd aangevuld. Producten van lokale boeren.
Uit de buurt, op je bord. Er wordt eindeloos gedweept met streekproducten. Maar wanneer exploitatie wordt opgepoetst door in te spelen op het onweerstaanbare onderbuikgevoel dat lokaliteit geeft, heet dat local washing. Gevangengehouden, gebruikt, gedood of bespoten – om de hoek maakt dat helemaal geen mooier verhaal, het maakt het enkel lokaal.
Sommige verhalen gaan de symboliek voorbij en werpen een rookgordijn op tussen gevoel en materiële werkelijkheid. En terwijl we de woorden slikken, verteren we de aarde.