Gastcolumnist Anna Dijk vindt geluk in straatlantaarns en sterrenstelsels.

Vroeger was ik doodsbang voor het donker. Als ik ‘s nachts naar de wc moest, maakte ik een spoor van licht voor mezelf: mijn nachtlampje ging aan voor ik uit bed stapte, vanuit mijn kamer knipte ik het licht op de overloop aan, daarna rende ik naar beneden om de lamp in de gang aan te doen en tot slot snel die in de wc. 
In het donker scholen monsters en schaduwwezens. Ik wist niet wat ze met me zouden doen als ze me te pakken kregen, ik wist alleen dat ik veilig was in het licht. 

Ik denk dat hier ook mijn liefde voor kunstmatig licht vandaan komt. Met name straatlantaarns vind ik prachtig. De bebouwde kom ziet er in het licht van straatlantaarns ineens heel bedacht en gecontroleerd uit, als een filmset. 
En op het platteland zijn straatlantaarns een soort eilandjes. Alles wat in het licht valt bestaat net iets meer dan wat erbuiten valt. Het stuk straatstenen en berm vlak onder de lamp, die ene laaghangende boomtak. Daaromheen is de wereld kleurloos en donker. 
Als mijn vader me vroeger ‘s avonds naar huis reed, ging hij altijd binnendoor (wat in de praktijk bijna altijd een omweg was) over de Drentse landweggetjes, omzuild door rijen hoge bomen. 
De bomen maakten de wereld nog donkerder dan hij al was, maar in de verte was er altijd een straatlantaarn zichtbaar die een hoek of afsplitsing verlichtte. Het licht werd groter en groter, tot het over ons heen suisde, even onze gezichten verlichtte en weer verdween. En altijd was er in de verte een nieuwe hoek, met een nieuw licht in de tunnel van bomen.

Ik ben nog steeds verliefd op straatlantaarns, maar die liefde is wel veranderd. Vooral omdat ik steeds meer leerde over kunstlicht. Hoeveel overlast het veroorzaakt voor dieren, hoeveel energie het kost en hoeveel impact het heeft op de sterren die je kan zien, zelfs op de donkerste plekken van Nederland. Op De Correspondent schreef Marjolein van Heemstra dat wij niet meer dezelfde sterrenhemel kunnen zien als onze ouders. 

Tot op de dag van vandaag is er een jonge versie van mij die tegen me fluistert dat er monsters schuilen in donkere deuropeningen en bosjes, maar inmiddels kan ik die stem geruststellen en er doorheen kijken. 
Het idee van straatverlichting is dat het de wereld veiliger maakt. Maar is dat ook zo? Mijn angst voor het donker werd niet opgelost door meer licht. Het verdween toen ik mijn eerste baantje had, bij een restaurant in een dorp verderop. De weg die de twee dorpen verbond had nauwelijks straatlantaarns. Mijn zwakke fietslamp verlichtte net genoeg van het fietspad om te kunnen zien dat ik niet van de weg afreed. Maar ik keek nauwelijks naar de weg. Ik keek omhoog, naar de melkweg die zich boven mijn hoofd uitstrekte. Misschien niet de melkweg die mijn ouders of grootouders konden zien, maar alsnog iets waar geen kunstlicht tegenop kan. 

NOORDWOORD

Noorderbreedte geeft een podium aan literair talent van NOORDWOORD, de organisatie die vanuit de stad Groningen het enthousiasme voor literatuur aanwakkert. Elk kwartaal lees je één column in het blad en twee columns online. Nu Anna Dijk.

Trefwoorden