‘Slopen of niet slopen, dat was de keuze die de bewoners moesten maken. Maar als jij degene bent uit het rijtje die niet tekent voor sloop, mag de rest ook niet gesloopt worden. Mensen zijn daarin overvraagd. De puzzel gaat voor mij niet over individuele mensen die eraan onderdoor gaan. Groningers ondervinden schade in hun leven, niet alleen aan hun huizen. Dat heeft zijn uitwerking op de hele gemeenschap.’
Door onmacht en ongelijkheid komen Groningers tegenover elkaar te staan, zegt Van Bergen. Ze ziet daarin een belangrijke taak voor geestelijk verzorgers. ‘Mensen nemen een rol aan. Je hebt te maken met slachtoffers, daders en omstanders. Geestelijk verzorgers moeten ervoor zorgen dat ze omstander blijven en vooral luisteren.’
Zo komt het voor dat iemand die zich slachtoffer voelt de man die de schade komt opnemen als dader gaat zien. ‘Deze man is misschien van goede wil, maar heeft weinig macht om daadwerkelijk wat voor het slachtoffer te betekenen. En zo gaat de schadeopnemer zich schuldig voelen en wordt hij ook slachtoffer. Belangrijk is dat mensen uit de rol van slachtoffer en dader stappen, en begrip krijgen voor elkaars situatie.
‘Toen wij als geestelijk verzorgers de leden van de parlementaire-enquêtecommissie op bezoek kregen, hebben wij hun een duidelijke boodschap gegeven: laat niet alleen de hotemetoten aan het woord. Luister vooral naar de mensen die slachtoffer zijn van de aardbevingen en de schadeafwikkeling. Je kunt voor een vorm van erkenning zorgen als je hen aanhoort.’
Enkel de inwoners hun verhaal laten vertellen tijdens de parlementaire enquête is niet genoeg. ‘Met de overhandiging van het rapport dit jaar zijn de problemen niet opgelost.’ Van Bergen denkt geregeld aan Zuid-Afrika. Net als dat land moet Groningen een waarheids- en verzoeningscommissie krijgen. ‘Maar wel in een andere vorm. De onderlinge strijd en het geweld zijn na de verhoren in Zuid-Afrika gewoon doorgegaan. Toch heeft gebeurtenissen delen mensen steun gegeven. Desmond Tutu die als voorzitter van de waarheidscommissie zijn hoofd op de tafel legde en huilde om wat hij hoorde: dat is erkenning.’
In het verleden zijn talloze voorbeelden te vinden van slachtoffers die na een ramp de gebeurtenissen verzwijgen. De herinneringen zijn te pijnlijk. ‘Kijk naar de KNIL-militairen. Of naar de sluiting van de Staatsmijnen in Limburg. Het is daar lang stil geweest. Pas nu komen de verhalen naar boven en worden er boeken over geschreven.’
Zo’n proces zou zich ook kunnen voltrekken in Groningen, denkt Van Bergen. ‘Als ik naar andere rampgebieden kijk, zie ik dat juist de eerstvolgende generaties gaan graven in het verleden. Ze hebben de ramp zelf niet meegemaakt, maar willen het verhaal in zijn compleetheid boven tafel hebben.’
Daarmee verandert de identiteit van zo’n generatie. ‘Trots hoort daarbij, of een vorm van strijdbaarheid. Hoe het eruit gaat zien, weet ik niet.’ De verwerking zal jaren duren. ‘Als de versterkingsoperatie ten einde is en er geen nieuwe bevingen meer zijn, als duidelijk is wie de winnaars en verliezers zijn, en als op een gegeven moment de mensen sterven die het hebben meegemaakt, ontstaat er een vacuüm waarin nieuwe dingen kunnen gebeuren. Ik ga dat niet meer zien. Over 40 jaar ben ik 103.’