Ze verruilden hun appartement in Nieuwegein voor een huis in het aardbevingsgebied. Het kostte Richard en Karin Freriks geen moeite om van stadsmensen in plattelanders te veranderen.

‘De eerste dingen die ik aanschafte, waren een Gronings woordenboek en een kookboek’, vertelt Karin Freriks (53). ‘Als je hiernaartoe komt, moet je je aanpassen. Dat hoort erbij.’
Vijf jaar geleden is ze met haar man Richard (51) vanuit Nieuwegein verhuisd naar een huis vlak bij ’t Zandt. ‘Ik wil hier nooit meer weg.’ Richard zit met een kop koffie aan de keukentafel. Hij draagt een dik, gebreid vest. Zijn handen zijn zwart van het werken in de tuin. ‘Ik heb hier alles.’
Vanuit de pas versterkte woning kijkt hij uit over de akkers. ‘Voordat we op zoek gingen naar een nieuw huis, was ik nog nooit in Groningen geweest.’ Toen hij op zijn dakterras in Nieuwegein een sauna bouwde en kippen ging houden, ontdekte Richard dat het stadse leven niet meer bij hem paste. ‘Ik kreeg klachten van de buren omdat ik hout stookte. Er zijn zoveel regels in de stad. Heel anders dan hier.’
In diezelfde periode werd zijn moeder ziek. ‘Ze was net 65, kreeg kanker en overleed.’ Het zette hem aan het denken. ‘Jôh Ries, wat wil je met je leven? Je hebt centen verdiend. Je hebt horecazaken gehad. Veel personeel en veel gezeik. Wat wil je nu eigenlijk?’

Met Karin ging hij op zoek naar een huis met een groot stuk grond en zo min mogelijk buren. Na twee jaar vonden ze tussen Zijldijk en ’t Zandt hun ideale plek. Op het erf waar eerst paarden liepen, plantten ze fruitbomen en legden ze een groentetuin aan. Van de fruitoogst maken ze nu jam en appelstroop. Potten vol, die ze in kramen langs de weg verkopen.
Haar achtergrond als kok helpt Karin om producten uit de regio te bereiden. ‘Met oud en nieuw maken we spekdikken en kniepertjes voor de mensen in het dorp. Voor het eerst spekdikken naar een Groninger brengen was wel spannend. Wij weten natuurlijk niet hoe ze horen te smaken. Dan is het leuk als je enthousiaste reacties krijgt.’

Ook buiten het dorp hebben ze inmiddels contacten. ‘Ik mag graag een praatje maken met de agrariërs die op het land bezig zijn’, vertelt Richard. ‘Voor ik het wist zat ik naast een boer op de trekker. We reden twee lijntjes samen en toen zei hij: “De rest van het land is voor jou. Ik zie je eind van de middag wel. Veel plezier. Moi!” Nou, daar zit je dan op een trekker van twee ton, met alles wat erachter hangt.’ Inmiddels is Richard een volleerd trekker­rijder. Hij oogst zelfstandig aardappelen en suikerbieten met een rooimachine van drieëndertig ton. ‘Werelds is dat!’

Hoe idyllisch het leven op het Groningse platteland ook lijkt, ze kennen de schaduwzijde. ‘We woonden hier net twee weken toen medewerkers van Centrum Veilig Wonen voor de deur stonden’, vertelt Karin. ‘Ze zeiden: doe maar niets aan het huis want je hebt grote kans dat het plat moet.’ Het huis ging niet plat, maar werd versterkt. ‘Alleen de buitenmuren bleven staan.’ De verbouwing duurde niet de beloofde twaalf weken, maar negen maanden.
‘Mensen in het Westen hebben geen idee wat voor impact de aardbevingen hebben.’ Karin spreekt uit ervaring. Voor de verhuizing had ze dat zelf ook niet. ‘Als we dat toen hadden geweten, hadden we het niet aangedurfd.’ Ze zegt het voorzichtig, want ze zou voor geen goud terug willen naar het drukke Nieuwegein. ‘Het is allemaal ellendig maar je krijgt er veel voor terug.’
‘We kunnen ons goed met z’n tweeën vermaken’, zegt haar man. ‘Koken en rommelen in de tuin. Volgend jaar bouw ik een pizzaoven. Er komt ook een sauna. Je hoort het: we zijn hier nog lang niet uitgekeken.’