In ’t Zandt zijn in één straat alle huizen gesloopt, behalve de woning die er het slechtst aan toe is, die van Martin Tap.

‘Het enige huisje in de leegte’, zo noemt zijn vriendin de woning. Martin Tap (32) is de enige bewoner van de straat. Om hem heen worden bevingsbestendige huizen gebouwd. ‘Sinds ik hier zit, woon ik in een bouwput. Altijd lawaai. Eerst stonden alle oude woningen er nog. Maar ze begonnen al snel met slopen.’
‘Kraa, Kraa.’ Een grijze roodstaartpapegaai wiebelt op een stok. De vogel zit in een grote kooi in de hoek van de kamer. ‘Word je rustig?’ Tap spreekt het dier sussend toe. ‘Nieuwe mensen, hè. Die kent ze nog niet. Zij heeft mij ge­kozen als partner. Ik kan alles doen. Aaien, oppakken. Een ander lukt dat niet.’
Drie jaar geleden kwam de vogel in Taps leven. ‘Atje heet ze. Van Atje voor de sfeer, de hit van de Drentse zanger René Karst. Ze kan wel vijftig worden. Een vriendinnetje voor het leven.’
Atje is niet het enige dier in huis. In de vrijstaande jarendertigwoning aan de rand van ’t Zandt leven ook twee poezen en een parkiet. Op het dressoir staat een aquarium vol vissen. Achter in de tuin lopen kippen en fladderen vogels in een volière.

Een poging om Taps huis gelijk met de andere woningen te laten slopen, is mislukt. ‘De projectleider van Nationaal Coördinator Groningen kreeg het niet voor elkaar. Er was geen geld, of zoiets.’ Niet veel later stond de wethouder bij Tap op de stoep om te helpen. NCG en de gemeente nemen nu elk een deel van het bedrag voor hun rekening. ‘Ik hoop dat het snel gaat. Het huis is nog leefbaar, maar wel oud. Het is er slechter aan toe dan de huizen die al zijn gesloopt.’

Na een verbroken relatie verhuisde Tap twee jaar geleden terug naar ’t Zandt. ‘Ik woonde in Middelstum. Ik had daar helemaal niets, kende niemand. Ik kon deze woning goedkoop overnemen van de ouders van mijn kameraad. Ze zijn op leeftijd en deden niet mee aan de sloop.’
Op de vlakte rond zijn huis staan de gevels van de nieuwe woningen inmiddels overeind. ‘Gelukkig is het einde in zicht. Ik werk in ploegendienst, dus als ik thuiskom uit een nachtdienst beginnen de bouwvakkers. Het is niet altijd een pretje. Ik slaap met oordoppen in. Vandaag hoorde ik voor het eerst geen herrie. Misschien zijn ze bijna klaar. Nu mijn woning nog.’
Ondanks alle ongemakken piekert Tap er niet over om weg te gaan. ’Ik wil hier tot mijn dood blijven. Ik heb hier alles: mijn familie en vrienden, de schietvereniging en de biljartclub.’ Op zijn elektrische step rijdt hij door het hele dorp.
Onder de gootsteen staat een emmer. Verstopte afvoer. ‘Ik heb alles geprobeerd om die leiding weer schoon te krijgen. Het lukt niet.’ Dus loopt hij nu al een jaar met een volle emmer van keuken naar put. ‘Ik kan er nog wel even mee leven. Maar de sloop mag al wel beginnen hoor! Heerlijk, een mooi nieuw huis.’
‘Hallo?’ Atje laat van zich horen. ‘Hallo’, antwoordt Tap. ‘Ik heb haar woorden geleerd. Bier, I love you, kusje, hatsiekadee en Atje voor de sfeer. Ze kan ook het Google-apparaat bedienen. “Hé Google, speel Radio Noord af”, zegt ze dan. Als ik binnenkom staat de radio vaak al aan. Dan heeft ze haar eigen muziek.’
Tap hoopt dat het papierwerk in maart rond is en dat de sloop dan kan beginnen. In zijn hoofd heeft hij het huis al helemaal uitgedacht. ‘Dan denk ik ook aan Atje, dat de tuindeuren opengaan en dat ze lekker naar buiten kan. Dan maak ik de achterkant dicht met een net. Terrasdeurtjes open en lekker zitten. Een droomhuis en dan ook nog in ’t Zandt. Kan niet beter.’