Boeren in Groningen hebben niet alleen te maken met stikstof- en milieuregels, maar ook met aardbevingsschade en de energietransitie. Zo ook aardappelveredelaar Karel Biemond uit Eenrum.

In de professionele keuken op de boerderij van Karel Biemond (42) staan tientallen bakjes met gekookte aardappelen. ‘Tijd om te testen’, zegt de aardappelveredelaar en akkerbouwer in Eenrum lachend.
‘Het begon allemaal met mijn oom, een hobby-veredelaar. Hij overleed jong en mijn vader nam de veredeling toen bedrijfsmatig over. Inmiddels is aardappelveredeling de hoofdmoot van ons bedrijf, dat naar mijn oom genoemd is. Maar we hebben ook nog bieten, graan en pootgoed.’
Het duurde even voor Biemond zelf het veredelingsvirus te pakken had. ‘Ik heb systeemapplicatie en netwerkbeheer gestudeerd. Maar ja, dan zit je op een mooie lentedag in een donkere serverruimte te werken. Dat wilde ik niet. Ik begon mijn vader te helpen met veredelingswerk en vond dat steeds leuker.’
Er bestaan wereldwijd vierduizend aardappelrassen en dat getal blijft groeien, zegt Biemond. ‘Dat is logisch, want de omstandigheden waarin de gewassen groeien veranderen steeds. Er ontstaan bijvoorbeeld nieuwe ziektes of we krijgen te maken met verzilting. Ook mogen er minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden. Daar moeten we onze aardappels op aanpassen.’ Ook is er simpelweg behoefte aan variatie. Biemond: ‘Aardappelen voor friet van McDonald’s hebben heel andere eigenschappen dan de aardappelen die de lokale snackbar gebruikt. En ook het land van bestemming heeft veel met het ras te maken. Engeland wil vooral witvlezige aardappelen, Duitsland wil ze zo geel mogelijk. Aardappelen voor de Afrikaanse markt moeten zo groot mogelijk zijn, makkelijk te telen, resistent zijn tegen bepaalde ziektes en hebben idealiter niet veel stikstof nodig.’

Biemond wil verder met het aardappelveredelingsbedrijf, maar de toekomst is niet zonder zorgen. ‘Over drie jaar loopt de licentie van een van onze grote rassen af. Dat betekent dat de aardappel vanaf dat moment vrij op de markt komt, en dat wij dus minder inkomsten hebben.’ En dan is er nog het personeelstekort. ‘Er staan 40 duizend zaailingen in de kas en we werken met 39 duizend klonen. Er zijn veel handjes nodig om die te rooien en uit te selecteren.’
Ook heeft het bedrijf te maken met milieu- en stikstofregels. ‘Wij moeten nu drie meter van de slootkanten vandaan blijven. Dat betekent dat ik van mijn zestig hectare misschien vier of vijf hectare kwijtraak.’ Biemond zwijgt even en gaat dan verder. ‘Kijk, wij hebben onze grond op peil. Dan moet je geen roofbouw gaan plegen. Minder stikstof gebruiken zou de grond juist uitputten.’
Hij wijst om zich heen. ‘Daar stond tot een paar jaar geleden een oude tweekapper met aardbevingsschade. De muren stonden niet meer recht op elkaar, overal scheuren. Het was niet veilig. Uiteindelijk – na een slepende procedure – hebben we subsidie gekregen voor nieuwbouw.’
Het hypermoderne gebouw is aardbevingsbestendig. Boven op de schuren prijkt een enorme kas, als een glazen dak. Bovendien wordt het geheel duurzaam verwarmd. ‘We zijn van het gas af. De warmte komt vanuit de koelinstallaties. Ook staan er sinds kort twee windmolens op ons land. Niemand heeft daar last van, dit is een goede plek. Toch duurde de vergunningsaanvraag bij de gemeente anderhalf jaar. Ik snap dat niet: we zitten midden in de energietransitie en dan werken de instanties je tegen.’

Ja, Biemond heeft de intentie om het bedrijf straks over te nemen als zijn ouders ermee stoppen. ‘Ik vind het fijn hier. De ruimte, de rust. Je moet me niet in de Randstad zetten. Maar als ik hier wil blijven, moeten we wel investeren: in machines en misschien ook wel in extra personeel.’ Onzeker is het wel. ‘De landbouwsector staat onder druk. Er wordt veel geschreeuwd maar geen houvast geboden. Er is geen stip op de horizon. Dat geldt vooral voor de veehouders natuurlijk. Maar ook ik weet bijvoorbeeld niet wat ik over een maand wel of niet mag inzaaien.’
Biemond wil het bedrijf alleen overnemen als de veredelingstak blijft bestaan. ‘Ik ben geen akkerbouwer, ik wil niet met kiepers rondrijden. Het priegel­werk, dat is mijn ding. In het veredelen zie ik wel toekomst. Er zijn immers altijd uitdagingen, nieuwe ziektes. Ja, ik heb vertrouwen. Dat moet ook wel, anders moet je er niet aan beginnen.’

Biemond wijst naar een akker. ‘Het Pieterpad loopt daar langs. Wij maaien het pad. We zien mensen vaak foto’s maken van de omgeving. Wij gaan graag met hen in gesprek, mensen zijn geïnteresseerd in het bedrijf. Misschien moeten we bij elk veldje een bord plaatsen met informatie over wat we daar doen.’ De veredelaar is voor meer openheid. ‘Ik zou graag jaar­lijks een open dag houden, met alle aardappels uitgestald. Zo kan iedereen zien wat we hier doen. We geven al regelmatig presentaties en rondleidingen door het bedrijf. Dat kunnen we uitbouwen.’