Het Waddenkustlandschap van Groningen en Friesland is verwant aan dat van Noord-Holland, stelt landschapshistoricus Lisa Timmerman.

‘Hier eindigt de Noordzeekust en begint de Waddenkust’,

zegt landschapshistoricus Lisa Timmerman. We staan op Camperduin, het noordelijkste puntje van de duinenrij bij het Noord-Hollandse Schoorl. Als je naar de zee kijkt, zie je links de Schoorlse duinen en aan de rechterkant – abrupt – de kaarsrechte dijk: de Hondsbossche zeewering.
Draaien we onze rug naar de zee, dan kijken we van de dijk uit over het achterland. Timmerman: ‘Ik vind het indrukwekkend hoe je hier de lagen van de tijd kunt zien: als op een palimpsest uit het Oude Egypte.’ Het verkavelingspatroon stamt uit de Middeleeuwen: ongelijke lappen grond, van een afstandje net een verzameling postzegels in verschillende tinten groen. En kriskras door het landschap lopen kreekjes en kronkelige dijkjes, die elk een stukje land beschermden. Ze zijn blijven liggen toen het land werd ingepolderd. Smienten, kolganzen en andere vogels dalen neer bij het zilte water van een brede plas, een zogenaamde kleiput. In de vorige eeuw groeven mensen hier klei af om de dijk ermee te versterken, nu is hij een rustplaats voor vogels. In de verte kronkelt de Westfriese Omringdijk, getuige van de allervroegste aandijkingen.

‘De kleiputten, het achterland met zandopduikingen, terpen en al die verschillende dijken door het landschap’, somt Timmerman op. Als je kijkt naar al die landschappelijke kenmerken, begint de Waddenkust volgens haar niet pas in Den Helder, maar hier bij Camperduin. ‘Dit gebied maakt onderdeel uit van het Waddengebied, het is vergelijkbaar met de eilanden, zandplaten en het terpen- en wierdengebied in Groningen en Friesland’.

Parelketting

‘Als kind kwam ik hier al’, vertelt Timmerman. ‘Elk weekend gingen we naar de Schoorlse duinen, of naar het bos. Ik hield van dit gebied.’ Ze groeide op in Langedijk, vlak bij Camperduin. Daarna studeerde ze aardrijkskunde en biologie in Leeuwarden en deed ze een master landschapsgeschiedenis in Groningen. Nu is ze terug in de omgeving waarin ze is opgegroeid. Vanuit Schoorl werkt ze als landschapshisto­ricus bij Mooi Noord-Holland, een onafhankelijke adviesorganisatie op het gebied van onder andere landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland.
Sinds Timmermans jeugd is hier veel veranderd. ‘Vroeger liep het hier steil naar beneden’, zegt ze als we op de dijk staan, met de blik zeewaarts. Van die steile afgrond is niets meer te bekennen. Voor ons liggen nu duinen en strand.
‘Het laatste duin trok zich steeds verder terug, waardoor een zwakke plek ontstond in de zeewering. De dijk stak als een kaap uit in de zee. Hij was de zwakste schakel van de parelketting.’ Bij stormweer of springvloed zou de zee alle kansen hebben om via de zwakke plek het land te bereiken.
Tussen 2012 en 2015 werd een strand van 250 meter breed door middel van zandsuppletie aan de kust geplakt. Voor de dijk, waar je de zee verwacht, liggen tegenwoordig duinen en strand. De landschapshistoricus lacht. ‘Dat is allemaal nep. Nou ja, nep? Aangeplant. Tien jaar geleden kon je je nog niet voorstellen dat het er zo zou uitzien.’
Vandaag is het gemoedelijk en zonnig op de dijk. En stil, afgezien van de wind. Maar, zegt Timmerman, het was niet altijd zo rustig. Ze spreekt van ‘een markante plek van kwetsbaarheid’. Door de eeuwen heen heeft dit deel van de kust veel te verduren gehad.
In de 11e en 12e eeuw werd de kop van Noord-Holland geteisterd door een reeks hevige stormvloeden. Bewoners probeerden het gebied te beschermen met dijkjes van klei en wier, maar tevergeefs. Hele dorpen werden opgeslokt door de zee. In die tijd brak de zee door de strand­walkust ten noorden van Petten, zo ontstonden de eilanden Texel, Huisduinen en Callantsoog. In de eeuwen daarna breidde het wadden­gebied uit en volgde een doorbraak tussen Petten en Camperduin. Eeuwenlang regeerde het getij en werden de eilanden omgeven door zandplaten die met vloed onder water verdwenen. In de tweede helft van de 16de eeuw werd begonnen met de eerste grote aandijkingen en inpolderingen. Met vallen en opstaan, want stormvloeden bleven het gebied bestoken.

Er kwamen zanddijken tussen de waddeneilanden in het gebied, zoals tussen Huisduinen en Callantsoog. Het was een cyclus van land verliezen en land aanwinnen. Langzamerhand werd het gebied aangedijkt en ingepolderd.
In de 18e eeuw werd de basis gelegd van de dijk waar we nu op staan: de Hondsbossche zeewering tussen het vasteland van Camperduin en Petten. Aan de voet ervan groeide helmgras. In de 19e eeuw kwamen daar basaltstenen voor in de plaats, die ook de Friese en Groningse zeedijken bedekken. En in 1981 werd de dijk verhoogd met klei uit de plas die voor ons ligt, De Putten.
De landschapshistoricus pleit ervoor de karakteristieken van het landschap in te zetten bij de opgaven waarvoor Noord-Holland staat. Want opgaven zijn er. Zo zijn er waterstofplannen bij Den Helder en kampt de kop van Noord-Holland met verzilting, waar onder andere de bloembollensector last van heeft. ‘In het kader van de zoetwatervoorziening kun je bekijken of de kreken, de natuurlijke geulen die zijn ontstaan toen dit nog een waddengebied was, nog beter benut kunnen worden.’ Voor Timmerman is de kop van Noord-Holland meer dan wat je op het eerste oog ziet. ‘We zijn een waddenlandschap, weliswaar aangedijkt, maar de elementen liggen er nog. Mijn pleidooi is om het ook zo te zien.’