Bijna bij toeval werd Theo Spijker wadloopgids. Na zijn eerste keer wadlopen was hij verkocht. Toen de eerstvolgende wadlooptocht volgeboekt bleek, en hij na lang aandringen nog steeds niet mee mocht, zei de medewerkster van Wadloopcentrum Pieterburen: ‘Als u zo graag wilt wadlopen, moet u misschien maar gids worden.’

Zevenentwintig jaar en honderden wadloopexcursies later schrijft Theo Spijker het boek Aardbeien op het Wad, over zijn belevenissen op het wad en alle bijzondere ontmoetingen met de mensen die meegaan op zijn tochten. Soms ontroerd en dan weer geamuseerd door de verhalen word je meegevoerd over het getijdengebied tussen vaste wal en eilanden en steekt Spijker je aan met zijn liefde voor die ‘onmetelijke ruimte van zand, slik en geulen’.

Betoveren

Toen hij die eerste keer vanaf de dijk in Pieterburen het wad zag liggen, ‘als een klein streepje tegen de horizon’, kon hij zich die eindeloosheid van het wad nog niet voorstellen, maar toen hij er eenmaal overheen liep, wist hij dat hij niet meer zonder kon. ‘Het wad is verslavender dan heroïne’, schrijft hij. 

Spijker weet nog niks van wantij, zeegaten of rijsdammen als hij als aspirant wadloopgids met zijn eerste groep meeloopt. Maar dat geeft niks, want hij leert steeds meer en het wad blijft hem betoveren: bij dag, in de regen of schitterend in de zon, met het subtiele kleurverloop tussen de grijze verte en de lucht. ‘Maar wat ik ook prachtig vind, is het wad bij nacht. Vooral wanneer je zeevonk kan zien gloeien, algen die oplichten in het donker. Net sterretjes die fonkelen in de modder als je erdoorheen loopt’, vertelt Spijker. 

Psycholoog

Inmiddels gidst Spijker in het weekend kleine groepen van maximaal twaalf deelnemers over het wad. En net als van de natuur, geniet hij van de gesprekken met zijn deelnemers. ‘Als wadloopgids ben je ook een beetje psycholoog. Vooral als mensen door het slik ploeteren en het zwaar hebben, soms te zwaar. Door te praten over werk, vakantie of hobby, kom je stapje voor stapje door de moeilijke stukken.’ 

Rampspoed

‘Mensen vragen vaak naar verhalen van rampspoed, van vast komen te zitten op het wad, overmand worden door vloed. Maar als je dat meemaakt, doe je toch iets verkeerd als gids. Soms zeg ik, als ik vermoed dat iemand zich aanstelt: “de keuze is doorlopen of verdrinken.” En dan kunnen mensen vaak meer dan ze denken.’

Die bijzondere gesprekken en momenten hield hij bij in een schriftje. Toen Spijker tijdens corona zijn bloemenhandel moest opgeven na veertig jaar, had hij opeens tijd om dat schriftje vol anekdotes van zijn avonturen op het wad uit te werken tot een boek. 

Zo lees je over een groep vriendinnen van rond de dertig. Als Spijker hen een oester wil laten proberen, waarschuwt hij net op tijd dat oesters gevaarlijk kunnen zijn voor zwangere vrouwen. Een van de vrouwen bedankt voor de oester. ‘Ben je zwanger?’ vragen haar vriendinnen. Acht maanden later vindt Spijker een geboortekaartje op de deurmat. 

Auto-ongeluk

Je leest ook over een jongen van in de twintig die het zichtbaar zwaar heeft tijdens de tocht. Als Spijker naast hem komt lopen om hem aan te moedigen, zegt de jongen dat hij liever alleen loopt. Eenmaal op Ameland vertelt hij zijn verhaal: hij heeft een auto-ongeluk en jarenlange revalidatie achter de rug en niemand had verwacht dat hij nog zonder hulp zou kunnen lopen. Maar de jongen had al die tijd één doel voor ogen: over het wad naar Ameland lopen.

Terloops, terwijl je opgaat in de verhalen van wadlopers, brengt Spijker je van alles over het wad bij. Hij vertelt over het plan in de jaren zestig om Ameland in te polderen, en hoe je dan, in plaats van door het slik en de modder, over een geasfalteerde weg naar het eiland zou kunnen lopen. Uit het protest tegen het plan kwam uiteindelijk de Waddenvereniging voort. 

Als wadloopgids die in het zomerseizoen bijna elk weekend op het wad doorbrengt ziet hij subtiele veranderingen, maar soms ook grote. Zoals de verbinding van twee geulen onder de zandplaat Simonszand in 2012. Vanaf dat moment was het onmogelijk om naar de plaat te lopen. ‘Het wad is een dynamisch gebied, het verandert altijd. In de loop der jaren is het wat slikkiger geworden, waardoor het soms lastiger wadlopen is. Ik verken altijd in het vroege voorjaar de wadlooproutes, zodat ik niet met een groep deelnemers voor onaangename verrassingen kom te staan.’ 

Met zijn boek én als gids probeert hij mensen bewust te maken van de schoonheid die hij ziet in het wad. ‘Ik neem altijd een doos aardbeien mee. Met die rode kleur laat ik het grauw van het wad zien.’ Vandaar de naam ‘Aardbeien op het Wad.’ Met elke groep is hij een paar minuten stil, om te luisteren naar de stilte op het wad. En naar de geluiden, het gekrijs van een meeuw, het kabbelen van het water. ‘Geluiden die de stilte accentueren.’

Theo Spijker, Aardbeien op het Wad, uitgeverij Palmslag