De uitverkochte Abrahamselezing die Noorderbreedte voor de zomer organiseerde, maakte duidelijk dat de landschappelijke oplossingen voor onze landbouw-, klimaat- en ecologieopgaven voor het oprapen liggen. In de ruimtelijke ordening is er al ruime praktijkervaring mee. Een kritische observatie van deze zeer boeiende avond.

Delen of verdelen? Die schijnbare tegenstelling staat voorop als eerder dit jaar hoogleraar Landgebruiksplanning Martha Bakker (Wageningen University & Research) en stedenbouwkundige en architect Daan Zandbelt (De Zwarte Hond) te gast zijn in het Forum Groningen bij de jaarlijkse Ambrahamselezing van Noorderbreedte.
In technische termen gaat de avond over ‘zoneren’ en ‘mengen’. De keuze tussen beide ontwerpprincipes speelt zowel in de stedenbouw als bij de inrichting van het landelijk gebied een rol. Zoneren staat daarin voor het scheiden van functies: landbouw en natuur, of wonen en werken, worden uit elkaar gehaald. Met mengen wordt juist het overlappen van landgebruik bedoeld. Winkelstraten worden ‘s avonds uitgaansgebied, landbouw wordt zo ingericht dat ook weidevogels en insecten er een thuis weten te vinden.
De dubbellezing geeft een ambivalent gevoel op meerdere vlakken. Bakker, (mede-)verantwoordelijk voor de roemruchte stikstofkaart die het maatschappelijke sentiment richting de boeren deed kantelen, schetst een Nederland waarin natuurdoelen en landbouwdoelen prima naast elkaar kunnen bestaan als we ze goed scheiden. Zandbelt, voormalig adviseur Rijksbouwmeester, leert ons daarnaast dat de helft van de wereldbevolking in sterk verstedelijkte rivierdelta’s leeft en daarmee tegelijkertijd in de meest vitale en kwetsbare ecosystemen verblijft. Volgens hem hebben we geen keus, we moeten mengen.

‘Zonering geeft duidelijkheid en leidt tot de meest kansrijke ontwikkeling van gebieden’

Martha Bakker

Zonering

Onder de titel Zoneren biedt toekomstperspectief voor landelijk gebied trapt Bakker de avond af. Om de overspannen natuur en bodem te ontzien, stelt ze voor Nederland te verdelen in drie zones van laag, medium en hoog intensief agrarisch gebruik. Plat gezegd: van groene gebieden met ruimte voor een harmonisch evenwicht tussen mens en natuur tot gestapelde voedselproductie in zogenaamde ‘powerfarms’.
De voordelen zijn legio, aldus Bakker. We behouden de natuur én het gewenste productievolume van de landbouw. Zonering leidt daarbij tot de meest kansrijke ontwikkeling van ieder gebied: natuur komt waar de natuur het het beste zal doen, landbouw in hoogtechnische superboerderijen op plaatsen waar de impact op de omgeving het laagst is. Daarbij wordt niet nagelaten te vermelden: we moeten scheiden én verweven. De werkelijke overgangen in het landschap zijn immers niet zo hard en zelfs in gebieden met gemiddeld agrarisch gebruik zal er een balans gevonden moeten worden met het oog op de kwaliteit van de bodem.

Top-down planning

Bakker zet met enkele potloodstrepen een verleidelijke visie voor zonering neer. De door haar geschetste alternatieven voor het zoneringsmodel schieten volgens haar te kort. Het ‘autonomiemodel’, waarin iedereen alles zelf mag bepalen, leidt tot een soort landschapsconfetti die zelfs onze kinderen niet serieus durven te nemen. En het ‘gelijkmatigheidsmodel’, waarin alle functies gelijkmatig over het gehele landschap verspreid zijn, leidt, u voelt het al aankomen, tot een eenheidsworst waarmee niemand krijgt wat hij wil.
Deze alternatieven verlangen we alleen, zo leert Bakker ons, omdat we bang zijn voor top-down planning en zonering. Alleen al esthetisch voelen we dankzij Bakkers karikaturale verbeelding aan dat dit niet de alternatieven zijn die we zoeken. Een model waarbij rekening wordt gehouden met het landschap en de mensen lijkt voor iedereen logischer. We moeten bovendien onze ogen niet sluiten voor het gegeven dat dit gezoneerde landschap, zoals door Bakker gesuggereerd, natuurlijk deels al de hedendaagse realiteit is.

Bakker blijkt er niet vies van om wat maatschappijleer te delen: ‘Het belang van het geheel gaat boven het belang van de individuen’, stipt ze aan als onderliggende waarde. Top-down plannen en met de juiste kennis bouwen aan een toekomst waarbij er voldoende draagvlak wordt gevonden voor oplossingen, presenteert ze daarbij als een logische route. Daar zou ook best dertig jaar de tijd voor genomen kunnen worden. De overheid is echter te terughoudend en de bestaande belangen prevaleren, aldus Bakker. ‘Een besluiteloos land met een verrommeld landschap en een verpeste natuur, waar lobbyisten de koers bepalen’, is haar samenvattende observatie.

Als toehoorder rijst bij het verhaal van Bakker toch de vraag: als uitvoerige zonering nodig is om zowel onze natuurdoelen als landbouwdoelen te behalen, moeten we dan misschien niet die doelen zelf ter discussie stellen? Wat water bij de wijn doen? Wat minder landbouwproductie of juist minder natuur? Het is duidelijk dat het betoog voor zonering niet primair om een herijking van de doelen gaat. Wel word je nieuwsgierig naar wat Bakker nu zelf vindt van deze doelen. De vraag is daarbij gerechtvaardigd of een simpele herschikking niet deels een gedateerd geloof in maakbaarheid uitademt waarin de kool en de geit gespaard worden. Maar we voelen dankzij Bakker ook aan: zonder basisidee komen we nergens!

Combineren kan je leren

Daan Zandbelt neemt het stokje van Bakker over en laat zien dat het mengen van functies staande praktijk is in Nederland. Onder het motto ‘combineren kan je leren door het uit te proberen’ legt Zandbelt uit wat er in de praktijk van ruimtelijke ordening de afgelopen decennia is veranderd. Van monofunctionele zonering vanuit een top-down planning naar multifunctioneel plannen met draagvlak.
 Ook Zandbelt begint met het vaststellen van de problemen, maar doet dat holistisch met de uitspraak: ‘Systemen zijn niet in balans en kringlopen niet gesloten’. Enerzijds wordt het probleem daarmee veel groter dan het ‘verdeelde Nederland’ maar anderzijds gaat de uitspraak direct naar de basis van het probleem. Zandbelt verdeelt de wereld voor het gemak in vijf systemen: abiotisch (lucht, water, bodem), biotisch (flora, fauna, voedsel), grondstoffen, techniek en humaan (sociaal, economisch). Voor lucht, water, bodem, flora, fauna en voedsel moet uiteraard beter gezorgd worden. Het grondstoffengebruik moet omlaag en onze techniek moet minder impact hebben door onder andere van onze verslaving aan fossiele brandstoffen ‘af te kicken’. Na het schetsen van deze oplossingen doet Zandbelt nogmaals de oproep ‘de kringlopen te sluiten’.

Zandbelt maakt duidelijk hoe we vanaf de industriële revolutie in de ruimtelijke ontwikkeling op zoek zijn naar meer licht, lucht en ruimte, maar ook naar een veiligere en schonere leefomgeving. Daarvoor is het ontmengen van functies zoals wonen en industrie een belangrijke stap geweest.
‘Echter,’ betoogt Zandbelt, ‘dorp, stad of landschap. Elke plek wordt beter door functiemenging’. Hij onderbouwt dit door aan te tonen dat eentonigheid ecologisch gezien tot afsterven leidt.
Middels de vergaande afwisseling van kleurvlakken op Piet Mondriaans Victory Boogie Woogie inspireert Zandbelt ons om meer te gaan mengen en intensiveren en te beseffen dat het werk nooit af is. Mengen reduceert het ruimtegebruik en de mobiliteit, is levendiger en adaptiever, maakt delen gemakkelijker, is gewild, stimuleert innovatie en geeft een impuls aan de omgeving. Deze stellingen illustreert Zandbelt met diverse geslaagde praktijkvoorbeelden, maar hij laat ook zien dat die niet gemakkelijk te realiseren zijn.

‘Platteland en stad zijn niet los van elkaar te zien’

Daan Zandbelt

Wrijving

Zandbelt gaat nog verder en stelt dat we niet de luxe hebben om problemen los van elkaar aan te pakken. We moeten én verdichten én vergroenen én verduurzamen. Hierbij moet het streven naar kwaliteit van de plannen leidend zijn. Platteland en stad horen daarin juist bij elkaar en zijn niet los van elkaar te zien.
In alles merken we dat Zandbelt een stedenbouwer is die de mens als een belangrijk vertrekpunt neemt. Het landschap is dienend en valt zo in te regelen dat er plek is voor alles wat we willen en wat we met elkaar belangrijk vinden. Ook de natuur. Er spreekt een enorm optimisme uit zijn verhaal en de illustraties spreken tot de verbeelding.
Zandbelt verwerpt Bakkers idee van de tegenstelling tussen ‘zoneren’ en ‘mengen en verdichten’. Natuurlijk kan niet alles en zeker niet overal, maar we zullen wel móeten en dat gaat ons lukken. Zandbelt zoekt duidelijk de wrijving. Want die maakt glans, vullen wij voor onszelf in. De helft van de wereldbevolking woont in ecologisch waardevolle rivierdelta’s net als wij in Nederland, vertelt Zandbelt. Ons probleem is het probleem van de wereld en we moeten, willen en kunnen het hier in Nederland met elkaar oplossen. Functies kun je mengen, maar niet zonder goed plan en graag met kwaliteit. We moeten het leren door het uit te proberen. Victorie Boogie Woogie!

Bekijk de Abrahamselezing hier terug.

Martha Bakker
is hoogleraar Landgebruiksplanning, heeft een achtergrond in de fysische geografie (UvA), en promoveerde op het onderwerp landgebruiksveranderingen en bodemdegradatie aan de Université Catholique de Louvain la Neuve.  

Daan Zandbelt
leidt samen met Bart van Kampen de vestiging van De Zwarte Hond in Rotterdam. Hij werkt aan complexe stedelijke projecten die variëren van regionale structuurvisies tot precieze stedenbouwkundige en architectonische interventies.