Het blauwe treintje dat me naar Sauwerd bracht, hield stil tussen de weilanden. Ik kwam uit de richting van de stad Groningen. Van hieruit moest ik te voet naar Groot Wetsinge. Dat bleek niet ver. Een oud kerkenpad voerde me langs de velden, onder enorme hoogspanningsleidingen door, tot aan de wierde waar oud-ondernemer Jaap Wolters met zijn hond me opwachtte. Hij had mij uitgenodigd. Het was half juni, de voettocht langs de Wadden die ik eerder had afgelegd, voelde ik nog in mijn benen. Zijn huis bleek een oude pastorie. De kerk was helaas verdwenen, maar de begraafplaats was er nog wel. Wolters ontving me met koffie en geschiedenis. Hij stak van wal over Groningers, Friezen en Drenthen, over bisschoppen en borgen, ruzies en gevechten. Het grote boek dat opengeslagen op tafel lag, herkende ik direct. Het was Wierdenlandschap van Ben Westerink. Met Westerink had ik al samen gewandeld door het Marnegebied. Wolters wees op een langgerekte kaart van de Noordzeekust tot voorbij de Elbemonding in Duitsland. Die kaart moest ik beslist bestuderen. Hier, aldus de bewoner van de oude pastorie, ligt de oorsprong van een oeroude beschaving.
De kaart toonde het middeleeuwse Frisia als een reeks kerngewesten langs de langgerekte kust. Over een Magna Frisia – het Friese rijk van het Zwin bij Brugge tot de Wezer in Duitsland (500-734 n.Chr.) – had Westerink me al uitvoerig verteld. ‘Weet je,’ zei Wolters terwijl hij met brede armgebaren uit het raam wees, ‘ook Groot Wetsinge en alles in de wijde omtrek moeten we rekenen tot de Waddenkust.’ Als om te bewijzen dat de kaart niet loog, voegde hij eraan toe dat hij bij helder weer vanaf hier de vuurtorens van de Waddeneilanden ziet. We wandelden met de hond in de richting van het Reitdiep, het oude Hunzedal in. In de verte aan de overkant lag Garnwerd. Wolters waande zich nog steeds in de Middeleeuwen. Opgewonden vertelde hij over de wild meanderende getijdenrivier die hier door monniken moeizaam was getemd. De Hunzedijken zijn deel gaan uitmaken van de lange zeedijk die zich in het noorden van Friesland en Groningen had gevormd. We liepen een eind in de richting van Oostum en keerden daarna weer terug.
Keiharde grens
Eerder, in de maand april, liep ik het Nederlands Kustpad van Stavoren tot aan Bad Nieuweschans. Ik struinde over oude zeedijken, waadde door kwelders, beklom terpen en spotte trekvogels. Ik overnachtte in de kustdorpen, nam een duik in het Lauwersmeer en stak maren en diepen over. De Waddenzee en zijn kustland toonden zich aan mij als een geografische en een historische eenheid, ook als ik eens diep de provincie in stak richting dorpen als Baflo en Warffum.
Op een van de dagen vergezelden Jan de Graaf en Jeroen van Westen mij. De Graaf kwam van Terschelling en was speciaal voor mij die ochtend de zee overgestoken. Van Westen kwam uit het zuiden. In Oosterbierum wachtten de twee kunstenaar-ingenieurs me op. Samen liepen we naar Sint Jacobiparochie.
De twee kenners van het noordelijke landschap bleken ook geoefende geografen. Ze treurden over de staat van de huidige kustlijn. Uitvoerig vertelden ze over andere kustlijnen, die van Oost-Friesland en Denemarken, of die van Zeeland. Al die gebieden rekenden ze tot het Waddengebied, maar och, daar is de kust zoveel spannender, complexer, ingewikkelder. Overal voel je de getijdenwerking. Het land loopt er geregeld onder, waardoor boeren geïsoleerd komen te zitten. Boten varen af en aan. De grens tussen zee en land is zoveel meer afwisselend.
Hier is alles strak getrokken, nuchter benaderd, geasfalteerd, goedkoop gemaakt. De uitkomst: een keiharde grens tussen zee en land, tussen zoet en zout, tussen bewoond en verlaten. Het gevolg is dat het Waddengebied bij ons zowel mentaal als fysiek tot een smalle strook verengd is, niet meer dan een hoge dijk langs een ondiepe zee achter een paar toeristische eilanden. Aan landzijde heersen de waterschappen, aan zeezijde de Rijksoverheid. Zelfs subsidiegevers, was hun ervaring, willen vooraf weten: betreft een project land of is het zee? Deden ze in het verleden een aanvraag voor beide, dan werd die domweg afgewezen.
Als Mozes met zijn volk bleken we door een voormalige zeearm te zijn getrokken
De Waddenzee zelf is trouwens een schim van wat ze ooit was. Het onderzoek van De Graaf en Van Westen is op dynamiek en samenhang gericht. Troost putten ze uit de trekvogels, die de strenge grens voortdurend passeren.
Avontuurlijks
Pas helemaal op het eind van mijn voettocht, toen de eigenaar van het huisje waar ik sliep me maande vooral voldoende brood en water mee te nemen, voelde ik iets avontuurlijks in me opwellen. Tussen Termunten en Bad Nieuweschans zou zeker dertig kilometer lang geen winkel of café te vinden zijn.
Met Meta Knol, Gus Tielens en Ninke Happel – drie architecten uit de Randstad – passeerde ik de Punt van Reide, urenlang liepen we over de dijk langs de Dollard. In de wijde omtrek eindeloze akkers, soms bollenvelden, in de verte een enkele grote boerderij. Opnieuw verbaasden we ons over de strenge scheiding tussen buitendijks en binnendijks, tussen landbouw en natuur.
Delen van de dijk waren al op deltahoogte gebracht; het dijklichaam bleek enorm gezwollen, er groeide jong gras op. Een kleine tentoonstelling bovenop de dijk bleek geopend. In de container vol informatieborden leerden we dat hier proeven worden gedaan met superstormen. Volgens de norm moet de dijk vijftien uur kunnen standhouden. De brede groene dijk van lokaal gewonnen klei is daarbij veel goedkoper dan eentje met asfalt. Toen we eindelijk in Kostverloren arriveerden, wachtte Hemmo Philbert ons op. Philbert, die in Groningen jarenlang accountmanager toerisme was en die nog altijd lid is van het bestuur van stichting Routebureau, houdt van het Oldambt. Hij zou met me meelopen tot aan Bad Nieuweschans.
Toen we ons laatste restje water opdronken haalde hij een kaart tevoorschijn waarop de vele inpolderingen in het Eems-Dollardgebied stonden ingetekend. Hier geen wierden of terpen, geen vriendelijke maren. Als Mozes met zijn volk bleken we door een voormalige zeearm te zijn getrokken.
Illusie
Na 280 kilometer wandelen en gesprekken met 34 mensen las ik thuis niet alleen het boek van Westerink, maar ook Meindert Schroors Landschapsbiografie van het Waddengebied en nog wat werken. Het maakte dat ik begon te denken dat ik het Waddengebied in de vingers kreeg. Was ik toen maar gestopt met lezen.
Erna begon ik aan A Rough Guide to the Future van James Lovelock. De Britse geleerde, onlangs op 103-jarige leeftijd overleden en vooral bekend van de Gaia-theorie, voorspelt een zeespiegelstijging van maar liefst dertig meter. Toen ik dat las, zakte de moed me in de schoenen.
Gelukkig duurde mijn wanhoop niet lang. Dit is wat in me opkwam: het najagen van die harde grens tussen wad en land is op termijn niet houdbaar, het is een illusie. Stop er dus mee.