Van filosoof Bente van Leeuwen verschijnt binnenkort het boek Tussen Gras en Geweten. Zij verbaast zich over ons selectieve eetgedrag en vraagt zich af waar dat vandaan komt.

Nederlanders eten zo’n 200 kippeneieren per persoon per jaar, als hele eieren en bewerkt in andere voedingsmiddelen. Die enorme productie wordt gedraaid door ongeveer 43 miljoen Nederlandse legkippen. Ik denk dat ik veilig kan stellen dat kippeneieren eten de normaalste zaak van de wereld is.

Hoe zit dat met eieren van andere dieren? Eieren van kwartels, eenden en ganzen worden in mindere maten ook gegeten in Nederland. Maar ik zou raar opkijken als iemand musseneieren een ware delicatesse vindt, of als iemand krokodilleneieren eet. Waarom is het ene normaal en het andere niet, en wat zegt dat over ons eetgedrag?


DE NORM

Er zijn verschillende redenen waarom het eten van kippeneieren de norm is geworden. Je kunt kippen zo fokken zodat ze bijna elke dag een ei leggen – erg handig voor grote productie. Ook zijn kippen makkelijkere dieren om te houden dan bijvoorbeeld een emoe.

Ook praktisch gezien is het niet gek dat kippeneieren favoriet zijn. Eet maar eens een struisvogelei! Een restaurant in Londen heeft het op het menu staan, maar je moet wel even geduld hebben voor je je bordje krijgt: een struisvogelei is 24 keer zo groot als een kippenei en duurt 25 minuten om te bakken en ongeveer een uur om te koken.

En dat het de norm blijft is ook logisch, kippeneieren zijn namelijk makkelijk te verkrijgen. Je mag wilde vogeleieren niet eens eten, omdat alle Nederlandse vogels – en hun nesten en eieren – beschermd zijn onder de Europese Vogelrichtlijn, die als doel heeft alle wilde vogelsoorten in Europa in stand te houden.

Toch is er ook iets anders aan de hand. Wereldwijd zijn namelijk heel andere normen te vinden. In Engeland kun je meeuweneieren krijgen, in Noord-Afrika is het niet gek parelhoeneieren te eten en in Jamaica is de krokodil zelfs met uitsterven bedreigd doordat hun eieren opgegeten worden. Dus ook los van wat handig of beschikbaar is, hebben we hier kennelijk een voorkeur voor het kippenei. Waarom?

KIP OF HET EI?

Ik groeide op op een hobbyboerderij in Zuid-Drenthe. Mijn ouders voedden mij vegetarisch op. We aten wel eieren en ik zelfs heel veel, want het was mijn lievelingseten. We aten voornamelijk eieren van onze eigen kippen, tevens ook mijn lievelingsdieren. Ik had dus dondersgoed door waar die eieren vandaan kwamen, namelijk van Loski Brick, Sprietje van Sproet en Buddha – je raadt het goed, mijn zus en ik mochten de namen verzinnen.

Inmiddels eten we allemaal veganistisch en eten we dus geen eieren meer. Mijn ouders hebben ook geen kippen meer, maar ook als we die wel hadden zouden we hun eieren niet opeten. Het is voor een kip fysiek zwaar om een ei te leggen, het is onnatuurlijk om dit bijna elke dag te doen. Als een kip dat toch doet, omdat er geen haan is en de eieren weggehaald worden en ze gefokt is om veel eieren te leggen, dan is het gezonder om de kip haar eigen ei op te laten eten. Die voedingsstoffen kan ze zelf goed gebruiken, dus dat pak ik haar niet af. En sinds ik echt besefte dat een ei een ongeboren kuiken is, kan ik het niet meer met een schoon geweten eten.

Wij hadden geen haan vroeger. Dus ik snap dat ik de connectie tussen een kuiken en een ei niet altijd al zo scherp zag. De kippen legden eieren, zonder dat wij daar ons best voor deden door ze bepaald voer te geven of door soorten uit te kiezen die veel eieren produceerden, en er was geen kans dat ze bevrucht werden. De eieren zag ik puur als restproduct, er was immers ook geen mogelijkheid dat er ooit een kuiken uit zou kruipen. We vonden kippen gewoon leuke dieren en dat ze eieren legden en wij die konden eten was slechts een bonus.

De zwanen van mijn ouders hadden een keer een mislukt nest. Ze gaven het broeden op en verlieten hun eieren. De eieren waren prachtig en indrukwekkend groot. We namen er een mee naar binnen en bliezen het uit, zodat we de schil konden bewaren. Die staat nu nog in de woonkamer van mijn ouders hobbyboerderij. Het is een mooi ei en we deden er de zwanen geen kwaad mee, maar ik weet nog goed hoe zielig ik het voor ze vond dat hun nest mislukt was en hoe gruwelijk ik het vond dat wij het ei uitbliezen. Bij zwanen dacht ik bij het ei wel aan het dier.

Waar komt dit verschil vandaan? Deels door de mogelijkheid tot bevruchting: we hadden een zwanenkoppel, die eieren waren dus wel bevrucht en die van de kippen niet. Maar eieren uit de supermarkt zijn regelmatig ook bevrucht, en toch kocht ik die af en toe ook. Het grootste onderscheid zit ‘m denk ik dus in iets anders. Ik vrees dat ik het niet mooier kan maken dan dat het simpelweg gaat om gewenning. Kippeneieren eten was ik gewend, zwaneneieren uitblazen niet.


WAT DE BOER NIET KENT…

Dat we kippeneieren zonder sjoege eten terwijl we bij adelaars juichen als op een wildcamera te zien is dat ze aan het broeden zijn, laat goed zien hoe arbitrair het menselijk eetgedrag eigenlijk is. Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet. En wat we wel kennen, daar zetten we geen vraagtekens bij.

Zouden we kippeneieren eten als we ze niet gedomesticeerd hadden? Waarom wordt koeienmelk in enorme hoeveelheden geconsumeerd en paarden- of ezelmelk niet? Op basis waarvan is ooit besloten dat varkens geschikte dieren zijn voor de veeteelt, terwijl ze vergelijkbaar intelligent zijn als honden, chimpansees en dolfijnen – dieren waarvan de meeste Nederlanders gruwen als die in andere landen wel op het menu staan?

De norm lijkt het gedrag te bevestigen. Dat we iets al lang zo doen of dat veel mensen iets op een bepaalde manier doen is voor veel mensen reden genoeg om vast te houden aan deze gewoontes. Als iets de standaard geworden is – al dan niet door goed aanwijsbare redenen – bevragen we niet langer of iets ook ethisch verantwoord is en of er niet inmiddels betere alternatieven beschikbaar zijn. Terwijl juist dat is wat we nodig hebben om ons eetgedrag aan te passen naar een voedingspatroon waarbij we eerlijk omgaan met dieren en we de aarde niet langer uitputten: de durf om te bevragen en veranderen. 

Bovenstaand artikel is gedeeltelijk gebaseerd op het boek Tussen gras en geweten, geschreven door oud-hoofdredacteur Bente van Leeuwen. In dit boek leef je mee met twee jonge vrouwen, ieder met hun eigen, groene toekomstdroom. Vera Santing is een beginnende boerin die twijfelt of ze de Drentse biologische boerderij van haar ouders zal overnemen. Intussen denkt ze na over haar rol als voedselproducent. Tussen gras en geweten is een praktische en filosofische zoektocht van twee hoopvolle idealisten. Verschijningsdatum: 15 oktober 2024, Uitgeverij Brooklyn