Op 8 november organiseerde Tijdschrift Noorderbreedte de Abrahamselezing, vernoemd naar onze oprichter Jan Abrahamse. Onder de titel Landschap onder spanning zette Christian Zuidema, adjunctprofessor Ruimtelijke Planning, helder en aansprekend uiteen voor welke uitdagingen de energietransitie ons stelt. En hij gaf een hoopvolle visie op hoe we ons hier het beste toe kunnen verhouden. Hier volgt een verkorte versie van de lezing.

Fijn dat u er bent. Ik hoop dat u het aan het eind van de lezing óók nog leuk vindt dat u er bent. Daar gaan we achter komen. Wat ik ga zeggen, zal soms tot een glimlach leiden, soms tot een frons.

Als ik het voor een zaal heb over energie, laat ik vaak zien hoe de aarde er ’s nachts vanuit de ruimte uitziet. Overal is licht. Dat moet voor aliens toch een raadselachtig gezicht zijn. Misschien is het iets dat vanuit het binnenste van de aarde komt? Misschien een parasiet die op de oppervlakte leeft? Dat laatste komt het dichtst in de buurt. Twee dingen moet u hiervan onthouden: als mensheid gebruiken we een onvoorstelbare hoeveelheid energie en elke keer als de mens erin slaagt een nieuwe energiebron aan te boren – vuur, kolen, olie, enzovoorts – leidt dat tot een enorme bevolkingsexplosie en een enorme gemiddelde toename in materiële welvaart. Energie is fundamenteel voor onze samenleving. We kunnen niet zonder en we zullen iets moeten verzinnen voor onze energievoorziening.

72 procent van onze energie komt van olie en gas. We leven nog steeds in het fossiele tijdperk, maar we zijn aan het veranderen. Wind- en zonne-energie zijn op dit moment goed voor zo’n 7 procent. Dat lijkt weinig, maar de groei is enorm. De hoeveelheid zonne-energie is de laatste 20 jaar met een factor 776 toegenomen. Dat is ongelooflijk! Zoiets heeft de mens nog nooit eerder klaargespeeld. Windenergie is met een factor 36 gegroeid. Dat is ook flink. De groei van deze energiebronnen gaat onvoorstelbaar snel. We zitten middenin een heel bijzondere ontwikkeling.

Fossiele brandstoffen komen meestal van onder de grond en kun je zonder problemen de hele wereld over vervoeren. De hoeveelheid energie die je kwijt bent aan het vervoer, is een fractie van wát je vervoert. Dat is hartstikke handig.
Duurzame energie wek je meestal bovengronds op, neemt veel oppervlakte in en het transport ervan is lastig. Het moet geproduceerd worden in de buurt van waar je het nodig hebt. Het idee dat we onze stroom van zonnepanelen in Saoedi-Arabië kunnen halen, klopt niet. Dat zit er niet in.

 Als je kijkt naar het aandeel duurzame energie dat Europese landen op dit moment in hun energiemix hebben, dan bungelt Nederland ergens onder aan het lijstje. Maar als je de bevolkingsdichtheid en de energiebehoefte van een land ook meeneemt, dan doet Nederland het helemaal niet zo slecht. Wat wij op dit moment aan het doen zijn in zo’n dichtbevolkt land als Nederland is onvoorstelbaar. Het landschap komt hier enorm onder druk te staan.

Hoe nu verder

Hoe vinden we genoeg ruimte voor de energietransitie? We kunnen alle daken en parkeerplaatsen volleggen met zonnepanelen, maar dat zou ons maximaal ongeveer 4 procent opleveren van wat we nodig hebben. Dat moeten we zeker doen, maar het probleem is daarmee niet opgelost. Windmolens dan? Zouden de kleine windmolens zoals die van EAZ, dat helaas net failliet is gegaan, een charmante oplossing zijn? Als je Groningen energieneutraal wilt krijgen met deze windmolens, dan heb je er fluitend meer dan een miljoen van nodig. Je zou ook kunnen kiezen voor 55 keer het windmolenpark langs de N33 in Oost-Groningen. In principe is daar in Groningen genoeg ruimte voor. Maar willen we dat? Is zo’n beslag op de openbare ruimte nog reëel?

We hebben enorme ambities met windenergie op de Noordzee. Nu wekken we daar voor zo’n 4 gigawatt op. Het streven is om in 2050 72 gigawatt op te wekken. De fysieke ruimte daarvoor is er eigenlijk niet, omdat de Noordzee ook gebruikt wordt voor bijvoorbeeld scheepvaart, visserij, militaire doeleinden en natuurbescherming. We kunnen dit wellicht combineren, maar dan nog: die 72 gigawatt is nog steeds maar 40 procent van onze energiebehoefte. Het helpt flink, maar we zijn er dan nog niet.

Kernenergie kent sterke voor- en tegenstanders, maar is ook geen oplossing. Borssele is goed voor 1,5 procent van onze energiebehoefte. En 20 jaar is best een optimistische inschatting voor de tijd die het duurt voordat we een grotere, moderne kerncentrale operationeel kunnen hebben.
Dan moet de opgewekte energie ook vervoerd worden. Op dit moment is de netcongestie in Nederland al heel groot. We moeten de komende tijd het energienet veel beter optuigen en bij het zoeken naar een plek voor grote projecten ook kijken naar waar er ruimte is op het net.
Daarnaast gaan we het met elektriciteit alleen niet redden. We hebben ook moleculen nodig die we kunnen verbranden. Die kunnen komen van gas, waterstof, biogas, of ammoniak gemaakt uit waterstof. Hoeveel we daarvan nodig hebben, hangt af van aan wie je het vraagt. De Gasunie zal je vertellen dat het al snel de helft van het systeem gaat uitmaken, terwijl optimistische voorstanders van de elektrificatie het op hoogstens 20 procent houden. De waarheid zal in het midden liggen, maar we hebben heel veel moleculen nodig. Dat is waarvoor de waterstofeconomie nodig is.
Het laatste onderdeel is de transformatie van de gebouwde omgeving: isolatie van woningen, energielabels… Want wat je niet nodig hebt, hoef je ook niet op te wekken. Overigens, voor het geval u het niet helemaal in beeld hebt, het is heel belangrijk dat we woningen isoleren, maar daar schieten we niet erg veel mee op. Daar zit het grote energiegebruik niet. Dat zit veel meer in de industrie.

De conclusie van voorgaande is dat ons land hard aan het veranderen is, en dat gaat ook nog wel een poosje zo door. Vermoedelijk zal deze verandering ook nog een stukje heftiger moeten worden, willen we aan de energievraag blijven voldoen. Daar hebben we mee te dealen. En daar moeten we iets op vinden.

Inpassing

Hoe vinden we een ruimtelijke inpassing voor de energietransitie? Hoe zorgen we voor een goede integratie in het landschap en vinden we maatschappelijke steun? Een klassiek voorbeeld van hoe je dat niet moet doen, is hoe het gegaan is in de Veenkoloniën. Daar is van bovenaf min of meer besloten: hier komen windmolens en niet zeuren. Van enig voordeel voor de regio was ook geen sprake. Daar word je niet blij van. Dat heeft het debat verschrikkelijk op scherp gezet en daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Ruimtelijke inpassing betekent dat je er anders naar kijkt. Het is meer dan planologie en een goede landschapsarchitect. Onmisbaar is er met de mensen over te praten, voor een goed participatietraject te zorgen. De expert laat zien wat wel en niet werkt en de burger laat de expert zien: dit willen wij. Anders dan veel media ons willen doen geloven, blijkt uit onderzoek dat de meeste burgers niet zo negatief staan tegenover duurzame energie. Onderzoek uit 2019 laat zien dat slechts 11 procent van de Groningers windmolens altijd onacceptabel vindt. De rest vindt ze acceptabel als er goede voorwaarden aan verbonden zijn. En dan kom je dus in gesprek. Een project moet iets terugdoen voor de omgeving. Een mooi voorbeeld hiervan is Pingjum in Friesland. Hier is een gedeelte van de opbrengst uit de windmolens gebruikt om de dorpsschool open te houden.

Ruimtelijke combinaties

Je kunt ook kijken naar ruimtelijke combinaties. Evident zijn natuurlijk de zonnepanelen op het dak, maar hier zijn ook nieuwe ontwikkelingen. Zo is BMW bezig met een auto die werkt als opslag voor energie. De gebruiker krijgt dan geld voor het rijden in de auto, want die werkt als buffer op de energiemarkt. Dat is superinteressant en leidt tot heel andere plaatjes over onze omgang met energie.

Je kunt een zonneweide ook zo inrichten dat je die combineert met andere functies, zoals een park of natuur. We kunnen ook kijken naar het gebruik van restwarmte van de industrie. Als je andere combinaties van bedrijvigheid maakt die profijt van elkaar hebben, kun je grote stappen zetten. Als je dat een paar keer doet, scheelt je dat zo een paar windmolenparken. Je kunt ook denken aan zonnepanelen langs de snelweg, hoewel je daar uiteraard wel het netwerk voor moet hebben. Het gaat erom dat we de discussie voeren over hoe we op behoorlijke schaal energie kunnen opwekken die beter past in het landschap dan nu vaak het geval is.

Het gaat er ook om dat je nadenkt over het type ruimtelijke economie dat je hier wilt hebben. Past grote industrie hier bijvoorbeeld wel in? De nu failliete aluminiumfabriek Aldel in Delfzijl was in haar eentje verantwoordelijk voor 1 procent van de complete Nederlandse energiebehoefte! Wil je zo’n bedrijf wel in je land? Natuurlijk is het nog veel erger als die aluminium vervolgens in India gemaakt wordt met energie van een kolencentrale, maar er zijn ook andere opties. Bijvoorbeeld in Noorwegen.
De sociaaleconomische structuur van ons land en deze provincie is onderdeel van deze discussie. Als je die niet goed voert, trekken bedrijven misschien hun eigen plan. Die kunnen zeggen: het wordt ons hier te duur, we gaan naar Marokko, of waar dan ook. Dan is de realiteit ons voor. Het nadeel daarvan is dat je het bedrijf kwijt bent, het voordeel is dat je er geen energie voor hoeft op te wekken. Waar het mij om gaat is dat we het hier over hebben. Wat willen we en onder welke voorwaarden?

‘We moeten niet alleen kijken naar het aantal megawatts en terajoules, maar ook naar wat de transitie betekent in termen van leefbaarheid en kwaliteit’

Ik las dat Groningen de energieprovincie van ons land moet blijven. Eerlijk gezegd vind ik de gedachte dat Groningen alle energie voor zichzelf zou kunnen opwekken al een heel optimistische, laat staan voor de rest van het land. Het zou goed zijn meer in internationaal verband te kijken, hoewel dit in de praktijk vreselijk ingewikkeld is. In de wateren bij Noorwegen hebben de Noren bijvoorbeeld geen windmolens nodig, maar wij zouden die plek goed kunnen gebruiken. Uiteindelijk is het belangrijk dat we niet alleen kijken naar het aantal megawatts en terajoules, maar ook naar wat de transitie betekent in termen van leefbaarheid en kwaliteit. Wat past bij ons? Dan wordt de discussie anders. Dan is de energietransitie niet meer iets wat ons overkomt, maar kan het juist iets voor ons betekenen.

Power to the people

We worden lekker gemaakt voor de energietransitie met prachtige vooruitzichten waarin iedereen zijn eigen energie opwekt: ‘power to the people’. Maar dit wekt ook tegenstand op. Een voorbeeld: als professor aan de universiteit verdien ik lekker. Maar als ik online zoek op de term ‘energieneutrale woning’, dan verschijnen er huizen in beeld die ik niet eens kan betalen! Voor wie is het dan wél een optie? Ander voorbeeld: wilt u een aansluiting op het warmtenet? Prima, tikt u even tienduizend euro af?

Energiearmoede is een gevleugelde term geworden en juist hier in het Noorden is die het grootst. Je energierekening niet kunnen betalen combineert natuurlijk met andere armoede, wat leidt tot psychische stress, slecht eten, niet sporten, enzovoorts. En als je arm bent, heb je geen geld om zonnepanelen op je dak te leggen. Als je geen geld hebt, gaat de transitie aan je voorbij. We moeten de energietransitie ook toegankelijk maken voor díé groep mensen. Dat is best mogelijk en daar wordt ook al aan gewerkt. Bijvoorbeeld met een goedkope lening zonder risico. Dit hebben we echt nodig, anders wordt de tweespalt alleen maar groter. Ik vind het niet gek dat een deel van de samenleving zegt: ik vind het wel mooi geweest. Ik kan niets en zie al die andere mensen met hun zonnepanelen en Tesla’s. Doei.

Twee verhalen

Ik rond af. We kijken met z’n allen tegen twee verhalen aan. Enerzijds laat de klimaatcrisis zich steeds urgenter voelen. De opwarming gaat veel sneller dan we dachten en de gevolgen kunnen op termijn desastreus zijn. Anderzijds gaat de energietransitie ook sneller dan ooit enige transitie in de geschiedenis van de mensheid gegaan is. Is dit misschien juist het moment waarop het ons gaat lukken onze balans met de natuur te hervinden? Dat verhaal kun je ook geloven. Het gaat er niet om welk verhaal waar is, maar het gaat erom welk verhaal je wilt geloven. Als we willen geloven dat een energietransitie mogelijk is, dan hebben we ons ertoe te verhouden. Als we nee zeggen tegen een bepaalde vorm van energieopwekking, dan betekent dat dat we ja moeten zeggen tegen een andere vorm. Het hoort erbij om bepaalde dingen niet te willen, maar dat kan niet zonder ja te zeggen tegen iets anders.

Dat is het gesprek dat we met elkaar moeten hebben. En ik denk dat als we dat gesprek gaan voeren, zal blijken dat er veel meer rek in ons systeem zit dan we nu denken. Ik dank u voor uw aandacht.