Battlefield tours brengen geschiedenis en landschap bij elkaar. Populair waren deze excursies al, en dit jaar helemaal, in het kader van 80 jaar bevrijding. Maar gaan beleven en bezinnen eigenlijk wel samen?

‘Emmen dankt de Poolse bevrijders’, staat te lezen bij een zwerfkei in het gemeentegras. Zolang het gedenkplaatje tenminste niet schuilgaat achter kransen, waarmee rond 10 april de bevrijding van de Drentse stad wordt herdacht. Bij de onthulling in 1988 stond het monument nog in de tuin van hotel Bosch en Zon. Initiatiefnemer van het monument was de hoteleigenaar; in 1945 had de Poolse commandant Kowalski in het logement overnacht. Later is het monument verplaatst naar een plantsoen, en nog weer later naar de huidige locatie. 
In twee stappen is het monument daarmee ontkoppeld van de precieze aanleiding voor zijn oprichting en ingebed in de lokale bevrijdingshistorie. Nationaal Comité 4 en 5 mei vermeldt op de webpagina over dit monument wel dat ‘op deze locatie’ een ‘felle strijd’ heeft gewoed. Maar op zo’n grasveld laten deze aanduidingen veel aan de verbeelding over. 

Hoe die strijd van de 1e Poolse Pantserdivisie verliep, daarover kregen deelnemers aan een zogenoemde battlefield tour onlangs veel meer te horen. Vanaf het station in Emmen vertrok het gezelschap met een bus over de Hondsrug, via Winschoten naar Siddeburen. Onderweg stopten ze hier en daar, voor een korte wandeling en verhalen van de gids, kolonel BD Harold de Jong. Van hem verscheen onlangs ook een boek over de route van de Poolse bevrijders. 
De deelnemers vonden het fantastisch, vertelt Joël Stoppels, oprichter van de organisatie Battlefield Tours uit Groningen, die de tocht over de Hondsrug eind maart voor het eerst organiseerde. ‘Het was mooi weer, dat helpt ook mee. We hebben veel terugkerende deelnemers, elk jaar proberen we daarom wel een paar nieuwe tours aan te bieden.’

Het fenomeen battlefield tour verbindt de geschiedenis aan de wereld om ons heen. Aan de hand van het verleden begeven deelnemers zich in het landschap. In een poging ‘landschap’ te definiëren, beschrijft cultuurfilosoof Ton Lemaire dit als ‘een zicht op zowel “natuur” als “cultuur”’. Met cultuur doelt Lemaire op bijvoorbeeld een huis, een kerktoren, een weggetje. Hij vervolgt: ‘Maar het bijzondere is nu – en dit maakt een landschap pas tot “landschap” – dat het element “natuur” het element “cultuur” domineert en integreert.’ 
Lemaire noteert dit alles in de context van de schilderkunst, maar je zou kunnen argumenteren dat battlefield tours deze interpretatie van het landschap doen kantelen. De natuur (voor zover Nederland niet louter uit cultuurlandschap bestaat) overheerst daarin de cultuur niet langer; beide zijn eerder in evenwicht. De landschappelijke omgeving bestaat uit bijvoorbeeld bomen, water (natuur) maar ook paden, lanen, bouwwerken (cultuur), en te midden hiervan vonden ooit oorlogshandelingen plaats. Verhalen over de oorlog fungeren als een soort blikopener: in het landschap is plots meer te ontdekken en de deelnemers kijken met nieuwe ogen om zich heen.

Neem de battlefield tours die Joël en collega’s in de stad Groningen aanbieden. Deelnemers wandelen langs monumenten en plaquettes, maar ook langs gebouwen waar van alles aan is af te lezen. ‘Kogelgaten in de voet van de Martinitoren bijvoorbeeld,’ schetst Joël, ‘en aan de achterkant van het stadhuis aan de Grote Markt is enorme schade zichtbaar. Mensen zitten daar op het terras bij het News Café, maar die oorlogsschade is ze nog nooit opgevallen. Of ze denken dat schade aan gebouwen komt door aardbevingen.’

Onderweg laten de gidsen historische kaarten en foto’s zien. Aan de hand van ooggetuigenverslagen van burgers en van geallieerde soldaten vertellen ze wat zich heeft voorgedaan. Dat werkt beter dan militaire feiten opdreunen, stelt Joël. ‘Stel, je vertelt: “Hier gaan 20.000 man een linkerflankbeweging maken”, dan zegt dat mensen vaak weinig. Hoe was het nou precies voor de soldaten in die schuttersput? In verschrikkelijke omstandigheden, met slecht weer, het regende; ze moesten hun wapens drooghouden, te midden van de beschietingen – door zulke details kun je je inleven in de geschiedenis.’ 

Leeg weiland 
Je moet de kruitdampen bijna kunnen ruiken: dat is een eis die tourorganisatoren zoals Joël aan gidsen stellen. Ook moet de gids de tijd in de gaten houden, gelegenheid geven voor vragen maar niet te lang uitweiden. ‘Soms sta je in een leeg weiland. Hoe blijf je dan twintig minuten een groep boeien? Dat lukt met een goed opgebouwd verhaal over wat er precies is gebeurd, dat toewerkt naar een climax.’

De fijne kneepjes van hoe je de geschiedenis tot leven wekt, leerde Joël zelf onder meer bij de Guild of Battlefield Guides, een Britse organisatie waar gidsen een accreditatieprogramma kunnen doorlopen. De gidsen van zijn eigen organisatie zijn veelal gepensioneerd of gek van geschiedenis, zoals hijzelf. Hij studeerde psychologie maar vond zijn werk rond de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog, met activiteiten en projecten in Nederland en daarbuiten, in onder andere Normandië en de Ardennen. Zijn organisatie verzorgt daarnaast presentaties en rondleidingen voor scholen. 
Op de battlefield tours komt een mix aan deelnemers af, vertelt Joël: ‘Vanaf 17, 18 jaar soms wel. Een van onze tours hebben we naar Band of Brothers genoemd, die serie staat op Netflix. Daarbij gaan veel jongeren mee die weleens willen kijken op plekken waar gevochten is.’

Battlefield tours springen daarmee op eigen wijze in op een behoefte aan invoelbaarheid en interactie. Meegaan op een uitje in de buitenlucht is bovendien ontspannend. Het is een sociale activiteit; je trekt gezellig op met medegeïnteresseerden. Daarnaast stel je je open voor je leefomgeving. Die ene bunker aan de Dollard blijft een abstracte ruïne, totdat je de tijd neemt voor een aandachtig bezoek en hoort hoe de Canadezen hier de Duitsers in het nauw dreven.  
Landschapsbeleving begint met zintuiglijke indrukken, zo stellen onderzoekers van de Wageningen Universiteit in publicaties tussen 2007 en 2009 over dit onderwerp. Maar ze noemen die beleving ook een ‘ingewikkeld proces van waarneming, herkenning, betekenisgeving en waardering’. 
Dit rijtje zal ook gelden voor battlefield tours, en de tours voegen er nog iets aan toe: bewustwording. In de woorden van Joël: ‘Zo’n tour laat zien dat de oorlog ook in je achtertuin heeft gewoed en dat vrijheid kwetsbaar is.’ 

Vluchtig
Strijken dit soort tours op hun beurt de gelaagdheid van de oorlog niet goeddeels glad, in de vorm van een comfortabele excursie, een dagje uit, met informatie die je op een presenteerblaadje krijgt aangereikt, koffie en lunch inbegrepen? Kan inleving dan nog leiden tot bezinning? Met een term van cultuurfilosoof Lemaire: gaat dit niet om een ‘veraanschouwelijkt’ landschap? Oftewel, een landschap dat tourorganisatoren begrijpelijk hebben gemaakt voor vluchtige consumptie?    

Joël denkt dat de ervaring wel degelijk kan bezinken: ‘Ik kom geregeld oud-deelnemers tegen, die zeggen dat ze nog altijd voor zich zien hoe bijvoorbeeld die ene Canadees daar om de hoek kwam. Daarvan zijn ze onder de indruk geraakt.’ Inleving werkt daarbij kennelijk als meststof voor het geheugen. Joël zag dit bevestigd in een enquête door een student: ‘Daaruit bleek ook weer dat persoonlijke verhalen blijven hangen. Data en namen van commandanten onthouden deelnemers meestal niet.’
Wel raadt hij aan om naast een tour door bijvoorbeeld de stad Groningen, waarbij je je door de smalle straten begeeft, je ook te verdiepen in een boek over de bevrijding van de stad, voor een volledig beeld. 

Dunne scheidslijn
De mode om geschiedenis invoelbaar en beleefbaar te maken, roept nog een vraag op: in hoeverre gaat dit ten koste van een eerbiedige omgang met het verleden? Wanneer wordt het ongepast? 

Er bestaat een ‘dunne scheidslijn’, geeft Joël toe. Zelf bewaakt hij die lijn met onder andere huisregels: gidsen mogen best een groene jas aan, maar geen camouflagepak. Een jeeptour met een legervoertuig uit 1942, die hij ook organiseert, biedt dan weer een ‘extra ervaring’, vindt hij. Op re-enactments, het naspelen van een militaire operatie, is hij echter kritisch als het eraan toegaat zoals in Normandië, waar Amerikaanse toeristen met overgewicht rondlopen als parachutisten. ‘Een groot deel steekt zichzelf in uniform en gaat daar vervolgens bier drinken en ijsjes eten. Tja, waarom moet dat?’ Het verhaal hoort centraal te blijven staan, stelt Joël. ‘Daaromheen ligt een spectrum van wat nog verantwoord is en wat je beter niet kunt doen.’ 

Zo beoogt een battlefield tour een serieuze rondleiding door verleden en heden. De groep luistert naar wat een expert te vertellen heeft en laat het landschap op zich inwerken. Als je dan in het veld, bij een dijk of op een straathoek in gedachten de bevrijders ziet verschijnen, heeft dat misschien minder te maken met entertainment, dan met het ultieme doel van zo’n tour: kennis en verhalen doorgeven aan volgende generaties, voor wie 80 jaar alweer heel lang geleden is.