De rust van het Waddengebied is populair. Zo zijn er wadloopstiltetochten, retraites op de eilanden en duisternistochten per boot. Allemaal bedoeld om de rust van het uitgestrekte gebied te ervaren. Niet voor niets blijkt uit diverse onderzoeken hoe gewaardeerd die stilte is. Veel bezoekers komen er om de hectiek van de eigen (Randstedelijke) omgeving te ontvluchten en vaak noemt men ‘stilte’ en ‘rust’ als kernkwaliteiten van het Waddengebied.
Het gaat dan trouwens vooral om de afwezigheid van ménselijke geluiden. Want eerlijk is eerlijk: het wad is oorverdovend. Het overweldigend stukslaan van de golven op het strand; het gesuis en gegier van de wind; de schelle kjaa van de zilvermeeuw, en de drieteenstrandloper die zijn hoge bwiepbwiep kwettert. De stilte van het wad ís de ongestoorde herrie van de schepping.

Op zee
Jan Huneman (78) noemt die geluiden altijd ‘de adem van het wad’. Hij was een van de eerste charterschippers in het gebied. Vanaf 1975 voer hij over de Wadden en leefde er als kunstenaar en fotograaf van de wind en van de schnabbel.
Hij praat er met veel liefde over. Huneman is zelfverkozen ambassadeur van het gebied. Als 24-jarige voer hij al met een zeilbootje op het Lauwersmeer. Hij maakte de verwoestende indijking ervan mee. Een catastrofe waarbij zeehonden ingesloten werden en vogels het gebied verwoed vaarwel floten. ‘Ik wilde dat mensen daarvan wisten. Zoiets mocht nooit meer gebeuren.’ Hij protesteerde er tegen de ingebruikname van het militair oefenterrein Marnewaard en tegen de gaswinning met haar affakkelende boortorens die het wad nachtenlang fel verlichtten.
Waar Huneman zich boos over maakte betreft nog altijd de inzet van talloze natuurclubs in het gebied: het minimaliseren van de menselijke invloed. Het is een eindeloos getouwtrek met de visserij en windmolenbouwers, met gaswinners en zoutboorders, met zeehondenspotters en skydivers, militairen en schoolkampjeugd. We schreeuwen, suizen, brommen en piepen wat af.
Huneman koos indertijd voor een stil protest. In zijn tjalk nam hij vanaf 1979 gasten mee om ze de essentie van het gebied te laten ervaren. Soms wekenlang, terwijl hij cursussen fotografie en schilderen gaf met het sprookjesachtige wad als decor. In de rust, wars van menselijke herrie, is droogvallen met je schip een avontuur. Het tonnen zware schip neemt afscheid van de klotsende golven, raakt langzaam de zandvloer en komt vast te liggen. Wat je dan hoort is sensationeel. Kreeften en krabben scharrelen en zelfs de strandgapers, mossels, kokkels en wadpieren kun je horen. ‘Op zulke momenten sprak geen enkele gast aan boord. Er werd alleen geluisterd, gekeken en gevoeld. Zo beleef je die natuurlijke geluiden intens, krijg je innerlijke stilte, een zengevoel.’ Al snel komen ze van alle kanten aanvliegen. Duizenden vogels. Ze komen op de rijkgedekte tafel af, vertelt Huneman. ‘Elk met zijn eigen geluid. De kluut knispert, de lepelaar kleppert, de meeuw schreeuwt, de gans gakt, de grutto roept. En op de achtergrond hoor je de eeuwig ruisende branding op het strand van de eilanden. Dat geluid draagt heel ver.’
Onder zee
Zo magisch als de geluiden boven water zijn, zijn ze ook ónder water. Dat weet onderzoeker Maryann Watson als geen ander. Voor haar promotieonderzoek bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) ontdekte zij elf nieuwe onderwatergeluiden in de Waddenzee. Trommelen, bubbelen, grommen, kloppen, klikken en tikken bijvoorbeeld. Geluiden die Watson zelf in haar recentste artikel beschrijft in onomatopoëtische termen als bubbel-buzz of klop-snap.
Altijd al was Watson geïnteresseerd in onderwatergeluiden. Als ze duikt bij koraalriffen – iets wat ze ook voor wetenschappelijk onderzoek heeft gedaan – geniet ze volop van het aanwezige onderwaterorkest. In de Waddenzee is het geen orkest. Maar passerende solisten zijn er zeker. Bij twee oesterriffen en twee kunstmatig aangelegde riffen neemt Watson geluiden op van de dieren die daar leven. Achter haar computer luistert ze uren naar de opnamen om soms ineens uitzinnig de gang op te rennen als ze een nieuw geluid heeft ontdekt. Wélk dier het dan precies is, weet ze vaak niet eens. Doordat de Waddenzee zo troebel is, kun je de geluidsopnamen niet koppelen aan een camerabeeld. Dat het schrapende geluid van krabben komt, is op zich niet zo’n wilde gok. En ook de zeehonden zijn goed te herkennen. Maar welke vis maakt een trommelgeluid? En welke gromt?
‘Er zijn duizenden soorten vissen, we weten maar van zo’n 5 procent welk geluid ze produceren’, vertelt Watson. Ondanks dat ze de geluiden in de Waddenzee niet rechtstreeks aan een soort kan koppelen, heeft het onderzoek nut. Zo kunnen wetenschappers inventariseren hoeveel geluiden er in de Waddenzee zijn en die resultaten vergelijken met die van andere getijden, seizoenen en jaren.
Dat vissen onderling geluiden maken en kunnen horen is voor veel mensen onbekend. Watson: ‘Zelfs sommige collega’s bij het NIOZ zijn verrast als ze het horen.’ Maar de geluiden zijn er. En ze zijn divers. Haringen laten een soort ‘scheten’ om de school bijeen te houden. In het broedseizoen maken mannetjeskabeljauwen een kreunend geluid. En mannetjesgrondels zoemen bij het verdedigen van hun nest.
En dan zijn er nog de cyclische geluiden. De terugkerende beweging van eb en vloed geeft het onderwatergeluid zijn eigen ‘soundscape’. Op momenten dat de getijdenwisseling op haar sterkst is, hoor je het geruis van stroming, zand en steentjes. De dieren houden zich dan stil. ‘Ik stel me dan altijd voor dat de vissen en zeehonden wachten voor het getij om te verstillen, zodat ze elkaar weer kunnen verstaan’, zegt Watson. ‘Dat is geen onderzoeksresultaat’, haast ze zich toe te voegen. ‘Noem het een pseudowetenschappelijke dagdroom.’
‘De kluut knispert, de lepelaar kleppert, de meeuw schreeuwt, de gans gakt, de grutto roept. En op de achtergrond de eeuwig ruisende branding’
Een ding is zeker: onder het wateroppervlakte is het bepaald niet stil. ‘Ik associeer stilte dan ook vooral met het wegblijven van leven.’ Pijnlijk genoeg kun je uit talloze onderzoeken naar onderwaterleven concluderen dat het in de Waddenzee een heel stuk stiller is dan een eeuw geleden. Bovendien worden Watsons onderwateropnamen aan de lopende band verstoord. Militaire vliegtuigen, grote machines op de dijk bij Lauwersoog en meerdere boten per uur die door haar opnamen heen brommen. Vaak zo hard, dat ze visgeluiden – als die er al zijn – niet meer kan horen.
Het is wetenschappelijk aangetoond dat onderwaterdieren zoals walvissen en orka’s hun frequenties aanpassen als er boten in de buurt zijn, vertelt Watson. ‘Je kunt het vergelijken met het verheffen van je stem of schreeuwen om gehoord te worden in een drukke kamer. Op die manier zorgen ze dat ze alsnog kunnen communiceren.’
Op land
Dat er een overvloed aan boten door het Waddengebied vaart, merkte Jan Huneman in de jaren negentig ook al op. De vrijheid, blijheid van de beginjaren die hoorde bij het zeilen over de ondiepe, droogvallende binnenzee maakte bij Huneman plaats voor ergernis. Toenemende regeltjes, verboden gebieden en exploderende drukte haalden de aardigheid eraf. ‘Er voeren honderden charterschepen en jachten. We werden een verstoring. Toen ben ik gestopt.’
Hij kocht een woning op Terschelling en werd vogelwachter op de Boschplaat. Evenals de eerste jaren op het charterschip bleek dit voor Huneman een enorm rijke manier om het gebied te ervaren. Dagenlang zag de vogelspotter geen mens. Hij kwam alleen in het weekend even thuis om te douchen en boodschappen te doen. Huneman leefde in de vogelhut op het ritme van de natuur, observeerde vooral met zijn gehoor. Om de zes uur een ander getij, een andere wereld.
‘Elke vogel heeft zijn eigen territorium in het gebied. Ze roepen allemaal: “Dat is van ons, dat is van ons, dat is van ons!” Dat gegons, dát is de ademhaling van het wad.’
Hij doet het werk van vrijwillige vogelwachter tot op de dag van vandaag. Naast het verrichten van tellingen moet hij goed opletten dat er geen toeristen het broedgebied in lopen en dat er bij hoogwater geen personen naar de hoogwatervluchtplaatsen lopen. De duizenden vogels daar moeten dan ongestoord bij kunnen komen. Daarvoor hebben ze zo’n vier uur de tijd voor ze weer gaan foerageren. Maar zoals Huneman het aantal charterschepen zag groeien in de vorige eeuw, zag hij ook het aantal toeristen in de afgelopen twintig jaar op de Boschplaat fors toenemen. ‘Er is geen grotere stoorzender dan het menselijke geluid.’
Hij vindt het een dilemma. Iedereen wil die rust ervaren bij de branding terwijl wolken spreeuwen en plevieren boven zee in formatie vliegen. Maar omdat we met zovelen zijn, vernietigen we juist wat we willen ervaren. Doordat we overal willen lopen, zijn strandbroeders als de strandplevier en de bontbekplevier nu zeer bedreigd. Op de Koffiebonenplaat op het uiterste oostpuntje van Terschelling broeden nog zo’n zeventig dwergsternpaartjes. Die vogels worden steeds zeldzamer. Ze moeten met rust gelaten worden. Maar even verderop, in het zeegat, liggen soms wel 150 zeehonden op de zandbank. En welke toerist wil daar nou niet met zijn fotocamera dichtbij komen?
Huneman snapt dat.
Gelukkig ziet hij dat de doorsnee Boschplaatbezoeker zich bewust is van zijn rol als heimelijke toeschouwer. Hij merkt dat het gebied mensen diep raakt. Ze komen er tot zichzelf, zijn onder de indruk. ‘Ik heb vaak mooie gesprekken met bezoekers. Ze kunnen er niet altijd de vinger op leggen. Maar het is gewoon die ademhaling van het wad.’
Dat woeste en stille wad beweegt altijd. Ademt altijd. Is nooit stil en tegelijkertijd dé plek voor verstilling. Alhoewel… Huneman kent één situatie waarin er ábsolute stilte is. Eéntje maar. Hij wil het wel delen.
‘Het mooiste wat je maar mee kan maken, is de opkomst van de volle maan. Als ik dan in de vogelhut zit, dan komt de maan in het zuidoosten als grote rode bol net boven de horizon. Het brengt een geweldige stilte met zich mee. Alsof vogels met miljoenen tegelijk in rijen zitten te kijken naar het wonder. Als de maan hoger komt, geel wordt en later wit, dan hoor je de vogels weer. Maar niet tíjdens de opkomst van die grote bal. Het is onvoorstelbaar: je bent even in een ander universum.’
De ademhaling van het wad
De Terschellinger dichter Ruud Knier beschrijft ‘de ademhaling van het wad’ in een strofe uit een van zijn gedichten.
En de zee leeft voort
tot in het oneindige,
woest en stil,
stil en woest,
haalt en brengt,
wiegt en maakt wakker
(R.A. Knier, Gnijpend Gruimen, 2004)