Het is niet voor het eerst dat Nienoord een 500-jarig jubileum viert, bekent directeur-conservator Geert Pruiksma. De aankoop van de eerste grond bijvoorbeeld is al langer geleden en was al eens aanleiding voor zo’n feestje. 1525 was wel het eerste volle jaar dat de familie Van Ewsum het opgeleverde complex in gebruik nam. Dit ‘nieuwe oord’, waar de naam van het landgoed naar verwijst, was een project van deze adellijke familie, die elders al een borg in bezit had en die bij Leek een hoogveengebied liet ontwateren en er turf liet winnen.
Nienoord werd een verdedigbaar landgoed, in tijden van torenhoge omzet, lokale ruzies, maar ook strijd tegen de Spaanse overheersing. Pruiksma: ‘Er werden grachten aangelegd en het eiland met de borg moest zelfvoorzienend kunnen zijn. De verdere dienstgebouwen, personeelswoningen, stallen en koetshuis omsloten het hele terrein. Het was het grootste complex in de wijde omgeving. In het dorp staat het nog altijd bekend als “het kasteel”.’
Dolle Jonker
Het uiterlijk van de borg heeft in de eeuwen daarna nogal wat veranderingen ondergaan. Na een brand in 1850 liet de toenmalige jonkheer de borg opknappen en bepleisteren, in de barokke stijl van rond 1700, Nienoords hoogtijdagen, inclusief erepoort en kanonnen in de tuin. Als je goed kijkt, en als je maar weet hoe het terrein ooit in elkaar zat, herken je nog oorspronkelijke details, vertelt Pruiksma. ‘Een aantal dikke binnenmuren zaten al in het oorspronkelijke steenhuis van rond 1520, maar het bouwmateriaal kwam deels van afgebroken steenhuizen in de omgeving en kan nog veel ouder zijn. Onder het maaiveld liggen de fundamenten er nog, als het water laag staat komt er een rij bakstenen bloot te liggen.’
Maar de directeur-conservator ziet ook wat er níét meer is. ‘Om iets geks te noemen, de oprijlaan met dubbele rijen bomen verraadt dat het huis vroeger groter is geweest. Het is nu eigenlijk een slag te smal voor die brede laan. Ook is er nog een oude oprijlaan, die we niet meer zo noemen. Als je die laan op rijdt, kijk je tegen een leegte aan, waar voorheen het poortgebouw stond dat rond 1800 is afgebroken.’
Dat we überhaupt 500 jaar Nienoord kunnen vieren, is te danken aan één man, een zonderling, de ‘Dolle Jonker’, zoals Ferdinand Folef von Innhausen und Kniphausen bekend kwam te staan. Al voor de brand in 1850 zakte het bedrijf Nienoord in, schetst Pruiksma. ‘Grote delen van het gebouw worden dan verkocht of afgebroken, ten behoeve van een andere borg in de familie en omdat bouwmateriaal meer oplevert.’ Maar eigenaar Folef heeft wel een zus met kinderen. Aan hen wil hij Nienoord nalaten. ‘Dat was een gezin waar nog toekomst in zat. Zou zijn zus kinderloos zijn gebleven, zoals wel meer adel in die tijd, dan hadden ze er vast geen tijd en energie meer in gestoken.’
Verarmde adel
Het lot van verkoop en sloop trof ook havezaten in Drenthe. In de 19e eeuw, in de decennia nadat het ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ luidkeels had geklonken, verarmde de adel zienderogen. Havezaten waren een middel voor Drentse adel geweest om inspraak te krijgen in het bestuur: de adel verenigde zich in de Ridderschap, maar aan toelating waren eisen verbonden, oftewel het recht van havezate. In 1646 wordt dit toegekend aan zestien huizen van een zekere waarde, waarbij de eigenaar onder andere van adel moet zijn, protestant en niet failliet. Het recht van havezate behelst ook vrijstelling van belasting. Later wordt dit aantal huizen uitgebreid naar achttien, waarbij de eigenaar het recht eventueel kan laten verleggen naar ander onroerend goed. Zo zijn er in totaal 28 havezaten geweest, maar dus nooit meer dan achttien tegelijkertijd, vertelt Tessa van der Laan, collectiebeheerder bij Museum Havezate Mensinge bij Roden – een van die zestien havezaten uit 1646, al dateert de eerste vermelding van het huis al uit 1381. Anders dan bij Groningse borgen zeggen grootte en bouwtype verder weinig. Er bestaan grote huizen die geen havezate zijn, zoals Landgoed Overcingel in Assen, maar bescheiden optrekjes zijn dat soms juist wel.
In 1795 kwam er een einde aan dit adellijke privilege. Wat het predicaat havezate dan nu waard is? ‘Het is een historische referentie,’ zegt Van der Laan, die zich met Mensinge – op steenworp afstand van Nienoord – opwerpt om deze geschiedenis meer bekendheid te geven. ‘Mensinge en Nienoord,’ zegt ze terzijde, ‘zijn wel aan elkaar gelinkt: de familie Van Ewsum had beide in bezit. Het was in die tijd dat Mensinge een havezate werd.’

Onderhoud en verduurzaming
Qua grootte en bezit konden sommige havezaten zich meten met die rijkste borg van Groningen, stelt Erwin de Leeuw, werkzaam bij het Drents Archief en medeauteur van een boek over een havezate. Hij noemt Oldenhave als voorbeeld: ‘De heer van Ruinen had daar een waar kasteeltje met een grote traptoren. Het was zelfs een heerlijkheid, een apart staatje binnen Drenthe. Huis te Echten, bij Hoogeveen, was bijna twee keer zo groot als wat er nu nog van over is. En veel havezaten werden omringd door een gracht, zoals Oldengaerde en Entinge bij Dwingeloo, en even verderop Batinge. Daar heeft de aartsbisschop van Utrecht nog gewoond.’ Entinge is gesloopt, Batinge werd publiekelijk geveild en vervolgens ook afgebroken.
Van de achttien havezaten staat nog maar de helft overeind. Enkele daarvan zijn in (welgestelde) private handen, twee behoren toe aan het Drentse Landschap en zijn deels te huur als woonhuis en voor overnachtingen. Mensinge is het enige museum, met authentieke inventaris. Gevraagd naar wat het vergt om zo’n landgoed in stand te houden, antwoorden de conservatoren van Nienoord en Mensinge in de eerste plaats: menskracht. Beide werken met een handjevol personeel en met tientallen vrijwilligers.
De huidige eigenaren zijn de gemeente Westerkwartier en Noordenveld; zij zorgen voor het onderhoud en lenigen met subsidies de eerste financiële noden, de kassa van het museum doet ook mee. Maar dan zijn er nog opgaven als verduurzaming – Nienoord heeft energielasten van 60.000 euro per jaar –, betere klimaatbeheersing, en modernisering en uitbreiding van tentoonstellingsruimtes. Met zo’n oud gebouw is altijd wel wat, zeggen beide conservatoren, en zo’n gracht bewijst bij klusjes anno 2025 nog altijd zijn barrièrefunctie. Van der Laan: ‘Alleen al de ramen lappen gaat hier zeker niet makkelijk.
Politiek klimaat
Bij zijn aantreden in 2016 kreeg Pruiksma de leiding over een Nienoord dat ‘op omvallen’ stond. Er volgde een doorstart, maar de directeur-conservator beschouwt subsidies en zorg voor dit soort monumentale landgoederen niet als vanzelfsprekend, ook gezien het politieke klimaat in het land. ‘Er hangt ons daarmee wel een bepaald perspectief boven het hoofd. Ik denk niet dat ik het zal meemaken dat de museumfunctie op Nienoord gaat verdwijnen, maar de afgelopen vijftig jaar heeft die al meermaals serieus ter discussie gestaan. We kunnen niet achteroverleunen.’
Nienoord omvat ook een familiepark met speeltuin, een landgoedboerderij en een spoorlijn, allemaal ‘aparte onderneminkjes met een eigen bedrijfsvoering’. Bezoekersaantallen zijn communicerende vaten, ook al zijn de doelgroepen verschillend: ‘Bij warm weer is het in het museum heel stil en in het zwembad heel druk. We zeggen weleens: aan de bezoekersaantallen kun je de temperatuur aflezen. Maar dan zie je ook dat we in heel andere diensten voorzien.’ Het aantal museumbezoekers op Nienoord kwam vorig jaar uit op zo’n 10 duizend, bij Mensinge was dat ruim 6600. Beide zitten daarmee onder hun topjaar, maar groeien wel weer.
Nieuwsgierigheid overdragen
En dan is er nog een tendens waar Pruiksma op wijst: consumptie beperkt zich meer en meer tot zitten en eten en drinken, oftewel horeca. ‘Onderweg zijn en iets ontdekken kan ook thuis vanaf de bank, op je tablet. Mensen willen niet meer door de regen hierheen fietsen om een koets in het echt te zien. Maar ambacht en techniek, waar zo’n collectie ook over gaat, kun je hier ervaren.’ Toch denkt hij dat het publiek weer in beweging is te krijgen: ‘Door potentiële bezoekers een associatie te bieden waardoor ze toch hier naartoe willen komen.’
De directeur-conservator denkt daarbij breed, van basisscholen en studentenorkesten tot noorderlingen met interesse voor streekhistorie, maar ook nieuwkomers. Die laatste groep verwelkomt Nienoord ook structureel. ‘We willen zo inclusief mogelijk zijn. Er was een noodopvang in de sporthal, die mensen heb ik meteen uitgenodigd. Zij kwamen daarna hier ook gewoon wandelen bij mooi weer. Een van hun inzichten was dat de borg al lang niet meer dient om mensen te beschermen, maar om kunst en erfgoed te beschermen. Dat laatste is niet overal vanzelfsprekend.’ Zo wil Pruiksma alle lokale bewoners aan deze plek verbinden: ‘Om met z’n allen en vanuit nieuwsgierigheid kennis op te doen, te behouden en aan elkaar over te dragen.’
Dat nieuwsgierigheid nieuwe kennis kan opleveren, bewees havezatekenner Erwin de Leeuw met een opmerkelijke ontdekking. In de achttiende eeuw kreeg de eigenaar van Westrup in Dwingeloo het financieel moeilijk en verkocht dit huis waar het recht van havezate op rustte in 1783, vertelt De Leeuw. ‘Het recht werd vervolgens verlegd, maar het bleef lang onduidelijk waar het uiteindelijk terechtkwam. Dat bleek een eenvoudige boerderij te zijn aan de overkant van de straat bij Westrup.’ De Leeuw deed deze ontdekking tijdens zijn onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis. ‘Via onder andere belastingregisters kon ik de puzzelstukjes in elkaar plaatsen. De voorgevel van de boerderij heeft een chique jaartalaanduiding. Normaliter is die van gesmeed ijzer, maar hier is het een gebeeldhouwde vierkante steen. Dat was ook al een aanwijzing.’ De havezategeschiedenis is hiermee nog geen gesloten boek: ‘Er moet er nog eentje in Assen zijn, maar die is nog niet achterhaald.’
Jubileumfestival Nienoord
Landgoed Nienoord houdt van 4 tot 6 juli een jubileumfestival. Meer info en programma: www.500jaarnienoord.nl/
In Museum Havezate Mensinge is een vaste expositie te zien over de Drentse havezatecultuur. Daarnaast zijn er een wisseltentoonstelling en authentieke interieurs van de havezate. Meer info en openingstijden: www.mensinge.nl/