Het is gelukt de mussen terug te krijgen. Tegen de muur boven het dakterras hangt een pagode met een tros viburnumtakken. De mussen zaten altijd in de viburnum totdat het een doorgaande kattenroute werd na de dood van het hondje. Er is gaas om de struik gezet, de voederplaats is aangelegd en nu zijn ze er weer.

Ik zit in de voorkamer op de eerste verdieping van een binnenstadshuis. De open haard is aan en kip scharrelt rond. Het huis is ongeveer honderdvijftien jaar oud, twintig jaar nadat de stad een treinverbinding kreeg gebouwd. Gelegen aan de straat die de westkant van het centrum verbindt met het station, daar waar de Drentse Aa langs het Zuiderdiep om de stad werd heen geleid. Tweede helft achttienhonderd; het begin van het eind van de stad Groningen. Een stad die haar bestaansrecht vooral ontleende aan landbouw, veeteelt en feodale rechten. Het kan geen toeval zijn dat met de toename van het succes van de vrouwenemancipatie tegengesteld evenredig de steden verdwijnen. En dat terwijl ‘stad’ taalkundig vrouwelijk is, procentueel meer alleenstaande vrouwen kiezen voor het wonen in de stad en het specifieke karakter van een stad chaos is, vrouwelijk. Verloedering, geweld van nu, zijn gevolgen van toenemende vrouwelijkheid in onze samenleving. Als strengheid niet mag, verdwijnt de structuur.
Grenzen en orde, gecombineerd met milde vrouwelijke wijsheid; een harmoniemodel wat we steeds net niet halen. In plaats daarvan werken we in deze tijd aan compromissen, iets wat wezenlijk anders is. De wezenskenmerken van een periode, datgene wat een periode maakt, voel je in een stad. De dynamiek van mensen is het wezen van een stad, druk doende en bezig met tijdelijke dingen. De onontkoombare regelmaat van de elementen en de seizoenen is het wezen van niet-stedelijk. Voor mij is het één niet aantrekkelijker dan het ander.

Cruoninga is gunstig gelegen, zeven meter boven Amsterdams peil, heeft een open zeeverbinding, water uit Drenthe en een begaanbare weg over Coevorden naar de rest van de wereld. Friezen en de Oostzee aan de ene kant, Saksen en Duitsland aan de andere kant. Daar ontstaat dus logischerwijs een markt- en handelsplaats. In 1020 beveiligd door een houten schutting. In 1110 zonder toestemming ommuurd en in 1162 met succes verdedigd tegen de bisschop, haar rechtmatige Heer. In 1024 schenkt de Duitse keizer Hendrik II, de heilige, het graafschap Drenthe aan de Utrechtse kerk en wordt de bisschop van Utrecht haar Heer. Hendrik II geeft bisschoppen bestuurlijke en militaire macht om de macht van zijn vazallen te verkleinen en de hervormingsbeweging te bevorderen. Bovendien was hij opgevoed in Utrecht. In 1040 schenkt de Duitse koning Hendrik III zijn landgoed Cruoninga met gebouwen, onderhorige, munt en tol aan dezelfde kerk. Groningen is dan zeer nauw verweven met het Dom-Kapittel en de stad Utrecht. In die tijd de voornaamste markt-, handels- en ontwikkelingsplaats van ons land. Groningen is dan al een feodale stad die door de eeuwen heen heeft weten te voorkomen dat andere plaatsen zich hebben kunnen ontwikkelen tot haven- of marktplaatsen. Nu, 125 jaar nadat bij Koninklijk Besluit de vesting Groningen is opgeheven, in een periode waar compromissen doel zijn geworden, (iedereen zijn zin en niemand tevreden), zakt ook Groningen uit tot een nieuwbouwwijk, net als de dorpen in haar provincie. Alles vraagt zijn tol, ook socialisatie is niet alleen winst.

Kip is op mijn voet gaan zitten. Ik breng haar naar haar palazzo en dan ga ik Martinus van Tours aanraken naast de Martinitoren, de beschermheilige van Groningen en Utrecht.

Ik zit in de bovenzaal van de kosterswoning van de Martinikerk en heb boerenkoffie besteld. In sommige streken zou dat waterig en arm betekenen. Hier betekent dat ‘met slagroom’. De slagroom smaakt naar slagroom en niet naar spuitbus.

Vanuit de Stationsstraat (1885) langs het Aduardergasthuis gelopen (1775), het Hoofdpostkantoor (1909), langs de A-toren (1718), de A-kerk (1450), de Korenbeurs (1864), over de Vismarkt naar het Waagstraatcomplex (1995), langs het Stadhuis (1810) over de Grote Markt, de Martinitoren (1475).

De luizolder is bevloerd met zware asymmetrische planken. Op de klokkenomgang sta ik met lemen knieën op de kieren boven enorme klokken; bang dat ze dreunend zullen gaan slaan en mijn vloer instort. Op de eerste trans ontvouwt zich een prachtig uitzicht op duizend jaar bewoning. Een rijke historie gewoon zichtbaar. Dertig generaties met hun eigen karakteristieken en ook nu wordt de eigentijdse nieuwbouw indrukwekkend verweven. Een prachtige stad.

Sint Martinus van Tours blijkt Sint Joris te zijn.