Stappen door het landschap is een rubriek over bijzondere wandelingen in Noord-Nederland, geschreven en gefotografeerd door landschapsverkenner Edward Houting. De wandelingen voeren u niet langs de obligate plekjes, maar laten u kennismaken met minder bekende locaties en geven beschrijvingen van onvermoede paden en ongebaande wegen. Het start- en eindpunt van de wandelingen zijn bereikbaar met het openbaar vervoer.

Al vaak waren mijn vrouw en ik er voorbij gereden. Voorbij De Steenen Pijp, een bruggetje over de Reest vlak bij Den Kaat. De autoweg Hoogeveen-Ommen scheert erlangs. De Reest vormt een deel van de grens tussen Drenthe en Overijssel en is een van de laatste bijna-niet gekanaliseerde laaglandbeken in Nederland; wél in droge tijden aan de borst liggend van het Ommerkanaal, omdat er te weinig water uit het oorspronkelijke stroomgebied toevloeit. Om een indruk te geven van die oorspronkelijke omvang: 36.000 hectare, waarvan 7000 hectare resteert. De topografische kaart van omstreeks 1850 toont de Reest te midden van uitgestrekte heidevelden: onder meer het Katingerveld, het Bazuinerveld en het Nolderveld. Het Katingerveld hoorde bij de buurschap Ten Kate, nu Den Kaat genoemd. Groenlanden komen veelvuldig voor langs beide oevers van de Reest. Even boven Ten Kate grensde de Reest zelfs direct aan het veld. Dit voortijds zeer afwisselende en kleinschalige hoeven- en kampenlandschap is in deze omgeving nog zichtbaar en een bezoek waard.

Vanaf het station Hoogeveen rijdt op zondag een lijntaxi naar Dedemsvaart. Een echtpaar dat graag een praatje maakt, wacht met mij bij de abri. En daar gaan we dan, prinsheerlijk met de taxi op weg naar onze bestemmingen. Zij naar De Wijk en ik stap uit bij Den Kaat, een gehucht van drie boerderijen. Het is rustig hier op zondag. Ik houd mijn topkaart bij de hand en begin mijn uitgezette lijn op de kaart in voetstappen om te zetten.

Grootvorstin

Tussen de van oorsprong oude boerderijen loop ik over een oud klinkerweggetje naar de Holtberg. Koeien loeien onrustig. De weg naar Rabbinge nr. 5 en nr. 7 kruist de Reest. Een tweetal gedeeltelijk ontschorste eiken is door de bliksem getroffen. Aan de beschadiging kun je zien dat de bliksem meestal in de vorm van een kurkentrekker toeslaat. Het oranjebruine, ijzerhoudende water van deze ‘Grootvorstin van Drenthe’s stromen’ zoals G.A. Coert haar noemt, stroomt kalm voort. De weg slingert al even veel als het riviertje. Eerst bestaat de weg uit klinkers, dan uit zand met puin. De voormalige heide boven Rabbinge is nu bebost. Kanjers van paddestoelen met donkerbruine gladde hoed staan langs het zandpad dat leidt naar de Holtberg. Het gestorte witte zand maak het pad hier mul. Ik kom uit bij een kabouter-esje op de rand van het stroomdal. Het bouwland kantelt naar het zuiden en ligt klaar voor de winter. Elzen begrenzen de akker. Een heel klein vogeltje ‘huppelt’ onhoorbaar van tak tot tak door het eikenhakhout.

Veel vonders

Altijd weer verbaas ik mij erover dat, hoewel er paaltjes met gekleurde koppen langs de paden staan (uitgezette wandelingen), je driehonderd meter van de openbare weg niemand meer ziet. De tractorbrede zandweg komt uit bij een voormalige boerderij. Een deur van een schuur staat open. Je kunt zo alles meenemen. Niemand merkt het. Kennelijk komen hier erg weinig mensen. Links gaat een pad naar een bruggetje over de Reest. Er zijn hier opmerkelijk veel vonders over de Reest. Hogerop in het stroomdal komt de Jodenvonder voor, later zal ik bij de Kerkvonder belanden. Ik vervolg mijn weg naar de biologische boerderij De Wildenberg. De grondkleur van de geploegde akkers wisselt van licht bruingrijs tot bijna zwart. Voor de boerderij staat een herinnering aan het melken van vroeger: een zware herenfiets met een karretje met melkbussen erachter. Ik loop even naar de brug over de Reest waar Limousin-koeien op een kluitje staan. Het uitzicht wordt niet begrensd door houtwallen loodrecht op de stroom. Hier waren deze veekeringen, zoals bij het Anlooërdiepje, niet nodig omdat de oeverlanden voornamelijk als hooilanden in gebruik waren.

‘Oud octobergoud’

De zandweg terug volgend, loop ik achter de biologische boerderij langs een drassig terrein bij Rabbinge. Dit terrein was volgens Aaldert Kikkert van Het Drentse Landschap ooit een ven, dat men getracht heeft om te vormen tot bouwland. Een bijzonderheid van dit gebied is dat zich hier de enige standplaats van de boomkikker in Drenthe bevindt. Een stuk bos volgt. Plassen op de paden, stagnerend water in kommen in het bos. De herfstkleuren doen mij denken aan een dichtregel van Slauerhoff: ’tot oud octobergoud vergloeid’. Verrassend heuvelachtig is het hier. Op een driesprong aarzel ik even welke weg te nemen. Een smal pad langs hoge populieren en essen leidt naar de Kerkvonder. In Oud-Avereest, direct aan de andere kant van de stroom, bevindt zich de kerk. Ik blijf even staan als drie zwarte Groenendalers op mij af komen. Als de eigenaresse mij ziet, roept ze ‘Achter!’ Bij dit houten bruggetje heb je een weids uitzicht naar beide kanten over het Reestdal. De zon breekt door en zet de nog groene verten in een luministisch schilderij à la Willem Roelofs om. Terug bij de driesprong sla ik een met gras begroeid pad in naar een boerderij op de rand van het stroomdal. Een rond perceel, waar op de kaart de hoogte van 6,0 meter wordt aangegeven, is waarschijnlijk een huis-es geweest. Nu, zoals bij vele Drentse dorpen, zijn de essen tot grasland verworden. Dit pad komt uit bij een stuk heide, dat Het Drentse Landschap beheert. Een schapenrooster vormt de entree. Een smalle plank ligt over een greppel van een loopje. Het staat praktisch droog, maar bij veel regenval voert het water af van dit heidegebied en voorheen zelfs van het Nolderveld.

Heide

Je verwacht het niet meer, maar plotseling sta je oog in oog met een landschap dat kenmerkend was voor Drenthe. Bijzonder is het feit dat dit heideperceel direct grenst aan het stroomdal. De oorspronkelijke situatie. De enige andere plaats in Drenthe waar dat nog zo duidelijk voorkomt, is op het Ballooërveld. Restanten van dit soort gradiënten zijn verder te vinden bij Schipborg, Oudemolen en Lieveren. Twee hardlopers kruisen mijn pad. Heideschapen begrazen deze heide al zo’n vijftien jaar. Een kleine kudde ligt wat van het pad af te letten op voorbijgangers. Het pad loopt op de rand van het stroomdal en de kniehoge heide. ‘En dan, wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant’. Zo dichtte J. C. Bloem en hij heeft helaas gelijk gekregen. Drenthe is in de loop der eeuwen bijna helemaal op de schop gegaan door de veenontginningen en de daarop volgende ruilverkavelingen. Natuurbeschermingsorganisaties proberen te redden wat er te redden valt. En dat valt bepaald niet mee. Het zijn stukjes natuur voor kabouters. Het wild en alle rustminnende dieren ontvluchten deze hectische wereld. Kindsblij zijn de natuurbeschermers dan ook als er weer wat planten en dieren terugkomen, die al jaren waren ‘uitgestorven’. Het heidegebied ligt zo’n twee meter hoger dan het stroomdal, zodat er echt sprake is van een gradiënt. Dat is een biologisch rijke plek, waar vaak zeldzame planten voorkomen. Ik maak vanuit het stroomdal wat foto’s naar de heide toe. Elke voetstap moet ik zorgvuldig plannen, want het is hier ontzettend drassig. Bij de Reest aangekomen, vliegt ineens een koppel wilde eenden op. Geluiden komen nu van ver: auto’s en koeien. Wilgenstruweel begeleidt de grens van hooiland en heide.

Nieuwe natuur

Het heidepad komt uit bij de Nieuwe Dijk, die ik oversteek op weg naar het Meeuwenveen. Bij de afwateringssloot loopt naar rechts een pad door ‘nieuwe natuur’. Het Drentse Landschap heeft hier behoorlijk wat grond verzet, wat resulteert in een moerasachtig gebied. Dit beheer heeft er wel toe geleid dat de vlinders heideblauwtje en moeraswolfsklauw zijn teruggekeerd. Over een geïmproviseerde brug kom ik uit bij het Meeuwenveen, dat hoogstwaarschijnlijk een pingoruïne is. De kenmerkende ringwal is in ieder geval heel duidelijk aanwezig. Behalve aan de oostkant, waar een akker is aangelegd. Een totaal andere belevingssfeer dan bos, heide of stroomdal. Veel berken hebben het loodje gelegd en steken stakerig af tegen de lucht. Het kleine in de heide uitgesleten pad volgend, kom ik weer uit bij de Nieuwe Dijk, die ik volg tot waar het bos overgaat in weiland. Ik duik het bos in, waar takken mij regelmatig de weg versperren langs het weinig belopen pad. Dit bos is voormalig heideterrein, hetgeen te zien is aan de op hun retour zijnde jeneverbessen. Dit gebied is niet goed zonder kaart te bezoeken, anders verdwaal je geheid. Dennennaalden en heide geuren me tegemoet. Het vaak breed uitwaaierende zandpad voert mij langs een groot ven midden in het bos. Eerlijk gezegd was ik even de weg kwijt en koos op de gok de weg terug naar Den Kaat. Dat lukte. De dunner wordende bosrand geeft uitzicht op pastelgroen, drassig grasland vol donkergroene russen. In de verte een enkele boerderij. Ik kom uit op de splitsing waar ik ’s morgens was. De sfeer is zomers geworden. Frappant hoe een andere belichting het landschap mee doet veranderen. Bij Den Kaat aangekomen, kijken bewoners wat verbaasd naar een loslopende wandelaar. Paarden worden gekamd naast een paardentrailer. Ik sla de weg in naar Balkbrug, waar ik een lijntaxi kan bellen. Op de bonnefooi wandelen is heel boeiend, maar je moet veel geduld hebben met het openbaar vervoer. Vooral op zondag. Conclusie: grote afwisselingen kenmerken deze wandeling op de grens van twee provincies. Advies: doen!

Het is raadzaam op deze wandeling enig proviand mee te nemen. Op zondag vertrekt vanuit station Hoogeveen de belbus richting Den Kaat. Spreek van tevoren de tijden af dat u opgehaald en weer afgehaald wilt worden.

Literatuur J. Abrahamse, Rivieren in Noord-Nederland, De Reest.Zutphen, 1986. J. C. Bloem, Doorschenen Wolkenranden (pag. 67). Den Haag, 1975.

Trefwoorden