Vlakbij Peize, in het gehucht Ter Horst, staat de Huis ter Hansouwe. Het bestaat uit drie delen, uit drie verschillende periodes. Het voorste deel, het steenhuis, stamt uit de veertiende eeuw. Vierhonderd jaar later werd een langhuis aan het huis gebouwd en weer honderd jaar later kwam de Friese dwarsschuur erbij. Ook letterlijk dwars. Otto ter Hansouwe, uit een oud Drents geslacht, heeft er gewoond: in 1454 was hij burgemeester van Groningen. Na hem was het huis vele generaties lang in bezit van de families Ripperda en Lewe. Sinds drie jaar woont Cora de Jonge met haar gezin op Ter Hansouwe. Ze beseft het zich terdege: als rentmeester van dit cultureel erfgoed, kun je dat niet voor jezelf houden.

Alsof een dronken timmerman het dak heeft gemaakt. De golvende daklijn steekt scherp af tegen de heldere zomeravondhemel. Een S is het, een slappe S dan wel, maar toch duidelijk een S.
Eerst valt het niet eens zo op. Je kijkt eraan voorbij, zoals je ook het pad over het hoofd ziet dat leidt naar Huis ter Hansouwe. Het staat er, niet zoals de boerderijen in de buurt, met de voordeur uitnodigend naar de straatkant, maar met een afgewend gezicht.
De eerste keer, turend naar de huisnummers, rijd ik eraan voorbij en moet ik rechtsomkeert maken. Dan herken ik de twee zuilen aan weerszijden bij het begin van de oprijlaan. Niet omdat ik ze heb zien staan bij de voormalige poort op het Hereplein in de stad Groningen; wél omdat ik dit verhaal ken. Dán valt het meteen op: de golvende daklijn: hoog in het noorden en laag in het zuiden.
Verhalen: het huis is er vol van. Gastvrouw Cora de Jonge ook. Ze wil vertellen, maar niet voordat ze me naar het gastenverblijf heeft gebracht. Ruim driehonderd jaar geleden was het de melkkamer. Nu zijn de wanden strak gestuukt en wijzen de spotjes op de balken naar de geschilderde lelies. Van Anne Stoer, vertelt Cora alvast. Aanvankelijk had ze er zeven willen hebben, zo’n mooi, betekenisvol getal, maar toen de eerste drie op de muren en het schuine plafond geschilderd waren, zag ze dat het genoeg was. Drie jaar woont ze in Huis ter Hansouwe en dit is het tweede seizoen dat ze gasten ontvangt in het Bed & Breakfast. Het zal nog wat jaren duren voordat noorderlingen niet meer op Huis ter Hansouwe reageren met: ‘Dat huis van Overdiep?’. Voormalig president van de rechtbank in Groningen, dr. mr. Gerrit Overdiep en zijn vrouw bedoelen ze daarmee. Ruim vijfentwintig jaar heeft het gezin Overdiep in de boerderij gewoond. In die jaren heeft hij het huis steentje voor steentje gerestaureerd.

Verhalen

Cora loodst me mee, naar de gang. Bij iedere stap volgt een verhaal. Over de vloer in de badkamer: een driedimensionaal ruitenlandschapje. De tegels heeft ze uit een oud winkeltje en vervolgens is ze dagenlang aan het poetsen en boenen geweest om de vloer te krijgen zoals hij nu is.
Over de streng kijkende man in de hal. Het is Joest Lewe, naar wie de wijk Lewenborg in de stad Groningen genoemd is en die een tijd lang burgemeester van deze stad is geweest. Het schilderij is een kopie, vanzelf. Het origineel hangt in de Fraeylemaborg in Slochteren. Een stap verder: de pomp in de gang, die erop wijst dat dit vroeger dus geen gang was, maar een open gedeelte tussen huis en schuur. Volgende stap: de leilijnen hier zijn goed. Cora voelde het meteen toen ze hier voor het eerst kwam kijken, voordat ze het huis gekocht hadden: er loopt water onder het huis door en de leilijnen zijn uitstekend. Een halve stap gedraaid: de windvaan. Hier in de gang staat het originele exemplaar. Sinds deze van het dak is gewaaid heeft een replica zijn plek in de buitenlucht overgenomen.
Het gastenverblijf bevindt zich in het steenhuis, naast de keuken, opkamer en woonkamer van de familie. Het is het oudste stenen huis van Drenthe en werd in de veertiende eeuw gebouwd. Toen was het een dienstwoning van de bisschop van Utrecht. De dienstdoende boer kon vanuit het huis mooi het oostelijker gelegen Eelderdiepje controleren. Peize speelde in die tijd een belangrijke rol voor de bevolking omdat daar het befaamde hopbier werd gebrouwen. In de zeventiende eeuw werd de dienstwoning boerderij, die tweehonderd jaar later door twee broers bewoond werd. Het verhaal wil dat de broers ruzie kregen, de ene de stal met dure gebinten meenam, en de andere broer een Friese schuur dwars op het huis zette. Dat was in 1831.

Tissingkleuren

Terug naar het steenhuis. De Groninger schilder Martin Tissing heeft de kleuren voor de woonkamer uitgezocht. Hij kwam in de herfst, had een geel blaadje in zijn hand en legde dat binnen tegen de muur. ‘Dat heb je nodig’, zei hij. Hij verving het ossenbloedrood en donkerbruin voor een hardgeel voor de oostwand, terra voor de zuidkant, een soort oker voor de westkant met de ramen, en leverbruin voor de noordzijde. Vooral aan die laatste kleur moest Cora erg wennen. Nu de eerste laag er eenmaal opzit, is ze overstag. Echte Tissingkleuren zijn het, vindt ze.
Stokoud zijn de voormalige staldeuren. Een premie op de achterstand, noemt Cora het. Uit armoede zijn ze nooit vervangen, nu is ze er blij mee.
Dan de ramen: het huis heeft er minstens honderd. Vijf daarvan, in vijf verschillende vormen en formaten, zijn alleen al te vinden in het gastenverblijf, maar de schuur aan de westkant van het huis spant de kroon: tweeëntwintig dakramen in het onderste dakpannengedeelte van het rietdak. Terwijl aan de noordzijde slechts één enkel raampje aan dichtmetselen is ontkomen.
Cora neemt me mee, rondom het huis dat vroeger omgracht was. De west-, noord- en een stukje zuidzijde zijn nog intact, de rest is gedempt. De oude boomgaard is met behulp van Drents Landschapsbeheer weer in oude luister hersteld en onder de deels opnieuw aangeplante lindebomen blijft de onderbegroeiing zitten, zoals vroeger gebruikelijk was. Het is een goede plek voor vogelnesten. Spreeuwen zoeken het liever hogerop: tientallen spreeuwenparen hebben een plek onder het rieten dak verworven. Door het ontbreken van daklijsten kunnen ze makkelijk binnenkomen. In de noordmuur zit een leeuwerikdakpan, zodat deze vogeltjes de insecten in het huis kunnen vangen.

Peizermaden

Aan de oostkant zijn de middeleeuwse ramen vrijwel origineel gebleven. Even verderop is rechts de ingang naar het gastenverblijf, tegenover het stookhok. Vanaf hier is het Natuurmonumentengebied, de Peizermaden, goed te zien. Cora gebaart wandelroutes met haar handen. De contouren van Groningen-Stad zijn hier ook goed te zien. Elf minuten rijden, weet Cora. Buiten de spitsuren uiteraard, en met de auto.
Dan zijn we bij de Friese schuur. Twaalf meter hoog, honderden vierkante meters groot volgestouwd met rommel en weer: verhalen. Want de gebinten zijn genummerd, zodat de elders gebouwde schuur ter plekke doeltreffend opgesteld kon worden. Want eens werd een tak tegen de eikenboom gebogen en vastgezet, zodat er later een zeis in kon hangen. Kwestie van langetermijnplanning.
Tijd voor een avondwandeling, langs het uitgebloeide fluitenkruid aan weerszijden van het Eelderdiepje en de Limousin-koeien van de buurman, dwars door de Peizermaden.
Als ik terugkom staat er een kartonnen doos voor de deur. Het archief van Huis ter Hansouwe. Honderden jaren historie achteloos samengepakt in mapjes en enveloppen. De hele avond zit ik gebogen over stambomen, aankoopbewijzen, offertes van diverse jaargangen voor tal van werkzaamheden, briefwisselingen tussen Overdiep en subsidiënten, en veel, veel krantenknipsels.
’s Nachts droom ik in de melkstal. Van rietdekkers, leeuwen en instortende gebinten.
Om vier uur word ik wakker. Ongelooflijk veel witblauw licht stroomt de kleine bovenraampjes in. Of droom ik ook dit? Pas uren later word ik echt wakker. Dan is het veel minder licht, geel licht.
Vijftien kilometer later ben ik thuis, in een andere wereld. Mijn geest laat zich makkelijk bedriegen: hij denkt dat ik een week op vakantie ben geweest. Weet niet, dat het meer dan zeshonderd jaar was.