Waar dorpswinkels zijn dichtgegaan, biedt de rijdende versman uitkomst. Tiemen van Dijken uit het Groningse Middelstum oefent dit beroep al uit sinds z’n jeugd, bijgestaan door zijn vrouw en zijn moeder. ‘Voor sommige klanten ben ik melkboer en mantelzorg in een’.

‘Tabak en sigaren’ staat met zwarte blokletters op de gevel van winkelpui aan de Achterweg 2 te Onderdendam. Maar dat is ook alles wat rest van de voormalige kruidenierswinkel van de familie Koster. ‘Vrouw Koster’ zoals ze in Onderdendam genoemd wordt, heeft deze lente het huisje dat al meer dan tien jaar niet meer als winkel functioneerde, verlaten. Nu zijn twee kunstschilders bezig er een galerie van te maken. Op zolder komen ateliers.
‘En dit is nog maar een van de opgeheven dorpswinkels die ik op mijn bestelroute tegenkom’, vertelt rijdend verswinkelier Tiemen van Dijken (49) uit Middelstum in zijn huiskamer aan de Delleweg. Samen met echtgenote Betty (46) loopt hij de lijst van meer en minder recente sluitingen na. De laatste was in ’t Zandt. Daar ging per 1 augustus supermarkt-drogisterij Doorn dicht. De winkelier werd fulltime onderwijzer en sloot de winkel wegens ziekte van zijn vrouw.
Al meer dan tien jaar is de indertijd goedlopende bakkerij van Kantens dicht. De uit Schiedam afkomstige Ineke en Cor Groeneweg schrokken jaren geleden terug voor de investering die een verdere uitbreiding van het bedrijf zou vergen. Ook het dreigende gebrek aan vrije tijd speelde daarbij een rol. Het ondernemersbloed kroop evenwel waar het niet gaan kon, en dus heeft de bakkerswinkel een bescheidener opzet gekregen. De formule is nu een broodje-en-kadootje-zaak met beperkte openingstijden.
In Westerwijtwerd is al sinds de jaren tachtig geen winkel. En hoewel menigeen zich in Huizinge nog bakkerij-kruidenier Lalkens herinnert, is de zaak al in de jaren zestig van de vorige eeuw gesloten. Godlinze is zijn winkel ook al kwijt. Dit dorp is het meest oostelijk gelegen punt op de ruime cirkel die Tiemen van Dijken iedere week rond Middelstum met zijn winkelwagen trekt.

Liefdeloos

‘Ik heb het zien aankomen’, zegt Van Dijken ‘Het efficiencydenken in de retailwereld betekent de totale verruïnering van de omgangsvormen in de middenstand.
Kroegen gaan dicht, het beroep “vertegenwoordiger” bestaat niet meer. En dat is letterlijk de doodsteek voor het handel drijven. Bij ons komt nog één vertegenwoordiger over de vloer, van Douwe Egberts. Die man komt al bij voorbaat overspannen binnen. Heeft een regio die begint bij Amersfoort. Begin daar maar eens een serieus gesprek mee. Vroeger kan ik me herinneren, nam zo iemand ruim de tijd om bij een bak koffie een mooi prijsje met je te maken over een een mooie restpartij van veertig dozen beste koffie. Intussen werden collega’s uit de regio doorgenomen. Tegenwoordig communiceert Betty dagelijks met een retailcomputer, waarna er weer liefdeloos zo’n in vele lagen plastic ingesnoerd stel pallets op je oprit wordt gekwakt.
De boderijder vroeger, Drijfhout uit Bedum, was nooit te beroerd om je handelswaar vaak nog even snel met je uit te pakken. Die snapte precies waar het in mijn bedrijf om draait. Als je een winkelwagen snelt wilt lossen en laden, moet er zo min mogelijk verpakking op je oprit achterblijven.’ En: ‘As k bin ofwaarkt, is t of!’ zegt Tiemen van Dijken. ‘Mijn moeder Janske, 79 jaar, en Betty zorgen ervoor dat de oprit er iedere dag spic-en-span uitziet.’

Wachten

Zijn dag begint om zes uur. ‘Op sommige dagen doe ik de wagen om acht uur ’s avonds dicht. Dan ben je veertien uur onderweg geweest. Maar niet klaar! Als ik na thuiskomst de wagen niet ‘schoon’ achterlaat, staat er de volgende morgen niet voldoende schapruimte leeg voor de nieuwe dagvoorraad zuivel en brood.
Drie keer per week worden verse groenten bezorgd. Brood en zuivel iedere dag.
Met zijn drieën, Betty, mijn moeder en ik, hebben we een op de seconde afgestemd systeem van inladen. Ook om elkaar niet voor de voeten te lopen. Mijn ritten duren lang tegenwoordig. Vergeleken met vroeger is een klantenwijk tegenwoordig heel uitgestrekt.
Nu mensen de keuze hebben tussen jou en de supermarkt tien kilometer verderop, ontstaat een heel gevarieerd klantenbestand. Je hebt oudjes die geen auto kunnen rijden en van me afhankelijk zijn. Je hebt de broodklanten. Die nemen me echt omdat het brood dat ik voer het beste van de hele streek is. Zo zijn er ook zuivelklanten. En pure bierklanten, die wanneer er helemaal niks meer in de portemonnaie zit, zeggen:“Tiemen dou mie n puut shag en n bak bier. Aanschrieven?”
Voorspelbaarheid, daar draait alles om. Op vaste uren in al die dorpen rond Middelstum zitten klanten op je te wachten. Een klant van me, dementerend, belde ’s nachts haar buren uit bed. “Heb je Tiemen al gezien?” Maandag tot en met vrijdag doe ik alle dorpen in een straal van twaalf kilometer rond Middelstum. Een aantal twee keer per week. Plus boeren. Zaterdag doe ik alleen nog bestellingen.
Vorig jaar na de vakantie hebben ik samen met Betty besloten dat ik op zaterdag thuisblijf. Je komt anders niet meer tot rust. Bovendien: aan de weg kun je niet half zijn. Zeker niet met die twaalf meter lange kar.’

Babyvoeding

‘Mien pa werd ziek toen ik vijftien was, en overleed daarna. Ik zat midden in de pubertijd. Ging naar de mulo. Toen pa nog leefde, zat ik na school ’s middags al op de kar, “ons pufje”. Een driewieler met zo’ n tweetaktmotortje, en een afdakje tegen de regen.
Pa was als melkboer heel modern toen. Naast flessenmelk en karnemelksepap begon hij met dingen als yoghurt en babyvoeding in potjes. Fabrikanten gebruikten leveranciers die melkwijken hadden met een hoge klantdichtheid als proefkonijn.
Sloeg het aan, dan zaten zij goed. Cynisch genoeg kwamen die merken tegen een veel hogere marge en lagere prijs in de rekken van de plaatselijke supermarkt.
Toen mien pa in 1954 begon, moest hij 6000 gulden goodwill betalen voor zijn wijk. Zoveel geld voor twee kraanbussen en een verrotte bakfiets. In die tijd liepen er in Middelstum nog drie andere melkboeren. Als er een nieuwe klant kwam wonen, ging mijn moeder er meteen op af om een wit voetje te halen.
Achter iedere deur had je toen grote gezinnen, soms wel twaalf personen. Ze kochten losse melk, zoepenbrij, karnemelk en boter. Later, toen hij kon koelen, ook kaas en de beroemde babypotjes. Eerst was er de rotte bakfiets, toen kwam Nellie, onze pony, die een karretje trok waarop pa kastjes had gemonteerd. Het was een vals kreng, die pony. Iemand pestte haar steeds onderweg. Het paardje vergat niks. Na een jaar kwam ze op een dag de pestkop tegen. En beet keihard.’

Nieuwe peertjes

‘’s Morgens om half zes begonnen pa en ik. Halfzeven waren we bij de eerste klant, tante Liene. Ze woonde op Toornwerd. Dan zit je al in het buitengebied. Om vier uur waren we thuis. Moeder, “Ma Janske” wordt ze in Middelstum genoemd, had de hele dag in de winkel gestaan. Ze deed ook het huishouden en bevoorraadde ons. Ma was niet moe te krijgen. Nu nog niet. Ze is het vleesgeworden spreekwoord: ‘ t Beste meubel ien t bedryf is n goud en degelk wyf.
Pa werkte nog harder. Op een avond kwam hij thuis. Hij had op zijn hurken in de driewieler gezeten, krimpend van de pijn. Zijn enige commentaar was: “ Donder mor op, k red mie der wel mit.” In het ziekenhuis bleek zijn blindedarm totaal weggerot.
Toch vind ik het leven van toen relaxed vergeleken met het leven van nu. Mensen hadden veel meer begrip. Als ik op vrijdagavond pas om acht uur ’s avonds een straat in reed, deed niemand daar moeilijk over. Dan zeiden ze: “Tiemen moet ook Toppop kijken”. Ik was toen nog een jong kereltje, hoor.
Een paar klanten van nu zijn nog uit mien pa’s tijd. Die zeggen nog luttje vent tegen me. Voor sommigen ben ik melkboer en mantelzorg in een. Bij de een draai ik nieuwe peertjes in de kroonluchter. De ander wil weten hoe ik vind dat haar man – zijn hele leven een hazenlip gehad – er bij ligt in de kist.
Soms gaan mensen echt te ver. Laatst vroeg iemand: “Tiemen, hou is t mit mien moeke?” Voordat ik erg in had, flapte ik eruit: “Goud, wicht, k loat heur geregeld oet!”’

Trefwoorden