Samen met Sanne Vondeling (18) kijk ik vanaf de brug op de Brink in Bakkeveen (Fr.) naar de lange met bomen omzoomde Bakkeveensevaart. Niet echt een punt om te mijmeren: links een drukke ventweg, rechts naast de vaart raast het doorgaande verkeer. Een wirwar van verkeerstromen voor het stoepje van ‘Mientje’.

Sanne Vondeling:
‘Zo noemden wij toen ik klein was de Boulangerie. Ze verkochten snoep en brood. Eindeloos werden we gewaarschuwd voor dit vijf-wegen-dertien-ongelukkenkruispunt. Maar wíj dachten alleen aan wat we konden kopen voor ons kwartje.
Ondanks de drukte heb ik iedere keer als ik hier fiets – terug van school uit Drachten – een thuisgevoel. Eigenlijk is het “fietste”, want deze zomer heb ik m’n vwo-diploma gehaald. Het examen was echt kóekje. Straks ga ik geneeskunde studeren in Groningen; een droom die uit is gekomen. Van kinds af aan al heb ik het gevoel gehad dat mensen met allerlei problemen zitten die ik wil oplossen. Ik trek me ook altijd dingen van vriendinnen aan.
Wij komen uit Drachten. Tot m’n kleutertijd woonden we daar. We hadden een oppas, een oudere vrouw, die altijd van die lieve troetelwoordjes zei: “myn ingeltsje”, “myn skatsje”, “myn nuterkontsje”. Een keer heeft ze me een klets op mijn kont gegeven omdat ik was weggelopen naar het speeltuintje. Zelf spraken we geen Fries.
Mem werkte in Bakkeveen, op de openbare basisschool. Verhuizen leek op een gegeven moment toch praktischer. Had ze meer tijd voor ons. Achteraf ben ik superblij dat we hier zijn komen wonen, hoewel ik rond mijn negende zelden meer thuis was te vinden, want ik was helemaal gek van pony’s. Na school fietste ik direct door naar de Slotlean, waar Annechien en Gerard Leijten woonden. Die hielden pony’s. In een schuur achter het voorhuis reed ik in een geïmproviseerde bak. Eén stap galop en je was de schuur door. Toen bestond hun mooie grote Bosmanege nog niet. Ze hebben nu dertig lespony’s, weilanden, een binnen- en een buitenbak. Samen met een vriendin heb ik geholpen de boel stukje bij beetje uit te breiden. Nieuwe pony’s handzaam maken, en al dat verzorgwerk. Stallen ruimen, voeren. Het was zo veelomvattend dat de manege een tweede thuis voor me werd. Soms bleef ik nachten weg. Dan moest er een veulentje komen. Heit en Mem leefden mee. Loes, mijn zusje van vijftien, zie ik nu hetzelfde doen.
Op een dag reed ik op Iwan, een heel rustige pony. Maar een ander paard ging druk doen en er ontstond een kettingreactie in de bak. Een ruin links van mij schopte. Ik voelde alleen een klap. Iemand riep dat ik in het zadel moest blijven. Er liep iets nats mijn rijlaars binnen. Onder mijn knieschijf zat een enorm gat. Was ik twee centimeter hoger geraakt, dan waren allerlei belangrijke pezen beschadigd, zeiden ze in het ziekenhuis. Ik ben toch weer gaan rijden. Mem snapte er niks van. Niet veel later ben ik toch gestopt. Ik was er flauw van, en deed veel andere dingen: tennissen, pianospelen, streetdance.

Ik heb nog nooit een bijbaantje gehad, erg hè? Mijn ouders betalen alles. Kleren, sport… Streetdance vind ik nog steeds leuk maar het echt serieuze werk is stijldansen voor mij. Met een oudere jongen uit Drachten, Sjouke, train ik hard. We doen ook mee aan wedstrijden. Vorig jaar presteerden we heel goed. Dit jaar gaat Ballroom en Latin minder. Bij dansen zie je onmiddellijk of iemand echt goed in zijn vel zit. Ik ben er zekerder door geworden.
Ik merk nu al, na de introductieweek, dat ik Groningen heel leuk ga vinden. Een maand naar de bioscoop voor maar 16,50! Hier in Bakkeveen moet je alles plannen. Waar je blijft slapen, als je uitgaat. Niks kan spontaan. Toch ben ik bang voor hoe het zal zijn in de grote stad, ook al ga ik studeren met een groepje vriendinnen van hier. Daar zit ik ’s avonds misschien ineens alleen. In Bakkeveen zijn altijd mensen om me heen. Ik heb een vriendin die soms op haar kamer een filmpje gaat kijken maar dan klets ik met haar ouders. Al die gezellige huiskamers ga ik zeker missen. Daarom blijf ik voorlopig thuis wonen.
Sinds ik ben ingeloot komen mijn vriendinnen met al hun gezondheidsklachten bij me. Dan zeg ik hetzelfde als een echte huisarts: als het over zes weken nog niet over is, terugkomen!’

Trefwoorden