Een namiddag in Nieuwe Pekela. Regen valt met bakken uit de grijze lucht. Ik ben druipnat maar het enthousiasme van Pim Siegers (19) verdrijft de kilte.

Pim Siegers:
‘Doorsneeweg 1 was een kast van een huis, grote hoge kamers. Zo groot dat we heel gemakkelijk aan mensen inwoning konden bieden. Dat paste ook wel in de filosofie van Mama. Haar ouders stierven toen ze nog heel jong was. Ze is toen prima door anderen opgevangen. Ze wilde graag iets terugdoen.
Hier in het buurtje was het “ons kent ons”. De christelijke Doorsneeschool was gezellig en knus: veertig kinderen, drie juffen. Ik had een vaste club vrienden. Eén meisje, Daniëlle, en zes jongens: Hilko, Pieter, Wilfred, Danny, Harold en Revlon. Harold was lang en blond, Revlon dik en Surinaams. “Duo Penotti” werden die twee genoemd.
Wanneer ik terugkijk, zie ik ons de godganse week voetballen. Voetballen op het schoolplein. Na zessen op straat. Daarnaast trainen voor de christelijke voetbalclub Damacota. ’s Zaterdags spelen. Als we tegen onze erfvijanden Sportclub Pekela 2000 moesten, deed ik op vrijdagavond al mijn voetbalkleren aan en ging er mee naar bed.
Ik ben geboren met slechte knieën. Als middenvelder ben je de draaideur van je elftal. Na iedere wedstrijd lag ik krimpend van pijn op de bank. Dat ver over je grenzen gaan is typisch Oost-Gronings. Voorgoed stoppen was later onvermijdelijk.
Hoe het verder met mijn vrienden ging, hoor ik via mijn ouders. Pieter’s moeder zit net als Mama in de leiding van de Scouting hier. Papa is daar voorzitter van. De pa van Hilko Grijze is vrachtwagenchauffeur. Net van baas veranderd. Zijn oude bedrijf bonjourde iedereen eruit en nam Poolse chauffeurs in dienst. Hilko speelt in een bandje.
Toen het over en uit was met voetbal, was er gelukkig nog de muziek. Als programmamaker ben ik de Lokale Radio Stadskanaal ingerold. Alleen of met zijn tweeën presenteren. Niks schreeuwerig gedoe. Mijn geheim was praten zoals je in de auto met elkaar praat. Veel live registraties van Vera-bandjes. Daarnaast draaiden we demo’s van Oost-Groningse rapbandjes. “Wij” waren Feiko de Boer uit Stadskanaal en ik.
Het is verleden tijd. De LOK is kapot gemaakt om een vermeende fraudekwestie. Stadskanaal genoot van de rel, terwijl we bloedmooie radio maakten. Ineens had ik angstwekkend veel vrije tijd. Geen sportreportages op zaterdag meer bij de Onstwedder Boys. Papa reed me overal naartoe. Hij heeft dat dertien jaar voor mij over gehad. Misschien omdat hij iets herkende. Zelf promootte hij vroeger jarenvijftigmuziek door op feesten plaatjes te draaien. Ik doe ook aan cabaret. Dit jaar heb ik voor het eerst vijfentwintig minuten in een grote zaal gestaan.
Ik heb een dubbel gevoel. Eigenlijk wil ik weg hier. Maar toch blijf ik.
Op de landelijke criminaliteitsladder staat Pekela boven Amsterdam. Alles verloedert. Vijf jaar geleden beloofde de Christen Unie een skatebaan. Hij komt er, maar de jongens voor wie die bedoeld is, zijn inmiddels volwassen.
Tegelijk is er zoveel talent onder de jeugd. De plaatselijke SP gaat een cd maken met Pekel-bands, rockgroepjes van hier. In mijn radiotijd heb ik al een jongerenverkiezingsdebat uitgezonden. Wat ROOD zei – de jongerenafdeling van de Socialistische Partij – sprak mij aan. Ik werd lid en maakte mijn vader SP-lid. In korte tijd groeiden we zo hard dat de SP aan de gemeenteraadsverkiezingen kan meedoen. Ik sta vierde op de lijst.
Als ik weg ga, laat ik mijn familie stikken.
Nooit opgeven. Hoe irritant mensen ook doen. Zo leeft Mama. Daarom kan ik niet zeggen: Pekela, doei!
Ik geloof niet meer. Bij mij is er iets geknapt toen bij de dood van mijn lievelingsopa de dominee keihard zei: “Jouw opa gaat naar de hel!”
Voor Mama ligt het anders. In haar jeugd was het haar enige houvast. Maar in haar kerk komen nog geen vijf jongeren. Op een dag kregen alle ouders een brief van de kerkenraad, dat ze in de opvoeding verkeerd bezig waren. Zelden heb ik mijn moeder zo kwaad gezien. Maar ze bleef wel gaan.’