Geen twijfel mogelijk: de status van werelderfgoed verhoogt de aantrekkingskracht van de Wadden. Maar hoe die positie te verzilveren? ‘Overzeese’ samenwerking is gewenst.

Nederlanders denken dat hun land ophoudt bij de stad Groningen. Dat is een misvatting. Want boven Groningen ligt één van de meest fascinerende landschappen van ons land: de welhaast geometrische en weinig beschutte Waddenkust – noest en ongenaakbaar. Wie uitleg wenst bij deze – geparafraseerde – tekst in het boekje Kiek over diek doet er goed aan de uitgave zelf te lezen. De provincie beschrijft daarin de aanleg van een negentig kilometer lang fietspad langs de hele Groningse kust, van Lauwersoog in het westen tot aan de Dollard en Duitse grens in het oosten. De idee is dat het fietspad het toerisme in het Groninger kustgebied een flow geeft, dat de route (re)creatieve initiatieven genereert: theetuinen, gasthuizen, ateliers, galeries, workshops, festivals en gelegenheden voor health en welness. Het fietspad leidt grotendeels over de kruinen, de ‘buitentenen’ en de binnenzijden van de Waddendijk. Bij de Eemshaven wordt gebruik gemaakt van oude dijken in het achterland.

Kiek over diek was eind maart ruimschoots beschikbaar tijdens een druk bezocht symposium in de Aa-kerk in de stad Groningen. Organisator van deze bijeenkomst: de Raad voor de Wadden. Onderwerp van de conferentie: de toekomst van de recreatie en het toerisme in het Waddengebied. Belangrijkste topics: het gevaar van ‘overconsumptie’ op de populaire eilanden, de noodzakelijke samenwerking tussen de eilanden en het vasteland en niet in de laatste plaats de tot nu toe magere benutting van de rust en ruimte kansen op ‘het land van verrassingen’ achter de Waddendijken.

De Waddenraad adviseerde de Tweede Kamer twee jaar geleden al over de kansen voor meer toeristische en recreatieve bedrijvigheid in en rond de Waddenzee. Aandacht werd onder meer gevraagd voor de ‘bescheiden rol’ van de kustgebieden in Groningen en Friesland. De opgave is, meenden de adviseurs, om de ruimtelijke kwaliteit en identiteit in dit ogenschijnlijk nu nog van de zee afgekeerde randland te combineren met passende activiteiten voor bezoekers van buiten: ‘verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn er dun gezaaid en over het algemeen kleinschalig.’ Maar dat het ook anders kan bewijzen volgens de raad het vakantiepark Esonstad bij het Lauwersmeer en de zeehondencrêche in Pieterburen.

De raad signaleerde een kip-en-ei situatie. ‘Initiatieven komen niet van de grond omdat er te veel onzekerheden zijn over het aantal te verwachten toeristen en omgekeerd blijven toeristen weg omdat het aanbod tekort schiet.’ Enkele aanbevelingen van de Raad: versterk de samenwerking tussen de eilanden en het vasteland, en ontwikkel op het vasteland ‘sterke merken.’ Ontplooi kortom nieuwe ‘trekpleisters’ die passen bij de ruimtelijkheid en de cultuurhistorie van de betrokken gebieden achter de Waddendijken.

Hoe staat het thans met de ontwikkeling van het toerisme in het Groninger en Friese kustgebied? Hoe staat het met de bestuurlijke versnippering in het Waddengebied in het algemeen en met de samenwerking tussen de eilanden en het vasteland in het bijzonder? Zijn de eilanden bereid hun toeristische aantrekkingskracht te delen met het vasteland? Biedt de nieuwe werelderfgoed status van de Wadden in de toekomst meer soelaas – het kustgebied maakt immers uitdrukkelijk onderdeel uit van het totale gebied?

Burgemeester Bert Swart van Schiermonnikoog is warm voorstander van meer toeristische samenwerking tussen de Waddeneilanden en het vasteland. Voorwaarde is wel dat beide partijen gezamenlijk één ‘product’ aanbieden. Een product zonder overlappingen, zonder dubbele activiteiten. Swart gunt ieder het zijne. Want het heeft ‘geen zin iets na te streven wat je zelf niet in huis hebt.’ De burgemeester voorziet in dat geval een win-win-situatie: toeristen die het ene jaar één van de eilanden bezoeken en het volgend jaar het kustgebied prefereren. Of omgekeerd natuurlijk.

Waar hij nu van gruwt is dat de honderdduizenden bezoekers van de Waddeneilanden eerst door een soort niemandsland rijden – door gebieden ‘waar helemaal niets is.’ De rit via het Friese Holwerd naar de boot naar Ameland is daar volgens hem een goed voorbeeld van. In Lauwersoog, van waar het veer naar zijn eigen Schiermonnikoog vertrekt, is de situatie gelukkig beter. Op en rond het Lauwersmeer is veel meer te doen. Swart: ‘Schiermonnikoog heeft daar geen last van. Het versterkt elkaar alleen maar.’

Zijn conclusie: zeker nu het Waddengebied is aangewezen als werelderfgoed, moet de ‘overzeese’ samenwerking tussen de eilanden en de kuststrook op het vasteland ‘binnen uiterlijk twee jaar’ gestalte krijgen. Inclusief een gezamenlijke strategie en dito plannen. ‘De tijd is er meer dan rijp voor.’ En ja, aan de bestuurlijke versnippering tussen overheden en alle andere stakeholders in het Waddengebied dient onverwijld een einde te komen. ‘Wat zegt u: de benoeming van een gezaghebbende Waddenregisseur? Prima idee!’
Qua toeristische ontsluiting van het Waddenvasteland doet Duitsland het beter, betoogden sprekers tijdens voornoemd symposium. Jens Enemark, de in Groningen wonende Deense secretaris van het internationale Waddensecretariaat, constateerde dat de kustgebieden in het Duitse Ost-Friesland dankzij tal van (duurzame) voorzieningen aardig wat aantrekkingskracht hebben. Hij refereerde aan de verblijfsmogelijkheden en attracties in sommige havenplaatsjes (Nessmersiel bijvoorbeeld) tegenover de Duitse Waddeneilanden.

Verwonderlijk is dit verschil tussen ons land en Duitsland niet, bemoedigde
Enemark zijn gehoor. Het Duitse Waddenvasteland heeft altijd identiteit gehad – Duitsers zien het kustgebied langs de Noordzee als één geheel. Het Waddenvasteland in Nederland mist een eigen gezicht. De Friese kust heeft niets te maken met Groningen achter de dijk.

Een gezamenlijke identiteit is volgens reclamegoeroe Dirk Nijdam van Groningen Marketing van groot belang bij de promotie van het Waddenvasteland. Op massatoerisme hoeft het gebied nu niet en nooit niet te rekenen maar toeristische kansen voor de totale kuststrook zijn er mede als gevolg van de werelderfgoed status zeker, meent hij. Nijdam gelooft sowieso in een toename van het toerisme naar het Waddengebied als geheel. Maar dan dient het gebied meer dan nu in zijn totaal te worden aangeprezen.

In duidelijke bewoordingen schetst Nijdam de huidige situatie: de Fries-Groningse kuststrook heeft een uitermate zwakke positie, het Waddengevoel ontbreekt er ten enenmale, niemand herkent dit gebied als zodanig en het Waddenvasteland is voor de meeste toeristen geen reisgebied, geen reisdoel op zich. Hoe dat komt? Het ontbreekt aan voorzieningen. Nijdam: neem het haventje van Noordpolderzijl. Een prachtige plek. Maar als je de locatie als vreemdeling al weet te vinden dan tref je er behalve een schitterend uitzicht over de Waddenzee slechts een café dat de helft van de tijd ook nog eens gesloten is.

Nijdam’s advies: biedt potentiële toeristen meerdaagse arrangementen aan met een combinatie van enkele dagen op een van de eilanden en enkele dagen op het vasteland. Wat op korte termijn ook helpt en makkelijk realiseerbaar is, zijn marketing tools als bezoekerscentra en informatieborden. Het kan ook geen kwaad om de grenzen van het Fries-Groningse kustge-bied te markeren met herkenbare ‘toegangspoorten.’ Maar bovenal: ‘zet het totale Waddengebied als één geheel op de toeristische kaart. Beschouw het vasteland bij wijze van spreken als zesde Waddeneiland – een “eiland” met dezelfde potentie als de echte eilanden. Prijs de zes eilanden vervolgens als een geheel aan. Vergelijk de Canarische eilanden. Die prijzen zich in het buitenland ook niet afzonderlijk aan.’ (JL)

Trefwoorden