Oost- en Weststellingwerf, Heerenveen, Opsterland en Smallingerland werken aan één gezamenlijke ‘streekagenda’, de eerste van Friesland. Drie deskundigen vertellen hoe zij de toekomst zien van toerisme, welzijn en landbouw in het Zuidoosten van de provincie

Op 9 en 10 september organiseerde de provincie Friesland in het dorpshuis van Langezwaag een discussie- en ontwerpbijeenkomst over de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling van deze streek. De deelnemers bespraken daar trends en zetten die om in kaartbeelden die laten zien waar nieuwe kansen liggen voor de vijf betrokken gemeenten: Oost- en Weststellingwerf, Heerenveen, Opsterland en Smallingerland. In deze toekomstvisie oftewel ‘streekagenda’ draait het om vijf thema’s: plattelandseconomie (waaronder landbouw), zorg en welzijn, recreatie en toerisme, leefbaarheid en de kwaliteit van het landschap.
De streekagenda is een nieuw begrip in het meerjarenprogramma Plattelânsprojekten, een aanpak waarmee de provincie heel Friesland, verdeeld in vijf regio’s, wil ontwikkelen. Een streekagenda is vooral een manier van werken, bijvoorbeeld samenwerken in een netwerk (de Koöperaasje-gedachte), voordelen zoeken door netwerken te verbinden, elkaar wat gunnen, kennis delen. De regio’s Zuidoost- en Noordoost- Friesland proberen deze werkwijze nu voor het eerst uit.

Gebiedsplatform

De dagelijkse leiding van de streekagenda Zuidoost-Friesland is in handen van twee provinciale ambtenaren, Age Kramer (gebiedscoördinator plattelânsprojekten) en Henk Rozema (projectverwerver). Beiden houden kantoor in Beetsterzwaag. Gevraagd naar de noodzaak van een streekagenda, antwoorden ze dat gebiedsontwikkeling ook werkelijk in het gebied zelf moet worden bedacht en uitge voerd. Kramer vertelt dat vanuit de provincie en vanuit het gebied zelf een toenemende behoefte is te onderzoeken wat nu eigenlijk de gebiedsidentiteit is. ‘Waarmee kan Zuidoost-Friesland zich profileren? Wat is goed voor de regio?’
Elke regio heeft een eigen gebiedsplatform. Hierin zitten naast bestuurders van de betrokken gemeenten en de provincie ook bewoners die goed thuis zijn in één van de thema’s. De gebiedsontwikkelaars voor de regio Zuidoost-Friesland initieerden de genoemde discussie-/ontwerpbijeenkomst.
Dienst Landelijk Gebied was gevraagd, samen met Partoer Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Friesland, een bijeenkomst te organiseren aan de hand van haar Schetsschuit- methode, een werkvorm waarbij teams gelijktijdig aan een gebiedsopgave werken en discussies vastleggen in schetsen.

Stille kern, drukke rand

De resultaten van het ‘atelier’ zijn gebundeld in een uitgebreid schetsboek. Daarin komt een ruimtelijk toekomstmodel naar voren dat is gebaseerd op enerzijds een stille laagdynamische kern tussen de stroomdalen van de Linde, de Tjonger en het Koningsdiep en anderzijds een drukke hoogdynamische rand in de zones van de snelwegen (Drachten- Heerenveen-Wolvega). Het model biedt een vertrekpunt voor een goede ruimtelijke ontwikkeling, waarbij de rand de groeirand is en het hart de kern van rust en ruimte.
Hoe zal het gebied er daarmee over twintig jaar uitzien? Rozema: ‘De schaalvergroting in de landbouw loopt dan nog steeds, vooral langs de rivieren. Ondertussen is gebleken dat het kleinschalige landschap op de zandruggen voor veel mensen een aantrekkelijk woonlandschap is.’ Kramer: ‘De voorzieningen in de kleine dorpen zullen zich verplaatsen naar de grotere woonkernen en daar in grotere concentraties voorkomen.
Het lokale gedachtegoed heeft meer ruimte gekregen. Beleid zal meer gebaseerd zijn op informatie uit de streek, meer bottom-up dus.’
Voorafgaand aan het schetsproces in de schetsschuit lieten de deelnemers zich voeden en inspireren door de visies van drie inleiders. Over recreatie en economie sprak Martin Cnossen.
Over zorg, welzijn en onderwijs Sjoerd IJdema en over landbouw Johannes van Sinderen.
Alledrie vertellen ze hier kort hoe ze de toekomst van Zuidoost- Friesland zien.

Naar woondorpen en
Plusdorpen

Sjoerd IJdema van Partoer CMO Friesland adviseert overheden en organisaties die zich bezighouden met maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van welzijn en zorg. IJdema presenteert in het atelier een uitgebreid beeld van trends op het terrein van zorg, welzijn en onderwijs. Ook hij wijst op de noodzaak om over de grenzen van Zuidoost-Friesland te kijken.


‘De taalgrens ligt historisch gezien bij de Tjonger. Vandaaruit is de geschiedenis van Friesland nauw verbonden met die van Overijssel en Drenthe. Dit is sociaal-maatschappelijk nog steeds terug te zien in zorgrelaties met plaatsen als Meppel en Assen. Vier demografische trends zijn in Zuidoost- Friesland van invloed op de sectoren zorg, welzijn en onderwijs. Dat zijn vergrijzing, ontgroening, met minder geld meer voorzieningen onderhouden en een veranderende samenleving. Door vernieuwingen in de digitale communicatie op individueel niveau, denk aan domotica, ontstaat er een grotere onafhankelijkheid van zorg op locatie. Tegelijk groeit de behoefte aan een terugkeer naar de menselijke maat. De druk op mantelzorgers en vrijwilligers zal toenemen, en dat terwijl er een vergrijzing in het vrijwilligersbestand optreedt.
Mantelzorgers nemen steeds meer zorg op zich, 17 procent van de mantelzorgers is overbelast. Vooral in het stillere kerngebied van Zuidoost- Friesland, waar de afstanden tot de grotere kernen groot zijn, neemt het belang van thuiszorg en informele zorg toe. Ouderen zullen hier zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Een goede gebiedsdekking van de dokterswacht is daarom een belangrijk aandachtspunt.
‘Veel bestuurders lijden nog steeds aan het groeisyndroom van de afgelopen vijftig jaar. Ook Zuidoost- Friesland moet matigen met de bouw van woningen en voorzieningen.
Scholen en voorzieningen moeten fuseren en gevestigd worden in de grotere kernen. Friesland heeft met 470 basisscholen de hoogste dichtheid aan basisscholen van heel Nederland. De kleinere kernen beperken zich dan tot hoogwaardige woonkernen met goede en veilige verbindingen naar de “pluskernen”. Daarbij zullen in de woonkernen de door vrijwilligers beheerde dorpshuizen steeds belangrijker worden om te kunnen voorzien in de behoefte aan ontmoeting. Het zal dan nog een toer zijn om het bestand aan vrijwilligers op peil te houden. In het algemeen moeten we ons denken en handelen omschakelen van meer naar beter.

Scheiding melkvee en vleesvee

Johannes van Sinderen is landbouwspecialist bij de Dienst Landelijk Gebied. Met behulp van jaarlijks geactualiseerde digitale geografische informatie geeft hij trends aan in ontwikkelingen in de landbouw, zoals grondbehoefte, schaalvergrotingen (veestapels, bedrijfsgebouwen), de relatie met natuurbeheer.


‘Ik voorzie toenemende specialisaties in de landbouw. Melkveehouders gaan zich beperken tot vee melken. Jongvee opfokken laten ze over aan fokveebedrijven. Melkvee en vleesvee zullen op verschillende bedrijven gehouden worden. Vleesvee zal steeds meer worden ingezet in het beheer van natuurgebieden.
‘De melkveehouderij zal doorgroeien.
Dit geldt voor zowel het aantal stuks vee als de oppervlakte aan landbouwgrond per bedrijf. De groeiers zijn te vinden onder de bedrijven met meer dan honderd koeien. Oost- en Weststellingwerf zijn wat dat betreft de topscorers. Voor heel Zuidoost-Friesland tekenen zich twee botsende ontwikkelingen af: een gemiddelde bedrijfsgroei per jaar van 3 procent tegenover een grondtekort van 4,5 procent. In Ooststellingwerf loopt dat tekort op tot 10 procent. In Opsterland en Smallingerland begint juist een grondoverschot te ontstaan.
‘Zuidoost-Friesland is een gebied met de nodige handicaps voor de landbouw door de vele bossen en houtsingels en de relatie met beleidsprogramma’s als de Ecologische Hoofdstructuur en het Europese natuurbeschermingsbeleid Natura 2000. De samenwerking tussen landbouw en natuurbeheer neemt trouwens wel toe.
Met behulp van publiek-private financiering zien veel landbouwers kans om op hun bedrijf aan duurzaam landschapsonderhoud te doen. Jongvee wordt gebruikt voor beweiding van natte graslanden langs de rivieren, terwijl natuurgras en snoeihout uit singels en bossen steeds meer dient als brandstof voor warmteopwekking in biomassakachels. Mestraffinage wordt aangewend als warmteopwekker voor het bedrijf en de omgeving. Al deze vormen van kringloopdenken verbeteren het imago van de landbouw. De provincie stimuleert het kringloopprincipe in het onderzoeksprogramma De Nije Pleats. Steeds meer gemeenten gebruiken dat als beoordelingskader voor uitbreidingswensen van landbouwers.’