Angst voor nieuwe bevingen en onzekerheid over de toekomst houdt de inwoners van Garsthuizen in een stevige greep. De overheid móet iets doen, maar ‘geld weegt niet op tegen veiligheid’. Ze moet in elk geval de emoties eerst maar eens serieus nemen, meent hoogleraar ethiek Sabine Roeser.

Al bijna dertig jaar wonen Richard en Bettie van Veen in Garsthuizen. En kijk eens hoe mooi, zegt Bettie, terwijl we uitkijken over de weilanden, waarboven net sprookjesachtig de schemer invalt. ‘Maar het is al lang niet zo leuk meer’, verzucht Bettie. Het gaat hier nog maar over één ding: de aardbevingen. Blijft het hierbij? Of gaan er slachtoffers vallen? Waar eindigt dit?
Ze wijst de scheuren aan tijdens een rondje door het dorp. Buiten, onder het raam. Naast het raam. Naast het andere raam. Horizontale scheuren. Verticale scheuren. En dit is alleen nog maar haar eigen huis, en alleen nog maar de buitenkant.
Op 16 augustus ging het mis, vertelt ze, terwijl we naar de buurman wandelen. Toen hadden ze een heel zware, die beving die ook in de stad Groningen te voelen was: 3.6 op de schaal van richter, met een intensiteit tussen de 6 en 7. Sinds die grote ging het van kwaad tot erger. Ze kwamen vaker, en ze werden heftiger.
Bettie van Veens buurman Willy Wijchgel is fan van de jaren vijftig. In zijn garage heeft hij oude Mustangs staan. Een rode, een witte, een zwarte, een babyblauwe. Hij heeft ook twee jukeboxen van Wurlitzer. ‘Origineel’, glundert hij. Wat niet origineel is in de garage, is de staalconstructie die de muren en het plafond versterkt. Stevige, gele balken. In januari zette Wijchgel ze erin, hij moest wel. ‘Anders was de hele boel hier ingestort.’
Het is niet moeilijk om de scheuren te vinden. Eentje is zo groot dat je erdoorheen kunt kijken. En de ramen zitten los. Een andere scheur loopt horizontaal dwars door een buitenmuur. De hele muur lijkt door te buigen. De taxateur die vier maanden geleden langskwam, zei dat het zijn eigen schuld was, vertelt Wijchgel. ‘Hij zei dat het kwam door de bouwvallige constructie. Maar vóór de bevingen zaten er helemaal geen scheuren in.’
Wijchgel heeft geen goed woord over voor de taxateur. ‘Ik heb gehoord dat hij gewoon een brandweerman is uit Amsterdam en hier verder geen verstand van heeft. En zo iemand sturen ze dan om de schade op te nemen. Die vent maakt een paar foto’s en gaat dan weer weg. En ondertussen zakken we hier steeds verder weg.’
Nee, die bevingen hadden eens in Den Haag moeten zijn, pruttelt Wijchgel. ‘Dan had je eens moeten zien hoe snel de kraan was dichtgedraaid. Maar Groningen interesseert ze daar niks, in het Westen.’ ‘De economische belangen zijn veel te groot’, verzucht Bettie van Veen, die tot voor kort waarnemend voorzitter was van de Vereniging Groninger Bodem Beweging.
Wat Van Veen zelf betreft gaat dit niet over geld. ‘De afwikkeling van de schade is een kwestie van afwachten. Maar geld weegt niet op tegen veiligheid – het échte probleem. We hebben geen idee wat ons nog allemaal te wachten staat. Jaren geleden werd gezegd dat er geen bevingen zouden komen. Dat werd bijgesteld naar af en toe een kleintje. Nu gaat het over bevingen van vier, soms vijf op de schaal van richter, met uitschieters naar zes. Je moet er niet aan denken dat er doden vallen.’
Is ze daar bang voor? Ze knikt. Soms rijdt er een vrachtwagen door de straat. Zit ze recht overeind op haar stoel. ‘Bij elke knal kijken we elkaar aan. Wat nu?’ Laatst vertelde een makelaar haar dat huizenkijkers afhaken. ‘Wie wil onze huizen nog kopen?’
Zou ze zelf wegwillen? Er valt een stilte. Dan: ja, als ze eerlijk is wel. ‘Maar hij niet.’ Ze knikt naar haar man Richard. Welnee, zegt deze, nogal nuchter. ‘Ik denk dat jij zo bang bent omdat je meer weet vanwege je verleden bij de Groninger Bodem Beweging.’ Bettie: ‘Misschien. Maar de overheid waarschuwt, en dat doet ze niet zo maar. Dat baart me zorgen en daar blijf ik bij.’ Richard: ‘Maar de overheid zegt niet dat we wegmoeten.’
‘We zitten in een patstelling’, verzucht Bettie, op de bank in haar woonkamer. Zonet heeft ze alle schade binnen laten zien. De gipsplaten. Onder de trap. In de vloer. Boven de kast. En de garage verzakt. Richard kijkt uit het raam, naar de invallende avond.
Ze beginnen eraan te wennen, zegt ze, en dat is nou net het zorgelijke. ‘Het begint met een knal. Een klap, alsof er een vliegtuig door de geluidsbarrière heen knalt. En dan komt de golfbeweging, de aardbeving rolt als het ware door het huis heen. Gerommel. Dat het hele huis heen en weer gaat. Sommige mensen hebben het landschap zien golven, toen, die 16e augustus. Mensen die buiten zaten voelden het dwars door de grond heen. En in Middelstum begon het carillon spontaan te spelen.’
Wanneer is ze gerustgesteld? ‘Als wij, de inwoners, goed gecompenseerd worden. Als we nieuwe huizen aangeboden krijgen, of hier wegkunnen. Als er maar iets te kiezen is. Nu zitten we als ratten in de val. Klinkt pessimistisch, maar zo voelt het wel.’
Richard: ‘Het zou mooi zijn als ze een gebaar maken. Zo snel mogelijk kijken of ze zouden kunnen minderen bijvoorbeeld, in plaats van zich te verschuilen achter onderzoeken. Laat iets van je goede wil zien.’ Trouwens, zegt hij: honderd miljoen is lang niet genoeg. Het geld moet verdeeld worden over tienduizend huizen. Dan blijft er tienduizend euro per huis over. ‘Wij hebben alleen al dertigduizend euro schade. Dus zo veel is het niet. En vergeleken met wat de boringen opbrengen is het natuurlijk helemaal een schijntje.’
Bettie werkt in de stad en dacht vroeger altijd aan het einde van de werkdag: hè, lekker weer naar huis. ‘Nu denk ik steeds vaker: kon ik hier maar in de stad blijven.’