Staatssecretaris van Sociale Zaken Jetta Kleinsma kan een lichte kreet van enthousiasme over de schoonheid van het gebied nauwelijks onderdrukken. Ze ontmoet in Frederiksoord Jan Mensink, directeur van de Maatschappij van Weldadigheid. Koloniestichter Johannes van den Bosch stond aan de basis van de verzorgingsstaat zoals we die nu kennen. De verlichtingsgedachte van de generaal is soms nog verrassend actueel. 

 

Er zijn vele wegen die naar Frederiksoord leiden en de mooiste is misschien nog wel het pad dat van Oldeberkoop via Noordwolde en Wilhelminaoord naar de eerste kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid voert. Nog altijd, bijna twee eeuwen nadat generaal Johannes van den Bosch besloot zijn levenswerk te maken van het verbeteren van de toestand der armen en lagere volksklassen door hen ‘op te beuren en tot eene hoogere beschaving, verlichting en werkdadigheid op te leiden’, is onderweg de orthogonale structuur te zien van de kolonies die dat ideaal mogelijk moesten maken. Opgeknapt en inmiddels in een groot aantal gevallen met aanbouw, staan de kleine koloniehuisjes nog steeds op regelmatige afstand van elkaar langs kaarsrechte wegen. Als een soort Gesammtkunstwerk, een monument van de Verlichting in de post-napoleontische tijd.

Jetta Klijnsma komt op een zonnige middag aan bij Huis Westerbeek op het landgoed Westerbeeksloot, vanaf het begin het bestuurlijk centrum van de Maatschappij, aan de rand van Frederiksoord. ‘Goh, wat is het hier prachtig.’ Weliswaar kent de Staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet-Rutte II sinds haar studie sociaal-economische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen in de jaren zeventig Van den Bosch en wat ze ‘zijn focus op gewone mensen in revoluties op het platteland’ noemt. Maar in het gebied waar hij zijn opvattingen over een grondige aanpak van de armoede in de praktijk bracht is ze, ondanks haar Drentse achtergrond – geboren en getogen in Hoogeveen – niet echt thuis. ‘Mooi om hier aan tafel te zitten’, zegt ze dan ook, gezeten in de vergaderzaal onder het konterfeitsel van de generaal die met zijn geruchtmakende Verhandeling over een Algemeene Armen-Inrichting door het vestigen van een ‘Landbouwende Kolonie’ in deze contreien, geschiedenis heeft geschreven.

Bedruipen

Klijnsma is dan al welkom geheten door de directeur van de Stichting Maatschappij van Weldadigheid, Jan Mensink. Hij staat letterlijk te popelen om de koloniën in Frederiksoord – inclusief Willemsoord, Wilhelminaoord en Boschoord – Ommerschans en Veenhuizen nog eens extra onder de aandacht te brengen van een lid van het kabinet. Want niet alleen is de Maatschappij met al haar bezittingen – zo’n 1300 hectare land en een zestigtal gebouwen, waaronder 32 rijksmonumenten –  hard op weg naar haar tweehonderdjarig bestaan, het zou toch wel heel mooi zijn als dat jubileum luister wordt bijgezet met een plaats op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

Een toekomstplan van een Stuurgroep van de Maatschappij van Weldadigheid, de provincie Drenthe en de gemeente Westerveld ligt klaar, maar enige steun uit Den Haag kan natuurlijk geen kwaad. Klijnsma: ‘Kunnen jullie je zelf bedruipen?’ Mensink: ‘Nee.’ Hij voegt er aan toe boos te zijn op het kabinet omdat de nieuwe verhuurdersheffing de Maatschappij jaarlijks een halve ton kost. Geld dat niet naar broodnodig onderhoud van de monumentale, maar vaak verouderde gebouwen gaat die in bezit zijn van de stichting. Mensink: ‘We weigeren onszelf op te eten. Ondanks de inkomsten uit pacht en huur en de verkoop van koloniehuisjes nieuwe stijl hebben we onvoldoende middelen voor achterstallig onderhoud. Dat staat bij ons met stip bovenaan de lijst met prioriteiten. Het past in onze doelstelling: het in stand houden en ontwikkelen van dit nationaal historisch erfgoed.’

 

Verlichtingsgeloof

De directeur die zelf in een koloniehuis woont, steekt dan ook van wal met een toelichting op de beide criteria waarmee de Maatschappij denkt aanspraak te maken op de titel Werelderfgoed en waarover de stuurgroep inmiddels ook een verhelderende brochure heeft uitgebracht. Het eerste is dat het monument een goed voorbeeld moet zijn van een traditionele menselijke bewoning of landgebruik die een cultuur of samenspel met de omgeving vertegenwoordigt. Dat is de Maatschappij van Weldadigheid welhaast op het lijf geschreven. Met name wanneer het bedreigd wordt door een onomkeerbare verandering, luidt de toevoeging. En dat gevaar ligt in deze economisch magere tijden haast vanzelfsprekend op de loer. De tering moet naar de nering worden gezet, is al weer geruime tijd het beleid van de stichting.

Het tweede criterium is dat het monument is verweven met gebeurtenissen of bestaande tradities, met ideeën of geloof, of met artistieke en literaire werken van uitzonderlijke internationale waarde. De Koloniën waren een project van armoedebestrijding dat aansloot op het gedachtegoed van de Verlichting. Nog nooit eerder was geprobeerd om de armoede op zo’n grote schaal en met zo’n vernieuwende aanpak te bestrijden, legt Mensink uit. Van den Bosch kwam met zijn plan in een tijd dat het Koninkrijk der Nederlanden, toen bestaande uit Nederland en deels ook België (waar de koloniën Wortel en Merksplas zijn gelegen) en Luxemburg, zo’n beetje uitgeput was na het voeren van diverse oorlogen en waarin een op de zeven mensen – armen, wezen, gehandicapten, bedelaars, prostituees, zwervers – afhankelijk was van de hulp van anderen.

Via landontginning en continue verbeteringen in de landbouwmethodieken kregen armen uitzicht op een beter leven. De Koloniën waren vooruitstrevend in hun sociale maatregelen en helemaal zelfvoorzienend, wat in die tijd uitzonderlijk was. Nergens was het verlichtingsgeloof in de maakbaarheid van mens en samenleving beter te zien dan hier. De grote schaal van het project was bovendien uniek in de wereld, net als het feit dat de werkwijze tot op de dag van vandaag nog zichtbaar is in het landschap en de gebouwen.

De Koloniën met hun combinatie van normen, arbeid, discipline, beloning en onderwijs hebben volgens de stuurgroep de kiem gevormd van het moderne denken over het verbeteren van de leefomstandigheden en maatschappelijke gelijkheid. ‘Het vernieuwende model van armenzorg is uniek in de wereld’, zo staat in de brochure. ‘De plannen en de uitvoering ervan konden rekenen op grote internationale belangstelling. Ze geven ons een ongekende kijk op de ontwikkelingen in de sociale, economische en maatschappelijke geschiedenis van Noord-Europa.’

 

Debiele mannen

De staatssecretaris en oud-wethouder (Den Haag) van PvdA-huize luistert ruim een uur geduldig naar het enthousiaste betoog van Mensink. Ze onderbreekt hem slechts af en toe instemmend, zoals wanneer Mensink zegt dat het eerste sociale voorzieningensysteem van Nederland, voor bij voorbeeld zieken en bejaarden, maar later ook voor gestraften en ‘asociale, debiele mannen’, in de binnenlandse Koloniën is ontstaan. Het politieke motto van Klijnsma past nagenoeg naadloos in de filosofie van de verlichtingsdenkers van twee eeuwen geleden: ‘In het Nederland waar ik wil wonen, doet iedereen mee. Man en vrouw, jong en oud, hier geboren en van ver, mensen met en zonder arbeidsbeperking. Iedereen die kan werken, moet de kans krijgen dat ook te doen. Daarom ben ik super-gemotiveerd om er voor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen aan de slag gaan.’

 

Werkdadigheid

Aan die motivatie twijfelt niemand en het voert vanzelfsprekend te ver om het begin van de 21ste eeuw met twee eeuwen geleden te vergelijken. Er is nu sprake van een vangnet voor minder welgestelden. En ook al worden de mazen daarvan steeds ruimer, verarmde landgenoten hoeven heden ten dage niet uit ‘een toestand van diepe ellende en daaruit spruitende zedelijke verbastering’ te worden gehaald. Maar toch, het zijn moeilijke tijden waarin de ‘werkdadigheid’ waarover generaal Van den Bosch het had, ouderen te vaak wordt ontnomen en voor jongeren nog te veel in de kiem  wordt gesmoord. De ontmoeting tussen Klijnsma en Mensink is, ondanks de Haagse bezuinigingsmaatregelen die niet altijd even positief uitpakken voor de Maatschappij van Weldadigheid, eerder een van gelijkgestemden dan van uitersten. Klijnsma: ‘Verheffen vind ik nog steeds een mooi woord. Niet verkeerd, om het op z’n Gronings te zeggen.’ Daarom verbaast de staatssecretaris zich over het feit dat reeds in 1910 de laatste familie uit het westen van het land zich in de Koloniën vestigde om er een beter leven op te bouwen. Het betekende het einde van het aanvankelijke doel van de Maatschappij, de armoedebestrijding. Klijnsma: ‘Is dat in de jaren dertig niet nieuw leven ingeblazen? Toen was schraalhans toch ook keukenmeester’

 

Kinderen

Maar verder vindt Klijnsma het ‘een geweldig mooi verhaal’ en roemt ze het ‘mooie werk’ van de Maatschappij, ook in de tegenwoordige tijd wederom gestoeld op het samenleven met een plek voor iedereen. Bewondering heeft ze met name voor het feit dat de stichting al zo lang de eindjes aan elkaar weet te knopen, vooral ook dankzij de inzet van veel vrijwilligers. ‘Mensen doen mee, mensen uit de omgeving. Daar gaat het om. Zorg, werk, inkomen, participeren.’ Dat is volgens haar ook waar de decentralisatie-operatie van na 1 januari 2015 over gaat. Taken zijn door het rijk overgeheveld naar gemeenten, die mensen vanuit de uitkering begeleiden naar werk.

Tegen Mensink: ‘Het succes van die operatie staat of valt met de begeleiding van die mensen. Dat gebeurt hier op een goede manier. In die zin is de Maatschappij van Weldadigheid een mooi voorbeeld. Jullie houden je al tweehonderd jaar bezig met een combinatie van zorg, onderwijs en kansen bieden aan mensen. Kortom, met de vraag ‘hoe leef je het leven?’ Vanuit de mensen en niet onmiddellijk vanuit het geld. Jullie laten zien hoe je het gebied waarin je leeft de moeite waard maakt voor de bewoners. Daardoor krijgen ze een commitment, een gevoel bij hun eigen omgeving. Daar moeten ze de lol van inzien. Mensen op verhaal helpen, maar ook hun leven laten leven. Een poosje een uitkering, maar dan ook weer aan de slag en uitvliegen. Er ontrolt zich hier een heel mooi, kleinschalig begin van een nieuwe samenleving, die ik graag vanuit de Participatiewet wil ondersteunen.’

Geef mensen een hengel, geen vis. Ook daarover zijn Klijnsma en Mensink het eens. Mensen in zichzelf doen geloven, daarin zit de overeenkomst tussen de tijd van de stichting der Koloniën en het huidige tijdsgewricht waarin is gebleken dat de bomen, althans voor de meesten, geen onbeperkt groeivermogen hebben. Klijnsma: ‘Sinds 2008 zitten heel veel Nederlanders in de ellende. Niet alleen mensen met een klein inkomen hebben het ongelooflijk lastig, maar ook tweeverdieners zitten in de penarie met een torenhoge hypotheekschuld als een van beiden de baan verliest. Die kloppen ook aan bij de schuldhulpverlening. Samen met instellingen als Humanitas, de kerken, Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds en Leergeld moeten we gezinnen weer op hoger wal krijgen. Anders gaan kinderen de boot missen. Daarom is er door het kabinet structureel €100 miljoen extra uitgetrokken voor armoedebestrijding. Met de klemtoon op kinderen. Daar moeten alle wethouders van Nederland mee aan de gang gaan. Want ik wil niet dat kinderen in armoede opgroeien in Nederland. Dat is mijn drijfveer.’

Als Klijnsma de trap van Huis Westerbeek weer is afgedaald, staat haar echtgenoot klaar met de tandem. Voor het donker wordt is er nog een uurtje tijd om de fraaie omgeving waarin eens ‘vlijt, vaderlijke tucht en het weldadig karakter onzer natie’ werden hersteld, nader te verkennen.