Jaren geleden schreef een verstokt schepper van nieuwe natuur mij in een boze brief, nadat ik de lof had gezongen van traditionele Nederlandse landschappen: 'U doet net of een weiland met koeien zo mooi is.' En gelijk had hij, moest ik hem antwoorden; ik vind weilanden met koeien prachtig. Dat drong nog eens goed tot mij door toen ik langs lege weilanden door Noord-Holland reed, en na de Afsluitdijk door Friesland. Verlaten groen land tot de horizon, met slechts hier en daar schapen of een paar paarden. Het smeekte om vee, dat land, het was ook sinds eeuwen ingericht op vee - maar het vee was dood of binnen vanwege mond- en klauwzeer.

Deze veelbesproken ziekte had nog meer op haar geweten. Het was Koninginnedag, maar alle grotere feestpartijen waren afgelast. Slechts hier en daar zag je op een voetbaldveldje aan de rand van een dorp wat vlaggen en plukjes kinderen met oranje strikken of T-shirts. Ook Dokkum, waar we wilden overnachten, lag er bedaard bij. Dat kwam goed uit, want we waren de gekte van Amsterdam ontvlucht om een paar rustige dagen te hebben. (Hoe gek Amsterdam die dag bleek te kunnen worden, konden we nog niet weten.)
We logeerden in De Abdij van Dockum, die we tot nog toe alleen van de buitenkant kenden: zo’n verbijsterend mooi gebouwtje waarin het hele Noord-Nederlandse zelfbewustzijn vorm heeft gekregen, tegenover de imposante Martinuskerk aan de Markt van Dokkum. Het is sinds 1998 hotel en restaurant, nadat het in de Middeleeuwen abdij was geweest en in het begin van de zeventiende eeuw stadsweeshuis was geworden. Dat bleef het maar liefst tot 1965. In de achttiende en negentiende eeuw werd het verbouwd; bij de laatste verbouwing werd de sobere gevel versierd met fraaie neoclassicistische elementen. Een gevelsteen laat zien hoe de arme wezen liefdevol dienden te worden verzorgd door de Dokkumse burgerij.

Lady chef of the year

In dit viersterrenhotel mochten we van Noorderbreedte een nacht doorbrengen. Ons informatiemateriaal vermeldde verder wat voor indrukwekkende prestaties de Abdij in zijn nog maar zo korte bestaan als voorbeeld van ‘erfgoed-logies’ had geleverd. De vrouwelijke chef-kok had in 1999 de titel Lady chef of the year behaald, en van Michelin had het etablissement ’twee bestekjes en twee hotelletjes’ mogen ontvangen. Wij wisten niet zo goed wat dat alles inhield, maar wij meenden, ervaren wereldreizigers als wij zijn, dat wij al die loftuitingen ook best mochten vergeten om op onze geheel eigen wijze van dit bijzondere Koninginnedag-verblijf te genieten.
De opgewekte jonge eigenaar vertelde ons dat de Gevreesde Veeziekte hem heel wat reserveringen had gekost, ook al omdat het natuurgebied bij het Lauwersmeer, dat veel van zijn gasten in hun tochten door Noordoost-Friesland opnemen, was gesloten. Wij vroegen ons af of de overheid nu ook dit soort schade zou vergoeden. In het gastenboek las ik: ‘Het is hier niks. Uitgestorven stad.’ Het leek mij een tekst van een tegen zijn zin door ouders meegevoerde, opstandige puber, die had gehoopt op wild nachtleven en veel lawaai. De tekst stemde mij zeer tevreden. Een volgende gast had eronder geschreven: ‘Misschien beter zoeken en kijken.’

Rijkdom aan architectuur

Wij werden naar onze minisuite (het hotel heeft zes luxekamers en tien minisuites) gebracht door zo’n prachtig en statig rechtop lopend Fries meisje. Het was een echte kleine suite, met ramen aan een lang, smal en zonnig binnenplaatsje, een minikeukentje dat de slaap- en de zitafdeling van elkaar scheidt, en een badkamer. We lieten onze spullen daar achter en maakten een wandeling door het rustige Dokkum. Het was fris maar zonnig, er wapperden Nederlandse en Friese vlaggen en er waren veel mensen op straat, wandelend met ijsjes of uit de wind op terrassen. De scribent in het Gastenboek die vond dat er beter gekeken moest worden, had groot gelijk. Ook als je niks weet van de geschiedenis, kan het je toch niet ontgaan wat een sierlijk stadje Dokkum is, wat een rijkdom aan architectuur het herbergt en hoe prachtig het aan de Dokkumer Ee ligt, met zijn Bolwerken en Voorstreek en Diepswal. Natuurlijk schrik je je ook hier af en toe dood van de bouwverschrikkingen waar ze toestemming voor hebben gegeven, maar die kunnen ze altijd nog weer afbreken. (‘God zegene de verantwoordelijke autoriteiten,’ zou Nescio gezegd hebben, ‘als het kan een beetje hardhandig.’) In wezen lijkt het stadje nog intact, en nodigt het uit tot wandelingen langs imposante gevels en hun spiegelbeeld in stil water. De eigenaar van de Abdij had ons al verteld dat de Markt opnieuw ingericht zal worden; dat lijkt geen overbodige luxe. Als je op de stoep van de Abdij staat, vraag je je af hoe ze kans hebben gezien een plein met zulke mooie gebouwen tot zo’n doods parkeerterrein te maken.

Bonifatiusbeeld

Terug in de Abdij installeerden wij ons in de zon op het binnenplaatsje, waar het plotseling leek alsof er helemaal geen stad om de Abdij heen lag, zo stil was het. Je hoorde de vogels en af en toe luidde ergens een klok, en aan het andere einde van de binnenplaats murmelde het water van een fontein met een klein beeldje van Bonifatius – maar dat was het. Ik kon mij voorstellen dat de boze jongere uit het Gastenboek er niks aan vond. Waarschijnlijk had hij ook geen geschiedenis meer gehad op school en had hij geen idee wie Bonifatius was, maar mij beviel het wel dat je in deze stilte het verleden zo ongeveer kon aanraken.
De eigenaar, die drankjes en olijven en andere versnaperingen kwam brengen, vertelde dat het Bonifatiusbeeldje eerst op de Markt had gestaan, maar dat de bestuurderen het niet meer vonden passen op de heringerichte Markt van nu, zodat het hier op de binnenplaats was beland. Voor de Martinuskerk ligt nu een soort fonteinpartij met zoiets als een trap van roze steenvlakken. Misschien moeten ze daar te zijner tijd maar een echt mooi Bonifatiusbeeld neerzetten.

Mooie stilte

Toen de zon verdween was het tijd om de fameuze keuken van de Abdij te gaan onderzoeken. Om u verderop ernstige teleurstellingen te besparen, lezer, zal ik maar meteen bekennen dat u van mij geen culinaire bespiegelingen à la Wina Born of Johannes van Dam kunt verwachten. Niet omdat ik niet geïnteresseerd zou zijn in goed eten en een mooie tafel, en zoals de grote Volksschrijver het liefst bokking van een krant zou eten, maar omdat ik nu eenmaal houd van de simpele eenvoud van de Italiaanse plattelandskeuken, met goede olie, pasta en eerlijke kruiden als wezenlijke elementen. Het zou mij geen enkele moeite kosten een pagina lang de lof te zingen van de geur van basilicum, de smaak van rucola; van het prachtige, met veel rozemarijn gebraden coniglio met gebakken aardappeltjes dat een oude mevrouw in Arezzo voor ons bereidde; van de boerse spaghetti alla carbonara die ik op zoveel dorpsfeesten van de Unità heb gegeten. Maar van deftiger keukens kan ik eigenlijk alleen zeggen of de maaltijd me beviel of niet. Wel, de maaltijd in de Regentenkamer van de Abdij beviel mij zeer. Met veel smaak bereid en geserveerd, en voor de rest moet u meer geloof hechten aan de deskundigen die de kok Lady chef of the year maakten dan aan mij. De wijn was een Montepulciano die maakte dat we ons thuis voelden. Jammer was dat de Friese kaas die de kaart vermeldde er, alweer vanwege die vervloekte ziekte, niet was. Het was ook zeer gezellig in de Regentenkamer: een internationaal gezelschap dat met plezier at (Engels hoorden we, en Frans). En de ene meneer achter ons, die in wijnproefcursustaal een beetje emmerde over de wijn, werd door de eigenaar hoffelijk en doeltreffend van een andere fles voorzien.
We namen wat er over was van de Montepulciano mee naar onze suite en zagen op de televisie, voordat we ons overgaven aan de mooie stilte van de Abdijnacht, hoe goed het was dat we niet in Amsterdam waren: Koninginnedag 2001 zal de geschiedenis ingaan als die van de Veldslag bij het Centraal Station. Maar dat was even ver van ons bed. Ondanks de open ramen aan de binnenplaats hoorden wij niets, ook niet van de toch vlakbij aan de Markt gelegen cafés. Een wonder. We hopen maar dat het Noorden niet al te veel mee zal gaan doen in de economische race van de Randstad, en dat ze daar beseffen dat ze behalve prachtige landschappen en de intimiteit van eeuwenoude stadjes en dorpen één kostbaar goed aan de toerist te bieden hebben: rust.

Eetlezen

Ik weet niet of je naar de Abdij van Dockum mag om alleen te ontbijten (lunchen kan zeker) – maar alleen om het ontbijt zou je er even je intrek willen nemen. Goed ontbijt, goeie koffie, vriendelijke bediening; maar het mooiste is dat je eigenlijk ontbijt in een klein bibliotheekje. Behalve de ochtendkranten vind je in de smaakvolle ruimte een uiterst gevarieerde verzameling boeken, van beschrijvingen van Friesland via Engelse paperbacks tot een rij Kuifjes en Suske en Wiskes. Voor iemand als ik, die behept is met de kwaal die Remco Campert ‘eetlezen’ heeft genoemd, een paradijs.
Dat de eerste koeien misschien weer naar buiten mochten, hoorden we. En ja hoor: op de terugweg, richting Afsluitdijk, zagen we in één weiland een groepje zwartbonte koeien, verlegen met zoveel ruimte. Mooi, zo’n weiland met koeien.

Hotel Restaurant
De Abdij van Dockum
Markt 30-32
9101 LS Dokkum
tel 0519-22 04 22