Jan Iden (Froombosch, 1930) lijkt er de persoon niet naar om een pseudoniem te nemen, maar als hij had moeten kiezen lag de naam Jan van de Wal voor de hand. Zijn verhalenbundel Voarenslu legt getuigenis af van zijn betrokkenheid bij het woelige water, maar een zeeman wordt de schrijver niet.

Moi
n Moal of wat sluig k handen om ribben en kromp din huvernd de waarmte van mien duvvel weer in. t Was zuiken in d’graauwte om t kerkpad te vinden. Smaal en kronkelg luip dij dwaars deur t baauwlaand hin, kruusde verschaaidend van de laange, rechte loanen en snee zo n best ìnd òf.

Of ze der hinstreud waren, zo stonden n haandvol aarbaidershuuskes inter de twinter in t veld. Klaain, en de mainsten al olle kwinten. In ain doar k stoef langs luip, was d’petrolielaamp nog aan. n Vraauwspersoon scharrelde in koamer om. Achter t huus ston n vent mit n stoppelboard. n Oldere man dij veurover bie pomp ston, kwam in t ìnde en schudde mit kop. Druppen uut zien grieze board vlogen as blinkende kristallechies rondom heer.
Jongste keek overzied. ‘Moi’, zee e. Van d’aander kwam der ook n ‘moi’ achteraan, mor op n toon of e nog aanswat kwiet wol.
‘Moi’, en k bleef even stoan. ‘Kold hè?’
Zo stonden ze doar, baaide vrumde kerels. t Hoar nat op kop, d’gezichten glommen nog van t wotter. Wat opvuil, waren heur nije boksems en kieltjes van t zulfde blaauw. Ze rekden d’rug en loerden in lucht op om n schatten te moaken van t weer dat heur te wachten stoan zol. Toun z’aanstalten muiken om onder dak te goan, winkte d’olle mie mit kop.

Jan Iden

Dit is een fragment uit ’t Mörgeneten verschenen in Krödde 53, maart 1995, en is voor deze gelegenheid bewerkt.

Eilanders, althans de bewoners van Terschelling, hebben het over de wal of de vaste wal als ze het land aan gene zijde bedoelen. Vanuit die positie klopt dat: die smalle streep is het enige wat bijvoorbeeld met beide benen op de grond met een kijker kan worden waargenomen. De terminologie werd gehandhaafd, ook door Terschellingers die wel eens in Harlingen hadden gezien dat de aanduiding een bijna literaire weergave moest zijn van alleen maar het voorste randje van die werkelijkheid van verderop, de wal als pars pro toto.

Jan Iden (Froombosch, 1930) lijkt er de persoon niet naar om een pseudoniem te nemen, maar als hij had moeten kiezen lag de naam Jan van de Wal voor de hand. Zijn verhalenbundel Voarenslu legt getuigenis af van zijn betrokkenheid bij het woelige water, maar een zeeman wordt de schrijver niet. Hij komt aan de rand van dat beroep, ook in zijn dagelijkse werkelijkheid: Jan Iden werkte lange jaren op een scheepvaartkantoor. Zijn horizon reikt heel wat verder dan de grenzen van Groningen en toch is hij ? zie ook zijn streekroman Ainspaanjers – uiteindelijk een landman die het weer nauwgezet in de gaten houdt en de schepper is van een rustig soort proza dat er graag geploegd bij ligt. Is het wel toeval dat hij Commissaris Huisman in een soort detective-verhalen de hoofdrol laat spelen?

Trefwoorden