Midden jaren negentig van de vorige eeuw zijn we begonnen. Wie gedacht had dat er barricades beklommen moesten worden, heeft het achteraf gezien mis gehad. Niet dat de streek stond te juichen bij wéér een ombouw van het gebied.

In deze bijdrage wil ik twee invalshoeken kiezen. Ze zijn wat meer beschouwend en wat minder feitelijk. Wie immers in concrete gegevens geïnteresseerd is, raadpleegt de prachtige rapporten die dit landinrichtingsproject heeft opgeleverd. Ten eerste geef ik een wat algemene beschouwing over de zorgplicht van mensen voor hun natuurlijke leefomgeving. Ten tweede volgt een beschrijving van het proces dat valt waar te nemen bij de inrichting van Midden-Groningen. Ik kies deze benadering bewust. Immers, waar gevaren en bedreigingen ? in de hoofden van mensen ? moeten plaatsmaken voor kansen en mogelijkheden, is enige distantie noodzakelijk. Je moet enigszins kunnen loskomen van primaire ervaringen van een concreet project, de primaire emoties voorbij. Zicht op parallelle stromen in het denken van betrokkenen en verantwoordelijken, vergroot het inzicht. Uiteindelijk is de natuur vooral gebaat bij mensen die tot de overtuiging zijn gekomen dat profiteren van wat onze aarde biedt, grenzen kent. Inderdaad, the profit (de winst, de rente) mag je tot op zekere hoogte voor eigen belang aanwenden. Het kapitaal hoort ons allen toe, en vooral onze (klein)kinderen. We zijn dus ‘rente-meester’, en geen kapitaalvernietigers.

Substraat

Alle leven op aarde is afhankelijk van een duurzaam beheerde omgeving. Dat geldt voor watersystemen zowel als voor de landsystemen. Alles wat zich boven, op en in de bodem bevindt, verdient koestering en een bestendig beheer. Bodem, lucht en water zijn afhankelijk van de grondhouding van mensen ten opzichte van hun leefomgeving. De aarde is voedingsbodem, het substraat zonder welk leven gedoemd is ten onder te gaan.
Het lijken grote woorden. Toch is het keer op keer verrassend om vast te stellen hoezeer mensen zich de conditie van hun woon- en werkomgeving aantrekken. Er is veel goede wil en voldoende aandacht. Natuurmonumenten, andere landschapsbeheerders en de ANWB zijn niet voor niets zeer ledenrijke belangenorganisaties. Ze raken met hun doelstellingen aan wat mensen als essentieel ervaren. Wellicht komt dat omdat de gerichtheid op eigen belangen, die in onze consumentensamenleving zo domineert, uiteindelijk niet brengt wat mensen hadden verwacht. Het gaat niet om de welvaart, maar om het welzijn.

Fundamentele waarden

Het gaat trouwens niet zozeer om belangen, maar veel meer om het respect voor fundamentele waarden. Belangen zijn meestal tijdgebonden en deels ook individueel gericht. Waarden zijn tijdloos en universeler van aard. Vanaf de jaren zeventig, toen het milieu sterk in de aandacht kwam, zien we een verschuiving in de samenleving. Er is meer dan ooit aandacht voor de fundamentele rechten van de mens. En datzelfde gaat op voor de fundamentele waarden die het milieu in zich draagt.
Een oorzaak van die vergrote bewustwording is ook het besef dat de aarde een ‘global village’ is. Door de enorme informatiestromen die zich in het ICT-tijdperk over de wereld verplaatsen, weet (vooral de rijke Westerling) precies hoe de rest van de wereld eruitziet. Alleen al uit puur eigen belang zullen the have’s daarom de have-nots moeten helpen hoe met het milieu in brede zin om te gaan. Anders zal de stroom economische vluchtelingen aanzwellen tot een onverwerkbare omvang. Tot nu toe is op wereldmilieu- en handelsconferenties weinig van solidariteit met de derde wereld gebleken. Dat stemt bijzonder droef, temeer daar uit onderzoek onlangs opnieuw gebleken is dat het broeikaseffect ? en dus de klimaatsverandering ? op rekening van Amerika en Europa (met als volgers India, China en Mexico) moet worden geschreven. Temperatuurstijgingen tot zes graden in een eeuw zijn zéér bedreigend voor de mondiale infrastructuur van land en water.

Gemeenschappelijk erfgoed

De mens heeft de verantwoordelijkheid voor land- en watersystemen. Overheden hebben een zorgplicht voor onder meer ‘een goede toestand van het water’, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water (2000) het treffend omschrijft. Hiertoe moet duurzaam watersysteembeheer de fundamentele beginselen in acht nemen die de waarde van water nader inkleuren. Denk aan het eigenheidbeginsel: water dient in zijn chemische, biologische en fysische processen beschermd te worden. Dus: respecteer de veerkracht van watersystemen en beperk hun dynamiek niet in harde structuren; wentel de nadelige gevolgen van een ingreep niet af op andere gebieden of komende generaties; neem geen maatregelen die onomkeerbaar zijn (no regret-beginsel); sla acht op het voorzorgbeginsel en compenseer de bij projecten aangerichte schade aan de natuur door herstelmaatregelen elders. De meest universele regel is deze: heb bij al het handelen ontzag voor hetgeen ons als ‘gemeenschappelijk erfgoed’ geleend wordt. Hugo de Groot schreef in Mare Liberum (1609) dat geen staat of persoon zich de zee kan toe-eigenen. Vertaald naar het heden: de aarde als gemeenschappelijk bezit impliceert een vrij, niet aan te tasten en toe te eigenen ruimte voor natuurlijke systemen in relatie tot menselijk handelen. Helaas kiest de mens steeds weer voor individuele behoeftebevrediging. Vooral de rijke industrielanden putten de natuurlijke hulpbronnen bovenmatig uit. De mens is zichzelf een wolf.

Drama

Eigenlijk speelt zich op onze aarde een drama af. En wij maar repareren in een paar duizend hectare Midden-Groningen, op de vierkante kilometer belangen afwegend. Als alles niet zo dramatisch was, zou je erom glimlachen. Dus gaan we in Groningen, in Nederland door met regenererende natuurprojecten; omdat ? net als destijds bij Van Tienhoven en zijn Naardermeer ? iets doen beter is dan niets doen. Je moet blijven geloven in het goede van de mens. Moedig voorwaarts dus om slangen, ijsvogels, otters, muizen en ander gedierte des velds vooruit te helpen.
Denk mondiaal, handel lokaal! En vooral: wees niet al te bang om vanuit vaste waarden de door omstandigheden ingekleurde belangen enigszins te relativeren. Die ad-hocbelangen, gedomineerd door de tijdgeest en door marktordeningsprincipes, zijn van economische aard. ‘op geld waardeerbaar’ noemen we dat. Economische en marktcycli kennen relatief korte doorlooptijden.
Naast materiële belangen zijn er de immateriële belangen; of beter wellicht: waarden. Die zijn minder afhankelijk van de waan van de dag. Ze vormen de grondtoon waarop samenlevingen voortbouwen; ik noem belevingswaarde, toekomstwaarde, waarden van kunst en cultuurhistorie. Geleidelijk aan is het de bevolking duidelijk dat niet alleen de bescherming van milieuwaarden noodzakelijk is. Ook hetgeen een stad, dorp, streek of regio zijn eigenheid verschaft, is het waard in stand gehouden te worden. Ik vat dit soort waarden samen onder de noemer authenticiteit.
Wie geen oog wil hebben voor eigenheid en voor het continuüm dat in leefgemeenschappen en hun omgeving besloten ligt, vernietigt unieke zaken die we lenen van ons nageslacht. Cultuurhistorie en milieu verschillen in dat opzicht nauwelijks. Waarden van nu zijn de voorwaarden voor later. We zijn onze kinderen schatplichtig. Wat u niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook uw kinderen niet. Die metafoor kan ons denken en handelen kaderen.

Kruimels van de welvaartstafel

Dit onderdeel samenvattend: wie de moed heeft, als regering en als Staten-Generaal, om in een dichtbevolkt land de natuur een handje te helpen, richt zich vanuit basale waarden op de voedingsbodem voor elk leven. Daar wordt een overheid niet altijd populair mee. Zeker niet in de regio’s die voor de natuur gereserveerd worden. Want daar spelen belangen van landbouw, wonen, bedrijfsterreinen en mobiliteit. Die belangen hebben economische gewicht. De natuur antwoordt slechts met ecologisch zuchten. ‘De zee zegt dat ze moe is, en er bijzonder slecht aan toe is’, zong Paul van Vliet ooit.
Gelukkig geven veel mensen blijk van een groot milieubesef. En wanneer mensen consumenten zijn, kunnen ze via hun koopgedrag opeens bijna alles afdwingen (Shell-Brent Spar, BSE-voedselproductie). Toch leeft onze natuur nog slechts bij de kruimels die van de welvaartstafel vallen. We lopen als lemmingen ons noodlot tegemoet. Maar anders dan bij plotselinge grote en kleine rampen, gaat dit proces van milieuvervlakking en ?verandering tergend langzaam. Daarom gaan we steeds weer rustig slapen. Laten we nooit zeggen dat we het niet geweten hebben. Dat is oneerlijk naar de opvolgende generaties.

Inzoomen op Midden-Groningen

Het voorgaande is de wat abstracte paraplu boven een ambitieus herinrichtingproject in Midden-Groningen. Wie niet denkt vanuit grotere verbanden, verzandt in ad-hocgediscussieer en eenzijdige percepties. Wie bestuurlijke angst kent, blijft achter de feiten aanlopen. Wie kortetermijncompromissen verkiest boven succes op lange termijn, handelt wellicht handig, maar niet verstandig. De kunst is derhalve om de verschillende belanghebbenden te overtuigen van het maatschappelijk nut van je doelstelling. Dat betekent dat vrij majeure ingrepen in een mede door de landbouw gebruikt gebied, draagvlak moeten krijgen.
In Midden-Groningen is om die reden de natuur gekoppeld aan voorzieningen ten behoeve van landbouw en leefbaarheid. Inderdaad, de natuur krijgt niets voor niets, hoewel er wel om niet van haar geprofiteerd is en nog steeds wordt. Milieuschade wordt via de prijs van een product immers niet of zeer ten dele meegenomen. Dat mag de samenleving zich als geheel overigens aantrekken. Onze vanuit economische wetten ingerichte (inter)nationale gemeenschap verdisconteert ecologische wetten alleen als ze invloed op het prijsmechanisme dreigen te krijgen.

Immateriële natuurwaarden

Bij een proces van vergaande herinrichting van een ? ook nu al ? prachtig gebied, is grote zorgvuldigheid geboden. Betrokken overheden en belangenorganisaties moeten zich uitdrukkelijk tot de streek richten; sterker nog: zich de individuele knelpunten van bijvoorbeeld agrarisch ondernemers aantrekken. Juist de relatie tussen natuur en landbouw heeft gevoelige aspecten. Dat komt vooral omdat landbouwproductiegrond wordt omgevormd tot natuurterrein. De omslag in denken die nodig is, zal zich daarbij richten op het gevoelsmatig ‘inleveren’ van grond met een hoog productief vermogen in grond die ogenschijnlijk niets oplevert.
Wat zijn immers die immateriële natuurwaarden eigenlijk? Ze worden al snel gekoppeld aan genoegen (leefbaarheid) en ontspanning (recreatie). Veel veronderstelde vrijblijvendheid derhalve. Bij die zienswijze wordt evenwel onderschat dat natuursystemen dragend zijn voor elk leven; voor mens, flora en fauna. Doorbroken biologische ketens brengen de mens ver af van waaruit hij of zij oorspronkelijk voortkwam.

Nuchter blijven en samenwerken

Omdat zweverigheid en ver gelegen doelen mensen niet enthousiasmeren, moet een concreet en begrensd plan gemaakt worden. Dat moeten alle betrokken partijen onderschrijven. De Stuurgroep Midden-Groningen heeft met de geaccordeerde Gebiedsvisie een basis gelegd voor het werk van de Landinrichtingscommissie. Daarmee was het speelveld bepaald. Binnen dat veld bleek ? al werkende weg ? dat voortschrijdend inzicht soms uitdaagde tot inventiviteit. Samen op weg betekende ook dat zowel binnen de commissie en de ondersteunende instellingen als naar het gebied toe openheid, vertrouwen en flexibiliteit voorop stonden. De herinrichting Midden-Groningen is een proces geworden waarin zorgvuldige voorbereiding en besluitvorming gelijk opgaan met snelheid en doelmatigheid.
Ik vind het nog steeds een reden tot dankbaarheid om te zien hoe positief mensen zich willen inzetten voor een plan dat aanvankelijk alleen maar weerstand opriep. We moeten ons realiseren dat wat ooit is bedacht als natuurontwikkelingsproject, pas echt draagvlak in de streek kreeg door er nadrukkelijk de landbouw en recreatie (wonen en leefbaarheid) bij te betrekken. Dat heeft tot gevolg dat voor het natuurontwikkelingsproject hier en daar voor een suboptimale variant moest worden gekozen. Zo zal met de waterpeilen binnen het natuurgebied rekening moeten worden gehouden met de landbouw aan de randen ervan.

Van ruilverkaveling naar landinrichting

Het project Midden-Groningen is een illustratief voorbeeld van de veranderde wijze van herinrichten van landelijk gebied. Grofgezegd laat zich een ontwikkelingslijn herkennen die loopt van 1950 tot nu.
Na de Tweede Wereldoorlog waren er twee hoofdprioriteiten: voedsel en wonen. De wederopbouw van een geteisterd land maakte nieuwe regelgeving met een doelmatig juridisch instrumentarium nodig. Met ruilverkavelingen moest de landbouw zo renderend mogelijk gemaakt worden. De productiviteit werd aanzienlijk vergroot, maar dat ging niet zonder ? naar wij nu weten ingrijpende ? gevolgen voor land- en watersystemen. Als samenleving kozen we voor één belang: kwalitatief goed voedsel, in voldoende hoeveelheden, tegen de laagst mogelijke economische prijs. De ecologische rekeningen hiervoor zijn nooit betaald. Overigens: ooit wordt een puur mensgericht gebruik van biosystemen afgerekend tegen vaak veel hogere prijzen; de natuur kent geen onvereffende rekeningen al kan de deurwaarder lang op zich laten wachten.
De Landinrichtingswet (1985) bracht een wending in die monomane benadering. Via een meer integrale benadering werden economische en ecologische belangen bijeengebracht. Landinrichtingscommissies werden bevolkt door mensen van verschillende maatschappelijke komaf. Dat dwong tot belangen in beeld brengen, van een soortelijk gewicht voorzien en wegen. ‘Belangenafweging’ is een typisch begrip uit de jaren tachtig. Sectorale besluitvorming kwam in toenemende mate onder druk te staan.

Nederland op de schop

Anno 2001 weten we al niet beter dan dat samen optrekken de enige weg is die maatschappelijk gesproken tot acceptabele resultaten leidt. De grondhouding van deelgenoten aan herinrichtingdiscussies zal er één moeten zijn van: bereid tot luisteren en onderhandelen, tot geven en nemen. De landbouw heeft die slag vrij snel gemaakt. Ook vertegenwoordigers uit de milieusector weten inmiddels dat gelijk hebben niet altijd gepaard gaat met gelijk krijgen. Overheden voelen zich bovendien meer onderhandelaars naar participerende burgers. Ze zijn procesinitiatoren en procesbegeleiders. Ze vertalen maatschappelijk gestelde doelen naar eigen taken en bevoegdheden. ‘Nederland op de schop’ is van een landbouwadagium tot een gemeenschappelijk uitgangspunt geworden. ‘In welk land willen wij wonen, werken en recreëren?’ is een vraag die iedere burger geacht wordt te beantwoorden.
Niet voor niets is in Midden-Groningen sterk ingezet op voorlichting en inspraak. Vertrouwen van de bevolking krijg je alleen wanneer je een uiterste inspanning wilt leveren om iedereen zo goed mogelijk van dienst te zijn. Burgers onmondig houden is dom en kortzichtig. Plannen mogen dan van boven komen, commitment komt van beneden. Investeren in mensen die werkelijk wonen en werken in het plangebied, loont volop. Krijgt iedereen dan altijd zijn of haar zin? Neen, maar wel moet je kunnen uitleggen waarom niet ieders persoonlijke wens past in het na te streven publieke belang. Landinrichten is dus vooral volwassen met elkaar omgaan. We zijn met die grondhouding in Midden-Groningen heel ver gekomen.

Ervaringen van de voorzitter

Niet iedereen wil en kan zich laten leiden door de basisfilosofie die hiervoor is beschreven. De één heeft langetermijnvisies met het gebied, de ander weet dat mooie natuur alléén geen brood op de plank brengt. De leden van de Landinrichtingscommisie hebben een eigen karakter, afkomst en maatschappelijke positie. Er zijn vertegenwoordigers van het publieke belang (overheden) en van private belangen (landbouw, en natuur en milieu). Gemeente, waterschap, boeren en ‘groenen’: zij leverden in het totaal zeven vertegenwoordigers. Als voorzitter mocht ik vaststellen dat leden en secretaris, inclusief de adviseurs, zich vol inzet hebben gestort op die verheven opdracht: geef de natuur de kans in het hart van het gebied, geef de omliggende landbouw een goede infrastructuur om te kunnen produceren, geef de bewoners en bezoekers van het gebied een vergroting van de leefbaarheid. Heb oog voor recreatieve, cultuurhistorische en esthetische waarden. Het was en is een hele kunst om de dialoog op gang te houden, en elke stap van – liefst unanieme – besluiten te voorzien. Steeds is dat gelukt. Zelfs over de uiteindelijk te kiezen variant inzake de ecologische verbindingszones ben ik hoopvol gestemd.

Oostelijke uitbreiding stad Groningen

Midden-Groningen zal wat de natuur betreft uitvoering geven aan weloverwogen keuzen. Rond het Schildmeer, en vandaar verder richting Kolham, zullen gevarieerde gebieden worden ingericht. Voor flora en fauna zal deze inspanning een verrijking betekenen. Tussen nieuw te graven watervoorkomens en plas-drasgebieden, komen eilanden van rust. Fiets-, ruiter- en wandelpaden zorgen voor gepaste mogelijkheden om mee te genieten van die nieuwe natuur.
Het beheer, waar Staatsbosbeheer en wellicht in de overgangsjaren ook de agrariërs inhoud aan zullen geven, zal overigens best eens oplopen tegen de spanningen tussen wildopvang en wildschade. Landbouw en natuur verdragen elkaar niet altijd. Adequate schadevergoeding is een plicht die de samenleving tegenover individueel benadeelden heeft. Ook de toenemende recreatieve druk op en rond het Schildmeer kan risico’s in zich bergen voor stiltegebieden. Vakantieparken zijn slechts tot op zekere hoogte plaatsbaar in of langs een hoogwaardig natuurgebied. Zo zijn er meer ruimtelijke opgaven, waar met name gemeente en provincie verstandig mee moeten omgaan. Dat geldt ook de aansluiting tussen de majeure oostelijke uitbreiding van de stad Groningen en het Strategisch Groenproject.
Mijn stelling is dat alle inrichtingsbeslissingen tot nu toe tot stand zijn gekomen in een constructieve sfeer. Eén ‘geheim’ is daarbij het verklappen waard. Hoe meer we ons als commissieleden ingraven in eigen standpunten, hoe moeilijker het proces doorgang vindt. Echter, als we ons steeds blijven realiseren dat het een samen-op-weg-proces is waarbij je al werkende weg de koers – na gewijzigd inzicht ? kunt bijstellen, blijft de flexibiliteit behouden. Van dat laatste is in de commissie bij voortduring gebleken. Voorzitter van deze commissie zijn, ervaar ik als een voorrecht: er gebeurt wat en het gaat ergens om.

Natuur centraal binnen de landbouw

De plannen voor Midden-Groningen liggen op hoofdlijnen vast. Veel kan nog worden ingekleurd. Dat is goed, omdat je al pratende en werkende nieuwe ontdekkingen doet en inzichten wijzigt. Ruilverkaveling en herinrichtingprojecten van vroeger hadden iets stars; inflexibiliteit was troef, besluiten werden onwrikbare wetten, en uitvoering ging op grond van gedateerde inzichten. Vandaag-de-dag wordt anders gewerkt: op basis van vertrouwen kunnen overheden, belangenorganisaties, bedrijven en burgers mee blijven denken over de beste oplossingen voor de inrichting van een gebied. Samen optrekken betekent de moed hebben om gaande het proces dingen nader in te vullen. Wie angstig is, moet zich verre van herinrichtingprojecten houden. Vaak wordt immers moed, creativiteit en standvastigheid gevraagd.
Waar doe je het allemaal voor? Overheden, organisaties en burgers hebben allemaal hun eigen verlangens, eigen agenda, eigen doelstellingen. Bij ieder is vervolgens de wil aanwezig om vanuit de eigen visie een afgewogen integraal plan te maken dat brede ondersteuning ontvangt.

Opwaardering van de streek

Voor de natuur zal in het hart van het plangebied veel geïnvesteerd worden. Waarden van natuur moeten iedere Nederlander aangaan. We hebben een dure plicht als rente-meester. De landbouw daaromheen zal optimaal kunnen functioneren. Hij is één van de dragers van het landelijk gebied om de dorpen. Veel economische activiteit komt voort uit deze bedrijvigheid. De leefbaarheid wordt vergroot door recreatieve impulsen en een verbeterde infrastructuur voor wonen en mobiliteit.
Wat als natuurontwikkelingsproject begon, blijkt uiteindelijk tot een opwaardering van de hele streek te kunnen uitgroeien. Dat neemt niet weg dat de natuur centraal moet blijven staan. Door ecologische verbindingszones wordt Midden-Groningen verbonden met voor- en achterland. Deze zones zullen een omvang moeten hebben die recht doet aan de waarden van het natuurproject als zodanig. Ook ten aanzien van die biotopische snelwegen hebben we als samenleving een specifieke en klemmende verantwoordelijkheid.

Openheid geven is openheid ontvangen

Al met al mag Midden-Groningen als voorbeeld dienen voor andere regio’s in het land waar dit soort ambitieuze projecten moeten worden uitgevoerd. Rijk, provincie, gemeente, waterschap, belangenorganisaties die landbouw en natuur vertegenwoordigen, en vooral de betrokken burgers uit de streek, allen hebben hun eigen belang in dienst gesteld van het gemeenschappelijk belang.
Terzijde zeg ik hoezeer ik het op prijs stel dat de streek zich roert en meedenkt: op de publieke tribune, op voorlichtingsavonden en in individuele gesprekken. Openheid geven, is openheid ontvangen.
Het zorgvuldig ingezette en begeleide voorbereidings- en besluitvormingsproces heeft bijgedragen aan inrichtingscontouren die er zijn mogen. Ooit zullen onze kinderen ons afrekenen op ons gedrag tegenover het milieu in het algemeen en de natuur in het bijzonder. Ik hoop dat we ze recht in de ogen kunnen kijken. De komende twee decennia zullen het leren.

* Prof. mr. A. van Hall is dijkgraaf van het waterschap Hunze en Aa’s te Veendam en deeltijdhoogleraar Waterstaats- en Waterschapsrecht aan de Universiteit Utrecht. Tevens is hij voorzitter van de Landinrichtingscommissie Midden-Groningen.