Halverwege de jaren vijftig stond het onbekende dorp Rottevalle, bij Drachten, in het middelpunt van de nationale belangstelling. Het Friese plaatsje was een van de voorbeelddorpen waar men intensief landbouwvoorlichting beproefde; niet alleen landbouwtechniek, maar ook huishoudelijke en sociale onderwerpen.

De samenleving stond er na de bevrijding slecht voor. De oorlogsvernielingen bleken aanzienlijk, de economie was totaal ontwricht. Het productievermogen was gedaald, de staatsschuld opgelopen en belangrijkste pijlers van de vooroorlogse economie weggevallen.
In de landbouw kampte men met een geslonken veestapel, vernielde boerderijen, gebrek aan machines en voorraden. Daarbij stond 8,5% (375.000 hectare) van de totale oppervlakte cultuurgrond onder water. Voor het herstel richtte de regering alle aandacht op ‘een reconstructie van het binnenlandse productieapparaat, gekoppeld aan een loonbeleid en een sociaal beleid door de industriële ontwikkeling van het land’. De ontwikkeling van de landbouw was essentieel met het oog op de nationale voedselvoorziening en vanwege de export, ter wille…