In dit artikel praten we met vertegenwoordigers van drie succesvolle bedrijven: H. Jasken van de AVEBE in Veendam en W. van der Velde van Pedro-boat zijn vertegenwoordigers van traditionele industrietakken in de Veenkoloniën. G.J. Kral van Kral Beheer Photo & Imaging vertegenwoordigt een snel groeiend fotobedrijf. Wat is hun visie op hun succes, en het verleden en toekomst van de Veenkoloniën?

Het wordt wel eens vergeten dat de economie ooit tot de geschiedwetenschap werd gerekend. Er zijn weinig gebieden in Nederland die zo zuchten onder het juk van de geschiedenis als de Veenkoloniën en waar dit verband tussen geschiedenis en economie zo wordt gevoeld. Ooit was het gebied een van de modernste industriegebieden van Europa, door de aanwezigheid van turf en een groot kanalenstelsel. Er ontstond scheepsbouw aan de kanalen en de landbouw bracht strokarton en aardappelzetmeelfabrieken voort. In de loop van de twintigste eeuw ging het echter snel bergafwaarts met deze industrieën. Wetenschappers voeren veel argumenten ter verklaring van de rampspoed aan, maar de wet van de remmende voorsprong is een veel gehoorde kreet. Zaken zoals turf en de kanalen, die het gebied ooit een voorsprong gaven, veranderden in een nadeel. Omdat het Nederlandse historische bewustzijn niet verder lijkt terug te reiken dan tot de Tweede Wereldoorlog, wordt de glorieuze groei van het gebied vaak vergeten, en herinnert men zich alleen de moeizame periode sinds de oorlog. Hierdoor lijkt het wel eens of het gebied nooit iets anders dan rampspoed heeft gekend en het daarom ook wel nooit zal veranderen. Toch heeft de aardappelzetmeelonderneming AVEBE in Veendam alle moeilijke periodes in de Veenkoloniale geschiedenis niet alleen overleefd, maar is het ook nog uitgegroeid tot het grootste aardappelzetmeel verwerkende bedrijf ter wereld.

Aardappelzetmeelgigant

Harry Jasken van de AVEBE heeft een kantoor in het opvallende hoofdkantoor, dat de entree van Veendam domineert. Het is tegenwoordig het centrum van een wereldomspannend bedrijf. Jasken is goed op de hoogte van de geschiedenis van het bedrijf. Hij vertelt hoe het gebied eens volstond met tientallen kleinere fabrieken, waarvan er nu dus nog maar een grote is overgebleven. De AVEBE is een coöperatie, in 1919 opgericht om tegenwicht te bieden tegen de dwang die private ondernemingen zoals van de bekende W.A. Scholten op de boeren konden uitoefenen. Jasken relativeert het succes van het bedrijf, door dat niet alleen op eigen rekening te schrijven, maar te wijten aan het ongeluk van de concurrentie: ‘Lange tijd was er sprake van schaalvergroting in de productie van de aardappelzetmeel, tot er nog maar twee grote bedrijven over waren. Onze concurrent, de Koninklijke Scholten Honig kwam echter in financiële moeilijkheden door een uit de hand gelopen investering in Engeland. De overheid heeft er toen aan gewerkt hun aardappelzetmeelactiviteiten bij ons onder te brengen. Van toen af waren wij de grootste speler op dit gebied in de wereld. De laatste jaren houden wij ons ook bezig met tapiocazetmeelproductie in Azië en Zuid-Amerika. Tapiocazetmeel lijkt veel op aardappelzetmeel en we hebben daarmee veel aan onze opgebouwde expertise.
Een groot voordeel van de Veenkoloniën is dat we in dit gebied kunnen werken op een schaal die aantrekkelijk is en dat we hier een kwaliteit zetmeel kunnen produceren die een preferentie in de markt heeft. De schaal waarop we produceren stelt ons in staat ons te richten op speciale producten. We hebben voor de ontwikkeling daarvan een eigen afdeling voor Research en Development (R&D) in Foxhol, dat ook hier in de Veenkoloniën ligt. Verder hebben we een uitstekend eigen netwerk van verkoopkantoren en -agenten.’

Zijn de Veenkoloniën als gebied nog wel aantrekkelijk voor AVEBE, wordt er nog winst gemaakt?
‘Wij kijken naar ontwikkelingen in een internationaal perspectief. De Veenkoloniën zijn voor ons een stevige basis, we genieten hier ook een grote bekendheid als werkgever. We hebben hier een belangrijk deel van onze infrastructuur: ons hoofdkantoor, onze R&D en een eigen kweekinstituut. Daarnaast zitten onze leveranciers hier.’

Ondervindt AVEBE geen nadelen van haar aanwezigheid in dit gebied?
‘Er heerst hier toch een beetje een mentaliteit om te zeggen ‘het glas is maar half vol’. Je ontmoet vaak een grote mate van scepsis, gebrek aan openheid om te kijken wat er anders zou kunnen. Daar staat tegenover dat er binnen het bedrijf een cultuur heerst met een grote mate van openheid en betrokkenheid. Bovendien is er een bijzonder lage arbeidsmobiliteit; in onze buitenlandse vestigingen ligt die bijvoorbeeld veel hoger.’

Gaat AVEBE nog investeren in de Veenkoloniën?
‘Wij benaderen investeringen vanuit een internationaal perspectief, maar kijken ook nadrukkelijk naar de Veenkoloniën. We hebben hier een infrastructuur, maar ook goede banden met de diverse overheden en we hebben te maken met boeren die voortdurend innoveren zodat het rendement per hectare stijgt. We hopen er ook te kunnen werken met proefvelden met genetisch gemodificeerde aardappelen.’

U lijkt de visie van velen op de problemen van het gebied niet te delen.
‘Ik denk dat je ervoor moet oppassen om dit gebied meteen te bestempelen als een probleemgebied. Je moet de sterke punten van het gebied als vertrekpunt kiezen. Rust en ruimte bijvoorbeeld. Je moet voor dit gebied niet dezelfde maatstaven aanleggen als bijvoorbeeld voor het Rijnmondgebied. Het is bij uitstek een landbouwgebied. Je moet daarom bijzonder zorgvuldig zijn met overheidsinitiatieven; kijk bijvoorbeeld naar het lot van de Eemshaven. De markt zal het hier uiteindelijk moeten doen, en er moet wel voldoende ruimte blijven voor de landbouw. Aan de andere kant moet bijvoorbeeld wel de infrastructuur verbeterd worden. De N33 en de N34 zijn bijvoorbeeld nu echte knelpunten aan het worden.’

De AVEBE heeft een lange band met het gebied. Voelt het zich er hierdoor ook verantwoordelijk voor?
‘Nee. Onze eerste verantwoordelijkheid ligt bij onze producten. We zijn een bedrijf dat zetmeel produceert, en als we dat ergens anders beter kunnen doen, dan gaan we dat daar doen.’

Succesvolle jachtbouwer

Pedro-boat is een bouwer van jachten in Zuidbroek. Hoewel de scheepsbouw een traditionele tak van industrie in de Veenkoloniën is, bestaat het bedrijf pas sinds 1973. Willy van de Velde vertelt dat zijn vader in dat jaar in een boerenschuur is begonnen. Hij werkte al in de botenbranche, maar wilde een eigen bedrijf beginnen. In 1977 is dat verhuisd naar de huidige locatie en is het behoorlijk gegroeid. Naast de vestiging met twintig man in Zuidbroek is er een fabriek met vijfentwintig werknemers in Hongarije bij gekomen. ‘We leveren tegenwoordig ongeveer vijftig nieuwe schepen per jaar. Vroeger was dat veel meer, soms wel honderd per jaar. Tegenwoordig worden er echter hogere eisen gesteld aan de kwaliteit en de schepen zijn groter geworden, vaak wel twaalf of dertien meter lang.’ Pedro-boat zet meer dan 70% van zijn producten af in het buitenland, waaronder Duitsland, Engeland en Frankrijk. ‘De laatste tijd is er ook sprake van een behoorlijke groei in de voormalige Oostbloklanden’, vult Van de Velde aan.
Gevraagd naar de verklaring van de snelle groei van het bedrijf relativeert hij die snel: ‘Ach, wat noem je snel? Het bedrijf bestaat ongeveer vijfentwintig jaar, en het groeit op een normaal tempo. De belangrijkste verklaring is de kwaliteit die wij leveren. Veel bedrijven besteden alles uit, wij houden alles in eigen hand. We hebben voor alles een eigen werkplaats. We maken zelf in overleg met de klant de bouwtekeningen, en vanaf dat punt kunnen we elke stap van het productieproces in de gaten houden, en de klant kan het ook volgen. We hebben vaak te maken met mensen die al de nodige ervaring met boten hebben opgedaan, en specifieke eisen hebben. In overleg met hen kunnen we daaraan voldoen. Dat contact met de klant is voor ons een belangrijk onderdeel van het productieproces; dat kunnen we alleen hier. Vandaar dat we in onze fabriek in Tsjechië alleen standaardmodellen assembleren. Eenmaal in de drie weken rijdt onze eigen vrachtwagen daarnaartoe om materiaal af te leveren, en een afgebouwd schip mee naar Nederland terug te nemen. Zo kunnen we ook onze klanten bedienen die minder geld willen besteden, die genoegen willen nemen met een standaardschip, maar wel van Pedro-kwaliteit.’

Heeft jullie locatie in de Veenkoloniën geen nadelen?
‘Nee. Mensen die bereid zijn een flink bedrag voor een boot te betalen, zijn ook wel bereid daarvoor een eindje te reizen. De eerste aanvragen voor documentatie komen tegenwoordig vaak binnen via internet. Verder zitten we langs een belangrijke weg, de A7 die meteen naar Duitsland voert, en aan een kanaal. Maar in principe zijn we niet streekgebonden. We kunnen overal beginnen waar je een stuk grond met een kanaal erlangs aantreft.’

De scheepsbouw is een traditionele tak van industrie in het gebied. Is dat te merken?
‘Daar merk je niets van, of het zou al moeten zijn dat mijn vader al scheepsbouwer was toen hij met dit bedrijf begon. Je komt op het ogenblik moeilijk aan nieuwe werknemers. We trekken mensen aan die we allemaal zelf in het bedrijf opleiden. Daardoor is hun vooropleiding van minder belang. We zijn ook behoorlijke einzelgangers, daar kun je geen opleiding voor opzetten. De werknemers zijn wel allemaal mensen uit de omgeving. We zijn ervan overtuigd dat de arbeidsmentaliteit van de werknemers hier veel beter is dan van die in het Westen. Daar vind je veel verloop; noordelingen zijn trouwer. Mensen werken hier vaak hun leven lang, en dat merk je in de sfeer en de betrokkenheid bij het bedrijf. We hebben hier trouwens ook nog nooit iemand aan het werk gehad die uit het Westen kwam.’
Hoewel het bedrijf overal zou kunnen zitten peinst Van de Velde er niet over om elders te beginnen. ‘Ik heb zelf niet de indruk dat het gebied een negatief imago heeft. Als mensen hier komen vinden ze het hier allemaal mooi en rustig. Ik woon zelf naast het bedrijf, en als ik een tijdje op de beurs in Amsterdam heb gestaan ben ik blij dat ik weer naar huis mag. Die drukte en mentaliteit daar vind ik helemaal niks.’

Snelle groeier in de fotobranche

Kral is een familiebedrijf met inmiddels ongeveer 150 filialen, met 750 werknemers van wie er 50 op het hoofdkantoor in Veendam werken. Het is gespecialiseerd in alle aspecten van de fotografie.
G.J. Kral is meteen enthousiast als het interview begint. Hij blijkt goed op de hoogte van de geschiedenis van zijn familie en de Veenkoloniën en hij vertelt er graag over. ‘Mijn voorvaderen waren katholieken die in 1798 uit Duitsland naar Oude Pekela kwamen. De Veenkoloniën waren toen een soort beloofde land. Mensen als Vroom & Dreesmann en Peek & Cloppenburg trokken er toen naartoe. Het waren ‘kiepkerels’ (marskramers) en kleermakers. Mijn vader wilde eigenlijk leraar worden, maar zag zich om financiële redenen gedwongen kapper te worden. Hij werkte een tijdje bij een kapsalon waar ook de eerste fotografie werd beoefend. Hij vond dat geweldig interessant, en toen hij zijn eigen kapperszaak had ging hij daar ook gepassioneerd aan de slag met fotografie. Dat is langzamerhand gegroeid. Vanaf 1980 hebben zijn we met een meer landelijke spreiding begonnen, maar de werkelijke groei is gekomen door overnames na 1996. We hebben Capi-Lux, Objektief en Super Photo overgenomen. Momenteel werken we aan de vestiging van twaalf filialen in de nieuwe Konmar-supermarkten. In het totaal hebben we op dit moment 150 zaken.’

Hoe is die spectaculaire groei te verklaren?
‘Laat ik het zo zeggen: we hebben kansen gekregen, en die moet je pakken. We zijn optimistisch van aard en zien de mogelijkheden. Dat is ook wel noodzakelijk; lang waren we een middelgroot bedrijf. Onder de huidige omstandigheden moet je zorgen dat je een grote speler op de markt wordt. Anders heb je geen geld om specialismen in huis te halen en dan is het ongelofelijk moeilijk om te concurreren. Nu hebben we bijvoorbeeld eigen afdelingen voor personeel en organisatie, administratie, training, automatisering, inkoop en logistiek. We hebben alle kennis in eigen huis.’

Hoe keek de bank aan tegen een bedrijf dat vanuit de Veenkoloniën ‘wel eens even Nederland zou gaan veroveren’?
‘De plaatselijke bank met wie we te maken hadden, kende ons goed. We hadden al vaak gepraat. Ze kennen ons als een zuinig en solide bedrijf. Het was ons met de paplepel ingegoten: zorg dat je bedrijf sterk wordt en dat je dat zonder banken kunt doen. We hadden gespaard, ook privé. Bij overnames hebben we dan even een bank nodig, maar daarna willen we er weer zo snel mogelijk van af.’

Is dat een noordelijke mentaliteit?
‘Dat vind ik niet, het is gewoon een gezonde zakelijke instelling. Ik ben trots een veenkoloniaal – een pionier – te zijn, en ik heb mij er ook nooit door belemmerd gevoeld. Ondernemers zoeken altijd kansen op, en die zijn overal. In principe zouden we hier ook weg kunnen gaan, er als er een reden voor is dan doen we dat ook. We hebben veel filialen in het Westen, maar door een goede logistiek kunnen we hier blijven zitten.’

Het geheim van het succes

De Veenkoloniën worden wel vergeleken met de Verenigde Staten van Amerika. Ooit ontstond hier een pioniersmentaliteit met weinig oog voor geschiedenis, maar gericht op succes en de toekomst. In de VS is een gewoonte ontstaan onder succesvolle zakenmensen – vaak op leeftijd – om in boekvorm terug te blikken op het eigen succes. Ze schrijven autobiografieën, met titels als Het geheim van mijn succes. Hierin vertellen ze niet alleen hun eigen levensverhaal, maar stellen ze zichzelf tentoon als voorbeeld voor mensen die hetzelfde willen bereiken als zij hebben gedaan. Moeiteloos wordt alle succes op eigen rekening geschreven, terwijl de tegenslag – uiteraard – het gevolg was van de omstandigheden. In Nederland moet je daarentegen nooit je kop boven het maaiveld uitsteken, en al helemaal niet in de Veenkoloniën, het land van turf, jenever en achterdocht. Toch zijn er wel degelijk succesverhalen te vertellen over bedrijven in dit gebied, zoals blijkt uit de deze interviews. Ze worden echter bescheiden verteld, zonder tromgeroffel of geklop op eigen borst. Misschien is dat jammer, maar het heeft ook zijn charme.
Er lijkt weinig te zijn dat Pedro-boat en Kral nog bindt aan de Veenkoloniën; ze zouden overal kunnen produceren wat ze nu produceren. Het enige wat hen bindt aan het gebied is de geschiedenis, het feit dat ze ooit hier begonnen zijn en een sentiment dat dit met zich meebrengt. De AVEBE is nog het meest met het gebied verbonden door zijn lange geschiedenis van investeringen in de Veenkoloniën, en door de aardappelteelt. Dit bedrijf blijkt zich gevoelsmatig echter het minst verbonden te voelen met de Veenkoloniën, en haar keuze tussen aanwezigheid of vertrek het meest zakelijk te bezien.
Alle drie bedrijven hebben zo hun eigen verklaring voor hun succes: het leveren van kwaliteit, het ongeluk van de concurrent, voortdurend streven naar innovatie, een specifieke mentaliteit van zuinigheid en trouw aan de werkgever. Het lijken allemaal goede verklaringen, maar zijn het voldoende verklaringen? Of blijft het geheim van het succes geheim? Wat de drie in ieder geval blijken te delen is een optimisme en gerichtheid op de toekomst die inspirerend zijn. Misschien is het de oude pioniersgeest van de kolonisten, die nog steeds leeft.

De auteur is journalist en redacteur bij Oog TV.

Trefwoorden