Rienold (de naam waarmee hij signeert) geeft in dit laatste boek, dat in december 2001 het licht zag, een overzicht van vroeger en recent werk. Het bevat vijftig potlood- en pasteltekeningen (gemaakt van 1984 tot 1994), zestien landschappen (‘natuurgezichten in acryl’, gemaakt van 1996 tot 2001) en 24 portretten (‘hallucinatoire portretten in acryl’, 1994-2001).
De inmiddels aanzienlijke schare Rienold-liefhebbers vindt in Kunsthal Weidum opnieuw Rienolds veelzijdigheid bevestigd. Zijn stille landschappen, zijn emotionele portretten en zijn tekeningen, soms gestileerd, soms druk en krasserig, lijken uit verschillende werelden voort te komen. Toch zijn ze allemaal onmiskenbaar ‘Rienold’.
Rienold ziet de wereld net even anders dan een ander. De kracht van zijn werk is dat hij die andere kijk zo weet over te dragen dat er een schok van herkenning ontstaat. Het werk is niet altijd gemakkelijk, maar Rienold wil wel graag begrepen worden. Daarom helpt hij je op weg met de titels, die hij op iedere tekening of schilderij noteert. Ook die titels zijn meestal ’typisch Rienold’.
Mededogen
Kenmerkend in al het werk is Rienolds onbevangenheid. Die moet je niet verwarren met kinderlijkheid, want waar kinderen vaak meedogenloos zijn, is Rienold vol mededogen. Dat kan zich uiten in schrijnend geschilderde oudemensenportretten met titels als Woede, pijn, vernedering in tehuizen, of Eenzaamheid, wie zal mij begraven? Het zijn gruwelijke beelden die hij ons onder de neus drukt. ‘Ze zijn geschilderd met verf, maar ook met verdriet’, zegt hij er zelf over.
Maar er is meer dan mededogen, Rienold hóudt van mensen. Hij plukt zijn onderwerpen uit het alledaagse leven, dat hem steeds weer ontroert. Dat uit zich in tekeningen als Straattekenende kinderen, Afdrogend kind, Dansende moeder en dochter, om enkele te noemen.
Ook zijn dieren zijn met liefde neergezet. Ze spelen een bijna even belangrijke rol in zijn oeuvre als mensen. Mensen en dieren, Rienold ziet hoe ze opgaan in hun eigen wereldje en leeft met ze mee. Rienold heeft een hond, een kip en duiven. Verder is hij voornamelijk alleen. Zelf verklaart hij daaruit zijn verschillende genres: ze zijn er voor de broodnodige variatie in zijn bestaan. ‘Een andere schilder heeft misschien een sociaal leven, ik niet. Ik móet afwisseling hebben, anders loop ik dood. Als ik lang stil werk gemaakt heb reageer ik mij af in het explosieve werk. En andersom.’
Zijn geschilderde portretten ziet Rienold als ‘werk voor de gevorderde liefhebber’. Veel mensen schrikken ervan.
De tekeningen en de landschappen zijn toegankelijker. Tekenend heeft hij alles bij de kop: mensen, dieren, stillevens.
Mooie plaatjes genoeg
In de landschappen pakt hij de ruimte van het Friese land. Daar maakt hij dagelijks zijn wandelingen met zijn hond en doet hij onophoudelijk indrukken op. Altijd kijken zijn hersenen mee. Als hij ’s ochtends in alle vroegte paarden ziet grazen, denkt hij: ‘Kijk, die dieren zijn nu al aan het werk. De meeste mensen denken dat een paard werkt als hij voor een ploeg of een kar is gespannen, maar dat is natuurlijk niet zo. Zijn eten is zijn werken.’ En zo ontstaat dan zijn schilderij Paarden druk aan het werk in de vroege ochtend.
Als hij in de verte het silhouet van een dorp ziet liggen, dan ziet hij die als een zin in het landschap. En als dat dorp dan in de sneeuw ligt, ontdekt hij in die regel plotseling spijkerschrift (Spijkerschrift van Jellum in de sneeuw).
Kort voor zijn laatste boek gedrukt werd, heeft Rienold tien ‘mooie landschappen’ laten verwijderen. Ze werden hem ’te mooi’. ‘In een lucide ogenblik begreep ik plotseling: mooie plaatjes zijn er genoeg. Het geheim onbrak in deze landschappen en dat heeft ze de kop gekost’, zegt hij daarover.
Vluchtheuvel
Een goed kunstwerk hoort voor Rienold een geheim in zich te dragen. Het paardje van Van pol tot pol heeft drie poten, met vier poten was het volgens Rienold onvolmaakt geweest, dan had het geheim ontbroken.
Weggooien van werk is voor Rienold niets bijzonders. Regelmatig onderwerpt hij zijn tekeningen en schilderijen aan een kritische inspectie. Wat niet voldoet, verdwijnt. Wat overblijft, is nog altijd indrukwekkend van omvang. Rienold heeft een enorme drang om zich te uiten. Hij moet werken om gezond te blijven, beweert hij: ‘Er is geen neurose waar ik geen weet van heb, maar kunst bevrijdt me daarvan. Kunst is een vluchtheuvel voor mij. Als er geen kunst was geweest, was ik al lang overreden.’
Liever een boek
Rienold groeide op in Houwerzijl in Groningen. Een overgevoelig, maar ook een uitermate dwars jongetje was hij naar eigen zeggen. Bijna was hij notarisklerk geworden, maar op een achteraf gezien gezegende morgen vlogen de muren hem aan en verliet hij het notariskantoor subiet, om nooit terug te keren. Na een mislukte poging om schrijver te worden ging hij tekenen en schilderen. Het begon in 1983 met kleine tekeningetjes en schetsjes; van daaruit leerde hij zichzelf het vak. Hij werkt op een piepklein zolderkamertje, bijna niet meer dan een kajuit. Dat beperkt hem in zijn formaten. Hij bouwt nu een atelier in zijn achtertuin. Als dat klaar is breekt er misschien een nieuwe fase aan, met groter werk.
Rienold had verschillende exposities, onder andere twee solo-exposities in het Tripgemaal Museum in Gersloot. Dit jaar is hij een van de mede-exposanten in de Biënnale van Nederlandse figuratieve kunst in Arnhem. Maar eigenlijk heeft hij aan exposities een broertje dood. Liever geeft hij (op eigen kosten) boeken uit met zijn werk, die hij gratis verstuurt aan zijn relaties. Vijf boeken zagen tot nu toe het licht; slechts één daarvan (titel: Rienold Postma, samenstelling Thom Mercuur) verscheen niet in eigen beheer. Rienold ontvangt graag mensen thuis om zijn werk te laten zien en er over te praten.
Rienold Postma, Sânpaed 18, 9024 EC Weidum, tel 058-2519764.
De auteur is verslaggever bij het Nieuwsblad van het Noorden.