Op de televisie was een programma over de haven van Harlingen en ik moest aan Hegel denken. Want these stond tegenover antithese, de burgemeester van Harlingen tegenover de directeur van de Waddenvereniging, en het meningsverschil betrof een toekomstige uitbreiding van de haven een stukje het wad op.

Op de televisie was een programma over de haven van Harlingen en ik moest aan Hegel denken. Want these stond tegenover antithese, de burgemeester van Harlingen tegenover de directeur van de Waddenvereniging, en het meningsverschil betrof een toekomstige uitbreiding van de haven een stukje het wad op. Een synthese lag niet in het verschiet, gelukkig. Het einde van de tegenstelling is volgens de Duitse filosoof immers ook het einde van de geschiedenis. En voor de Waddenzee is dat einde toch al tamelijk nabij nu de Tweede Kamer in de planologische kernbeslissing nagenoeg alles wil verbieden wat niet van de natuur is.

Ik ging naar Harlingen om de nieuwe haven te zien, de Industriehaven. Een prachtige haven.
De Rotterdamse haven is imposant door zijn kolossaalheid. Meer dan vijftig rechte kilometers liggen er tussen de Maasvlakte en de kade waar vandaan de Holland-Amerika Lijn naar de nieuwe wereld vertrok, en daartussen is het een en al industrie. In Harlingen is de nieuwe haven bij de stad gebleven en van de stad gebleven. Rijdend over de hoge Oude Ringmuur en de Tjerk Hiddes-sluizen zie je aan de linkerkant het typische havengedoe en weet je Terschelling en Vlieland te liggen, en kijk je rechts op het oude stadje neer.
Rotterdam is bijna een abstractie geworden; wat er verscheept wordt is zintuiglijk niet meer waar te nemen. In Harlingen leun je op de kade tegen de vrachtwagen van Gebr. Boerma uit Uithuizermeeden en ruik je de aardappels die over je hoofd heen in het ruim van de Stevns Klint uit Svendborg worden gehesen. Met de mannen van Vonck uit Hoogkerk, net klaar met laden, eet je een gebakken visje in de visbakkerij Havenkwartier, waar vissers, ongeschoren en met de gebreide muts nooit af, bier uit een flesje drinken en weinig zeggen. Ze zijn van de Johannes Calvijn en de Dirkje Alje Maria uit Urk.
Vrijdags kleurt de vissershaven groen, dan is het Klein Urk in Harlingen. Veertig tot vijftig Urker kotters vinden in Harlingen hun thuishaven. De visafslag is van de Urkers en de op één na de grootste van Nederland, na die van Urk.

In 1998 vond een garnalenvisser aan de oostkust van Engeland op het strand van East Anglia na een winterstorm een enorme boomstronk. Het bleek een deel te zijn van een vierduizend jaar oude bomentempel die door de Britse moerasarcheoloog Francis Pryor werd opgegraven, onderzocht en beschreven en de naam Seahenge kreeg. Pryor ontwikkelde een theorie: de grenzen tussen begaanbaar en onbegaanbaar, land en zee, nat en droog, waren ook de scheidslijn tussen deze en gene zijde van het leven, tussen fysica en metafysica. Daar begon de prehistorische metafysica en daarachter woonden de geesten en de goden. Het beleven en accentueren van die grens noemt Pryor ‘liminaliteit’ (naar het Engelse limit), sleutelbegrip in zijn nieuwe boek.
Harlingen aan de Waddenzee is vol liminaliteit. Veel mensen hebben sowieso last van diepe gevoelens aan zee, maar hoeveel te meer wel niet aan de rand van de Waddenzee, het geheimzinnige wad, dat zee is en na enkele uren ook weer land, in eindeloze opeenvolging. De heilige mannen van het klooster Ludingakerke staan, omstreeks 1200, aan de oorsprong van de stad en haar havenwerken. In 1579 krijgt de stad een impuls door de toevloed van Vlaamse doopsgezinden die het roomse zuiden ontvluchtten. Anno nu floreert de vissershaven en visveiling door de calvinisten van Urk. Het kan geen toeval zijn.
En beschouw eens het wonder van de uitbreiding van de Industriehaven. Die is binnendijks uitgegraven, maar schepen kunnen er zonder hinder van sluizen of bruggen zo vanuit zee naartoe varen, dankzij een doorgestoken dijk.
Ten westen van de nieuwe haven begint de Friese Bouwhoek, befaamd om zijn aardappelen. En waarom nou juist Het Bildt het beste pootaardappelland op aarde is, mag gerust een mirakel heten. Op zomermiddagen, net in de riskante tijd bij de pootaardappelteelt, valt vanaf een uur of drie een koude zeewind van gene zijde over de dijk, die de warme lucht boven het land doet opstijgen, en die warme lucht neemt de wolken luizen mee omhoog, en de luis is de grootste vijand van de aardappel.

Wie nu nog niet gelooft in de bijzondere metafysica van de Friese waddenkust, moet via Sexbierum (die naam!) naar Tzummarum en Minnertsga en St. Jacobiparochie rijden en versteld stil staan bij de geweldige kerken in die kleine dorpen en bedenken dat dit deel van de Elfstedentocht de Hel van het Noorden heet.

Trefwoorden