Het microreliëf uit zich in prachtige patronen en structuren die je op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) goed kunt zien. Zo zien we in de regio West-Friesland in Noord-Holland twee grote kronkelende structuren, één richting Medemblik en de ander naar Hoorn. Het zijn overblijfselen van duizenden jaren geleden, toen de streek nog deel uitmaakte van een getijdensysteem waar zeewater in- en uitstroomde. Een grote getijdenkreek splitste in tweeën en uiteindelijk in vele kleine kreken. In de loop der tijd slibden de kreken dicht en veranderden ze in getijdenruggen, lange kronkelende hoogten in het landschap.
De term ‘getijdenruggen’ doet misschien vermoeden dat het gaat om meters hoogteverschil, maar niets is minder waar. De getijdenruggen steken nog geen anderhalve meter boven de omgeving uit. Je merkt eigenlijk niets van deze hoogteverschillen als je fietst. Maar toch, als je er op let dan zie je het reliëf overal terug. Zie je het niet aan het oplopende maaiveld, dan wel aan de inrichting van de omgeving. Want al waren de hoogteverschillen subtiel, de vroegere bewoners maakten er dankbaar gebruik van. Oude dorpjes, wegen en beplanting: je vindt ze allemaal op de ruggen terug. In Friesland en Groningen is het niet veel anders. Daar heb je de kwelderwallen die voor eenzelfde inrichting zorgden.
Foto links: Het kadetjesland bij Benningbroek. Rechts ligt de verhoogde A9, links daarvan het kadetjesland met de vele greppels en de uitlopers van de getijdenkreken. De omliggende akkers zijn geëgaliseerd, maar dit deel is behouden gebleven.
Foto rechts: Uitsnede van de AHN met in rood de hoogten en in blauw de laagten. We zien hier West-Friesland. Bekijk je eigen omgeving hier.
Niet alleen de natuur kan er wat van, maar ook onze voorouders hielpen een handje. Om in de lage, natte zware kleigronden wateroverlast tegen te gaan, groeven ze greppels of sloten en gooiden ze de klei op de akker, direct tussen de greppels. De akkers kregen zo een bolle vorm. In West-Friesland worden ze kadetjesland genoemd, in Friesland greppellân en in Groningen kruinige percelen. Niet alleen werden de greppels en sloten daarmee opgeschoond, maar ook de akker opgehoogd. Door de geleidelijke overgangen van laag naar hoog en van nat naar droog, groeide in natte jaren op het midden van de akker meer en was in droge jaren de opbrengst langs de randen groter.
Tot halverwege de vorige eeuw zagen vele West-Friese, Friese en Groningse akkers er nog zo uit. Veel kadetjesland is door de komst van trekkers en drainagebuizen verloren gegaan. Jammer, want hoe goed zijn deze subtiele hoogteverschillen voor onze bodemkwaliteit, biodiversiteit en klimaatadaptatie?! Stel je die kruidenrijke graslanden vol grutto’s eens voor, zoals in de Lionserpolder vlakbij Leeuwarden. Dan is het microreliëf niet alleen prachtig op kaart, maar ook in het echt. Jeroen Wiersma vertelde er deze maand nog over in de Volkskrant.
Daarom een ode aan het microreliëf, zowel op regionale als lokale schaal. Kijk, bewonder en geniet. Besef ook dat de hoogteverschillen vaak nog steeds bijzondere betekenis hebben voor de waardevolle natuurlijke systemen en de bodem. Er is altijd een verhaal achter de hoogteverschillen te vinden. Het is vaak subtiel, het duurt even voor je oog het registreert, maar dan toont zich een bijzondere wereld van glooiingen met vele betekenissen in ons vlakke land: ‘Beauty is in the eye of the beholder’.