De poort van het stevig ogende hek achter Veenweg 11 in De Wilp (Gr.) staat nu nonchalant open. 'Toen nooit', weet Jarno Ottema (18) zich te herinneren.

De poort van het stevig ogende hek achter Veenweg 11 in De Wilp (Gr.) staat nu nonchalant open. ‘Toen nooit’, weet Jarno Ottema (18) zich te herinneren. ‘Ik was als peuter een echte uitbreker. Op dat hek, dat ons plaatsje hermetisch van de boze buitenwereld afsloot, had ik snel wat gevonden. Ik zette mijn plastic speelgoedtrekker ertegenaan en via het zadel klom ik eroverheen. Aan de andere kant was een inrit naar een parkeerplaats waar altijd werd gevoetbald. Daar wou ik bij horen.
Toen ik drie was, ontdekte ik dat de dakgoot aan de andere kant van ons huis niet zo erg hoog boven de grond hing. Het leek me ineens ontzettend lekker om boven in de zon op het platte dak van de dakkapel te liggen. Van daar had ik een perfect gezicht op de tuin, voor een kleuter een enorm stuk grond, waarop mijn vader zijn eigen huis had gebouwd.
Je gelooft het vast niet, maar Papa was zelf amper achttien toen hij aan het huis op de Veenweg begon. Hij is al op zijn zestiende gaan werken, als metselaar. Toen hij zeventien was, kocht hij grond aan de Veenweg. Mijn opa moest de handtekening komen zetten en mijn vader heeft wel eens verteld dat hij ontzettend kwaad was dat zijn zoon, zo jong als hij was, zoveel risico nam. Mijn vader had wel wat gespaard maar het meeste geld moest van de bank komen. Met behulp van zijn kameraden heeft hij het huis afgekregen.
Papa’s familie komt oorspronkelijk uit Zevenhuizen maar ik weet niet beter of mijn opa, die timmerman was, zijn hele leven al woonde aan de hoofdweg van De Wilp, het Plantsoen. Hij is net 65 geworden maar zat de laatste jaren in de WAO. Als ik aan hem denk, is het eerste wat me te binnenschiet zijn enorme grote Duitse herder Kashja.’

Herders

‘Achter het huis op de Veenweg hadden wij óók een kennel. Mijn vader heeft al die jaren dat wij daar woonden Duitse herders getraind. Een hobby die fysiek veel vraagt. Hij is ermee gestopt toen hij iets aan zijn knie kreeg. Vijf jaar hebben we daarna geen honden gehad. Maar intussen waren we een paar straten verder gaan wonen. Ik zeg nu “straten” als ik het over “de Stoeken” heb, maar toen mijn vader hier ging bouwen was ons perceel het eerste in deze omgeving waarop een vrijstaand huis kwam.
We hebben hier 650 vierkante meter grond. Achter in de tuin, tegen de ijsbaan van De Wilp aan, staat nu weer een kennel; met twee politiehonden: de mijne!
Sandor, een Mechelse herder, zit nog in de groei; hij wordt in september twee jaar. Zijn borst begint al echt breed te worden. De andere reu,Yupp, een Duitse herder, is deze winter drie geworden. Yupp komt via via uit Hongarije.
Bijna twee jaar train ik nu bij de KNPV, de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging in Norg. Mijn ouders brengen me er drie keer per week heen. Maar als we ons op het Nederlands Kampioenschap voorbereiden, train ik daar praktisch iedere dag.’

Pakwerk

‘Op school vinden sommigen het maar raar dat je uit je dak gaat, als je wordt aangevlogen door een hond die getraind wordt om zich in je vast te bijten. Natuurlijk zit je goed beschermd in “een pak”. Maar ze bijten er soms dwars doorheen. “Pakwerk” heet dit onderdeel van de politiehondentraining. Zo’n hond stormt op je af en gaat met zijn volle gewicht aan je hangen. Na afloop ben je vaak niet meer krasvrij. Mijn hele schouder was pas geleden nog bont en blauw.
“School” is de Rijksscholengemeenschap De Borgen in Leek. Ik zit op de havo in het eindexamenjaar. Veel volk vanuit Leek en Roden. Ik heb soms het gevoel dat ze ons een beetje als “boeren” zien. Met “ons” bedoel ik de jeugd van hier uit de buurt maar met name mijzelf en mijn vriend René. Hij is elf dagen ouder dan ik en komt echt van een boerderij. Zijn vader heeft een kalvermesterijbedrijf op Keuningswijk, drie kilometer hier vandaan.
In de klas op de lagere school waren wij altijd de enige twee die snel klaar waren met rekenen en dan aan de extra opdrachten mochten beginnen. Naar René toegaan betekende hutten bouwen, in het hooi spelen, oorlogje voeren in de bossen. Of gewoon meehelpen op het bedrijf van zijn vader. René weet al precies wat hij gaat doen: milieurecht op het Noorderpoortcollege in Groningen.’

Geen kantoorbaan

‘Ik weet wat ik níet wil, later. Ik wil geen kantoorbaan. Ik ben graag buiten, een beetje actief en het liefst met mijn handen bezig. Uit huis volgend jaar? Mijn ouders zouden geloof ik niet zo blij zijn als ik zou zeggen: “Ik heb extra geld nodig om op kamers te gaan in Groningen”. Al twee jaar werk ik daarom op zaterdag bij een interieurzaak in Marum. Allerhande klussen in het magazijn of mee vloerbedekking leggen. Studeren ga ik wel vanuit De Wilp, heb ik besloten. Met de bus ben je zo in de stad. Wat studeren? Misschien wel hts-werktuigbouw.
Eén ding weet ik zeker. Als we tien jaar verder zijn, heb ik nog steeds die honden. Je kunt wel werk hebben in de stad, maar honden en in de stad wonen, dat slaat nergens op!’

Trefwoorden