Als ik je zou vertellen dat ik thuis een bioscoop, een bar, een jacuzzi met sauna en repetitieruimte heb, hoe denk je dan dat mijn huis eruitziet?
Ik hoop natuurlijk dat je nu het televisieprogramma MTV Cribs in je hoofd hebt waar Amerikaanse beroemdheden stoer vertellen over alle snufjes en luxe in hun woningen. Toch is het bij mij thuis een beetje anders.
Ik woon sinds een jaar in het Oude RKZ, een woonvereniging in Groningen. Ooit het grootste kraakpand van Nederland (1979) en nu een onderkomen voor mij en mijn tweehonderdvijftig buren en ganggenoten. Ik speel helaas nog geen verstoppertje zoals mijn medecolumnist Yara, maar kan me goed vinden in haar woorden: wonen in gemeenschap is gezellig.
Het gebouw is een voormalig ziekenhuis en na een periode gekraakt te zijn werd het een zelfbeheer-experiment opgezet in samenwerking met een woningcorporatie in de stad. Als leden hebben wij eigen beheer, doen we zelf het onderhoud en zorgen we samen voor onze gemeenschappelijke ruimten. Hierdoor is de huur laag en kiezen we zelf waar verbeteringen nodig zijn. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om te leren lassen, leidingleggen, films afspelen op tape, koken en klussen. In een woongemeenschap is er altijd wel iemand die je erover kan leren.
Als ik door de oude gangen loop van het voormalig ziekenhuis, die nog steeds de markeringen van die tijd dragen, verwonder ik me dat er niet meer van dit soort woonverenigingen zijn in de stad. Het is naast gezellig namelijk een antwoord op het woningtekort in Groningen.
Voor mijn werk in stadsontwikkeling kan ik het vaak niet laten om over mijn woonsituatie te praten. Het lijkt goede oplossing voor veel grote problemen/uitdagingen/opgaven/sociale agenda’s in de stad. De wijken zijn verdeeld, buren kennen elkaar nauwelijks, de grond is te duur, de mensen wonen in oude naoorlogse huizen met achterstallig onderhoud, er is geen sociale controle, stookkosten zijn te hoog en zo ratelt de lijst door.
Woongemeenschappen zijn er maar weinig hier in het noorden en zijn vaak een eigen initiatief van huurders die samen een clubje vormen. Gelukkig zie ik steeds vaker plekken waar in gemeenschap gewoond wordt. De nieuwere variant is echter vaak een versie van: vooropgesteld ontwerp met architectenbureaus, selecties van bewoners en een eigen ingelegd vermogen om een klein utopietje te creëren ergens in een buitenwijk en gelegen aan het groen.
Wat ik juist zo leuk vind aan het Oude RKZ is dat het geen vooropgesteld ontwerp heeft. Sommige ruimten lijken onveranderd sinds de tijd dat het een ziekenhuis was of de krakersjaren erna (lees: vies, oud en vaag). Maar gedurende de tijd gebeurt er ook superveel: ruimtes worden omgebouwd tot gezinswoningen, muziekpodium of een keuken waar vier keer per week samen gekookt wordt. Het is een minisamenleving waar ik leer leven met mensen buiten mijn bubbel en dat is een groot goed in een individualiserende samenleving.