Elk jaar is er op de eerste woensdag en donderdag van september 'merke', kermis, in Easterlittens. Deze kermis betekent een jaarlijkse reünie van twee juweeltjes van ouderwetse decoratiekunst van dezelfde kermisartiest: Hendrik Giesing.

Jaren geleden op doorreis, ging ik in Easterlittens wat drinken in café Het Wapen van Friesland, een waarachtig dorpscafé met een sleetse maar sfeervolle ‘boppesael’, een bovenzaal die nauwelijks meer voor opvoeringen wordt gebruikt. In de gelagkamer hangen nog oude olielampen, nu voorzien van elektrische lichtjes. Bij kaatswedstrijden en kermis worden de glazen kappen veiligheidshalve opgeborgen. De hoek van de bar achterin is in de jaren zestig gemoderniseerd met veel houtfineer.
De gelagkamer bevat bovendien een verrassing: op de wanden zitten charmante decoratieve schilderingen. ‘H. Giesing en Zonen décoration, Leeuwarden’ is de signatuur. Op de linker zijwand is een breed gezicht op het dorp uit vroeger tijd te zien, nageschilderd van een kleine, eindachttiende-eeuwse prent; verder op de andere wanden kleinere beelden met een zeegezicht, een molentje, een blik over de heide en zo. Alles is in lieve krullijsten met rozentoefjes gevat. In het café vertelden ze dat deze Giesing ook kermisattracties beschilderde.
Een paar maanden later kwam ik weer door Easterlittens en liet een reisgezel de schilderingen zien. We hoorden dat er een paar dagen later ‘merke’ in het dorp zou zijn. Ik ging opnieuw, zag telgen uit de bekende Kooistra-familie de draai- annex zweefmolen opzetten en belandde in een decoratieve droomwereld die bijna is vergaan. De draaimolen bleek ook beschilderd door Giesing, net als het café.

Fantasie en vakmanschap

Hendrik Giesing (1888-1975) was een man met een persoonlijkheid die definitief tot het verleden behoort, net als de resultaten van zijn fantasie en vakmanschap. Giesing zat als specialist tussen twee vakgebieden in. Hij hoorde niet bij de kunstschilders, al had hij goede vrienden in die kringen. Evenmin hoorde hij bij de huisschilders, al moest hij wel eens met tegenzin gewone schilderklussen aannemen. Als een huis werd aangepakt, probeerde Giesing zelf de decoratiewerken te doen: het houten van een deur of het marmeren van een lambrisering. Hij was een ‘aparteling’, een autodidact; een fantastisch vakman, met wie niet viel te spotten.
Hendrik Giesing begon als schilderknecht, maar had meer plezier in muziek. Hij was gek op kermis en variété. Hij liet de penselen voor wat ze waren , trok met een groep muzikanten de wijde wereld in en trad op in allerlei acts in circussen en danshallen en op kermissen. Veel instrumenten kon hij aan en hij behoorde – naar eigen zeggen – tot de ‘kopspelers’; die speelden niet van bladmuziek maar ‘uit de kop’.
Hij belandde per ongeluk in het decoratiewerk. Ze vroegen hem op kermissen wel eens wat reparatiewerk te doen. Hij wist als enige iets van verf en kon penselen hanteren. Giesing bleek al gauw een schilder met élan en groeide spoedig uit tot specialist in het decoreren van fronten van gebakskramen, theaters en circussen. Ook in het schilderen van taferelen op zweef- en draaimolens en carrousels, inclusief de paarden en gondels, had hij veel plezier.
Enkele jaren na de Eerste Wereldoorlog vestigde hij zich in Leeuwarden, bouwde er een schildersbedrijf op en richtte zich op decoraties. Er was, zeker in de crisistijd, nauwelijks brood mee te verdienen. In De Komeet, het tijdschrift van de variétébranche, adverteerde hij: ‘Decoration en Frontenbouw, H. Giesing & Zonen, Leeuwarden’. Hij werkte voor circus Mullens en ook voor Boltini. Het werk voor circus Carré werd evenwel een strop; hij kreeg zelfs de kosten van het ingekochte linnen en andere materialen niet terug.

Kermis in Easterlittens

Naast het kermiswerk kwamen ook wel eens opdrachten binnen voor decoratieve schilderingen in danszalen en cafés. In een van die zalen moesten Italiaanse landschappen komen. Hoewel Giesing nooit in Italië was geweest, kwamen ze er, zoals hij op een theaterfront druipsteengrotten schilderde of gezichten uit Oberbayern, terwijl hij nog nooit een berg had gezien. Engeltjes, bloemen – hij was een meester in rozen – stads- en dorpsgezichten, watervallen; je kon het niet zo exotisch bedenken of Giesing schilderde het. Plateel kon de veelzijdige artiest ook aan, en op verzoek zelfs Delfts blauw. Glas etsen deed hij ook. Met zijn zoons schilderde hij niet alleen de meest uitnodigende decoraties, ze timmerden zelf ook de fronten voor theaters en gebakskramen.
Hendrik Giesing was een gemoedelijk, gezellig mens. Op elke kermis kenden ze hem; hij was de specialist. Hij was voor zichzelf met weinig tevreden: lekker eten, een tas koffie op tijd, een pijpje, ’s ochtends niet te vroeg beginnen, nog uren praten met een vertegenwoordiger. Als dan met een klus werd begonnen, werd er tot in de late uren, tot in de nacht aan doorgewerkt. Sommige kinderen drukten vaders voetstappen en zetten het schildersbedrijf voort, anderen belandden in de muziek en konden zich professioneel ontwikkelen.
De laatste draaimolen heeft hij in het begin van de jaren vijftig onder handen gehad. Hendrik Giesing overleed in 1975, bijna 88 jaar oud. Van de vele decoraties die aan zijn rijke fantasie zijn ontsproten, bestaat bitter weinig meer. Het is als met de vluchtigheid van het variété. Technische machines, digitaal gestuurde spektakels en patatwagens hebben op kermissen de traditionele draaimolens en gebakskramen bijna verdrongen. Zo had de vernieuwing ook in het sfeervolle café kunnen toeslaan, maar de nieuwe beheerders respecteren de sfeer en hebben de bovenzaal bijna weer in bruikbare toestand hersteld. De schilderingen worden gekoesterd.
Enkele van Giesings laatst overgebleven kunstwerken ontmoeten elkaar elk jaar in de kermistijd in Easterlittens: voor het gedecoreerde café Het Wapen van Friesland staat dan twee dagen de draaimolen van Kooistra, die ’s avonds tot een zweefmolen wordt omgetoverd.