In 1873 publiceerde Victor de Stuers (1843-1916) in De Gids het artikel 'Holland op zijn smalst'. Het was een felle aanklacht tegen de mateloze onverschilligheid waarmee Nederland omsprong met kunstcollecties en monumenten. Zijn noodkreet vond weerklank en het artikel betekende een revolutionair keerpunt in het overheidsbeleid, dat onder meer uitmondde in de monumentenzorg die nu kennen.

Desondanks klinken de woorden die De Stuers ruim honderd jaar geleden schreef, nog steeds overbekend: ‘Aan opzettelijke slooping is voortdurende verwaarloozing nauw verwant. (…) Deze wijze van handelen is vooral daarom in Nederland zoozeer in zwang, omdat er twee voordeelen aan verbonden zijn: vooreerst kost de slooping minder, en vervolgens wanneer een gebouw of een voorwerp ten gevolge van langdurige verwaarloozing zijn eersten glans verloren heeft, kan men verwachten dat het publiek daarin minder belang stelt, en dat de stem van een enkel, die zich tegen de vernieling mocht verheffen, geen weerklank vindt.’
In het kort een schets van hoe het vaak in een gemeente toe gaat: een historisch pand lijdt aan achterstallig onderhoud, de eigenaar groeit het boven het hoofd, een projectontwikkelaar laat zijn oog op de – meestal begeerlijke – historische locatie vallen en koopt het pand op, om het te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Het gemeentebestuur staat niet afwijzend tegenover de nieuwbouw. Jarenlange bezwaarprocedures volgen, en de langdurige leegstand holt het pand meer en meer uit. Vocht dringt het huis tot in haar merg binnen en de overwoekerde tuin maakt van het geheel een spookhuis; totdat uiteindelijk het draagvlak voor afbraak van ‘die oude troep’ is gecreëerd en een onomkeerbare spiraal is ingezet. Nieuwbouw heeft het historisch karakter aangetast en dit geeft de vrijbrief ‘dan ook maar’ de rest van de oude panden – die al dan niet in slechte staat verkeren – af te breken. En zo krijgt elk dorp zijn ‘wonen aan een aanlegsteiger’ en zijn appartementencomplexen die waarschijnlijk over dertig jaar al niet meer aan de wooneisen voldoen. Almelo is niet te onderscheiden van Alphen aan de Rijn en Zelhem niet van Zuidbroek.

Geschikte halteplaats

Zuidbroek: een dorpje in Oost-Groningen met een kleine vierduizend inwoners. Zo’n duizend jaar geleden ontstaan op een zandrug in het veen. In de zeventiende eeuw werd hier het Winschoterdiep gegraven. Hierdoor verlegde het centrum van het dorp zich van de omgeving van de middeleeuwse Petruskerk (ten noorden van de huidige A7) naar de oevers van het nieuwe scheepvaartkanaal. De aanwezigheid van het water, een sluis met brug en het drukke scheepvaartverkeer uit de Veenkoloniën gaven Zuidbroek een belangrijke impuls. Handel en nijverheid vonden hier een geschikte vestigingsplaats, en getuige het later in Zuidbroek gevestigde kantongerecht en het belastingkantoor werd het dorp ook in bestuurlijke zin het middelpunt van een veel grotere omgeving. De bebouwing langs het Winschoterdiep vormde eeuwenlang een weerslag van de economische dynamiek van Zuidbroek. Huizen van kooplieden en notabelen stonden temidden van de woningen en werkplaatsen van ambachtslieden en winkeliers, en enkele logementen boden de reizigers overnachtingsmogelijkheden. Zuidbroek was een geschikte halteplaats, omdat het op ongeveer een dagreis per trekschuit van zowel Groningen als van Winschoten af lag.

Uitwissen van een culturele erfenis

Hoewel inmiddels veel verdwenen is en panden onherkenbaar verbouwd of in slechte bouwkundige staat verkeren, straalt de bebouwing bij de brug nog steeds de rijke historie van weleer uit, en is hier de band met het verleden nog aanwezig. Maar als het aan het gemeentebestuur ligt zal dat niet lang meer duren. In de raadsnotulen van 15 februari 2000 melden Burgemeester en Wethouders ‘dat de bouw van woonappartementen ter vervanging van de verouderde bebouwing langs het Winschoterdiep als een goede invulling gezien’ wordt. Winschoterdiep nummer 7/8, augustus 2003: in de overwoekerde tuin van het leegstaande huis prijkt een groot bord van Vestia Projectontwikkeling. Hier zal een appartementencomplex van vier hoog gerealiseerd worden. Dit complex vervangt een huis dat al vanaf 1639 deel uitmaakt van de geschiedenis van Zuidbroek.
De Historische Kring Menterwolde zette zich in voor behoud van het pand, niet vanuit de nostalgische gedachte dat elke verandering een verslechtering is, maar vanuit het besef dat men geen eigenaar, maar slechts rentmeester van zijn omgeving is, en dus rekenschap afgelegd moet worden van wat vroegere generaties hebben nagelaten: ‘Waar nodig zullen we voorzichtig moeten zijn en ons realiseren dat het uitwissen van de erfenis van het verleden nooit meer ongedaan gemaakt kan worden’.

Ankerbalken

Naar aanleiding van de aanvraag van een sloopvergunning van het pand Winschoterdiep 7/8 is in juni 2002 door de Historische Kring de Initiatiefgroep Winschoterdiep opgericht, waarin ondermeer architecten, bouwkundigen en historici uit de hele provincie zitting hebben.
Een klein bouwkundig onderzoek, gedaan door leden van de Initiatiefgroep, heeft aangetoond dat grote delen van het woonhuis (drie gevels en een deel van de binnenmuren) opgebouwd zijn uit kleine kloostermoppen, zoals die in de eerste helft van de zeventiende eeuw werden gebruikt. In de woning zelf zijn zeer oude eiken vloeren gevonden en het interieur bevat een aantal oude stijlelementen: kastdeuren in late barokstijl, een zuiltje in empirestijl, een schappenwand uit de tweede helft van de negentiende eeuw, achttiende of vroeg-negentiende-eeuwse bedsteedeuren en panelen. De schuur achter het huis is een zogenoemde Friese schuur met een ankerbalkgebint. Ankerbalken zijn zeer zeldzaam in Groningen en dateren over het algemeen uit de zeventiende eeuw. In de achttiende eeuw en later bouwde men doorgaans een zogenoemd dekbalkgebint. Timmermansmerktekens in de gebintdelen wijzen ook op een zeventiende-eeuwse oorsprong van de schuur.
Na 1860 werd in het huis een bakkerij gevestigd en in zijn huidige vorm is het pand een typerend voorbeeld van een ruime negentiende-eeuwse middenstandswoning. Kortom: hoewel de buitenkant anders doet vermoeden, gaat het hier volgens de Initiatiefgroep Winschoterdiep naar alle waarschijnlijkheid om een van de oudste burgerhuizen en een van de oudste schuren die in Oost-Groningen bekend zijn.
Echter, deze geschiedenis ten spijt, antwoordt wethouder Boddema op de vraag waarom op deze historische locatie nieuwbouw wordt gepleegd dat ‘het pand geen monumentale waarde heeft’. Waarmee Boddema desgevraagd zegt te bedoelen dat het pand geen Rijksmonument is. Libau Welstands- en Monumentenzorg te Groningen was na onderzoek van mening dat de verschillende kwaliteiten van het pand al te veel aangetast zijn door sloop, verwaarlozing en storende achtererfbebouwing en dat bescherming van Rijkswege niet gerechtvaardigd is. En dus: ‘Een prima plek om die dingen [appartementen] daar neer te zetten’, aldus Boddema.

Geen historisch besef

Toch gaven zowel Libau als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de gemeente het advies het pand als gemeentelijk monument een beschermde status te geven, dit in samenhang met de rest van de straatwand langs het Winschoterdiep, die van regionaal cultuurhistorisch belang is. Maar een gemeentebestuur dat al spreekt van nieuwbouw ‘als een goede invulling’, nog voordat een van de panden definitief aan een projectontwikkelaar is verkocht, mag dan misschien te weinig geld hebben om dit advies op te volgen, zeker is dat daarvoor bij voorbaat voldoende historisch besef ontbreekt. En een oud, enigszins vervallen maar in bouwkundig opzicht absoluut niet reddeloos verloren gebouw, een gebouw ook waaraan op het eerste gezicht weinig verloren lijkt te gaan, is een gemakkelijke prooi voor speculanten die snel geld willen verdienen en gemeentebesturen met weinig historische kennis. Dat projectontwikkelaar Vestia als enige motivatie de ‘goede locatie aan het water’ noemt om daar te gaan bouwen, is plomp maar niet verrassend, maar een gemeentebestuur zou meer verantwoordelijkheid moeten voelen voor het lokale culturele erfgoed.
Goed, bedrijventerreinen, seniorenappartementen en wat niet al zijn er nodig. Dit argument is ook gebruikt tijdens een informatiebijeenkomst over de nieuwbouwplannen langs het Winschoterdiep, waar gesproken werd over de noodzaak van nieuwbouw voor ‘bejaarde arbeiders’. De verkoopprijs van de te bouwen appartementen ligt rond de 235 euroton; tot nu toe heeft de projectontwikkelaar één appartement verkocht. Niet aan een arbeider.
‘De bebouwing langs het Winschoterdiep vormde eeuwenlang een weerslag van de economische dynamiek van Zuidbroek’, schreef ik al. In die zin gaat Zuidbroek vast en zeker met zijn tijd mee, maar of de appartementen die nu gebouwd zullen worden daar over 350 of zelfs maar 35 jaar nog staan, valt erg te betwijfelen. Ondertussen wordt het laatste stukje identiteit dat een dorp als Zuidbroek – of Zelhem of Almelo, of Alphen aan de Rijn – nog haar laatste stukje charme geeft, pijnlijk verkwanseld.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:
Nick Kieft, brochure over de geschiedenis van Zuidbroek.
Gemeente Menterwolde, stukken inzake Winschoterdiep nr. 7/8.
Victor de Stuers. Holland op zijn smalst. De Gids, 1873, Bussum.
Mondelinge bronnen: Mevrouw Attema (Rijksdienst voor de Monumentenzorg), wethouder Boddema (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, gemeente Menterwolde), W. Havik (Libau Welstands- en Monumentenzorg te Groningen), O. Knottnerus (Historische Kring Menterwolde), de heer Veltman (Initiatiefgroep Winschoterdiep), de heer Van der Zwaag (Vestia Projectontwikkeling).

Nina van der Broek is geograaf en tekstschrijver/publicist.

Trefwoorden