Het idee om opera’s te presenteren tussen koeien en klepperende ooievaars is niet bedacht, maar toevallig ontstaan. Tot 1989 was Corina van Eijk regieassistente in een groot operahuis in Brussel, waar ze werkte met de top van de operawereld. Het beviel haar allerminst, omdat het niets met theater te maken had. ‘Ik ga gewoon wat in mijn eigen achtertuin doen’, dacht ze opstandig en gelukkig was die achtertuin in het Friese Spanga groot genoeg om er daadwerkelijk iets neer te kunnen zetten. Een half jaar later genoot tweehonderd man op elkaar gepropt publiek van L’Elixer d’amour, uitgevoerd door een klein koor, een klein orkest en een aantal solisten. Het jaar daarop vond de voorstelling door de regen gedwongen plaats in een schuur. Het publiek vond het prachtig maar voor Van Eijk was het een nachtmerrie. Daarna heeft ze niet meer onder de blauwe hemel gewerkt, maar altijd in een tent in een weiland. ‘Het is wel gewoon Nederland, hoor.’
Shakespeare for the millions
Een dak boven het speelvlak gaat Jack Nieborg al te ver. Dat die masten voor het licht blijven staan, is iets, maar een overdekt openluchttheater? ‘Dan hebben we Diever-plaza. Dat is het einde.’ Terwijl het 58 jaar geleden zo mooi begon, toen de plaatselijke dokter enige cultuurarmoede in het dorp bespeurde, en hij het geneesmiddel voorschreef: Shakespeare in de openlucht. Vrijwel het hele dorp was en is er nog steeds bij betrokken. Sinds vijf jaar tekent de Groninger Nieborg voor de regie. Zijn keus om voor dit buitentheater te werken werd voornamelijk ingegeven door het feit dat er Shakespeare gespeeld werd. Nieborg: ‘De verhalen van Shakespeare spelen zich meestal af in het bos en in Diever staat dat bos er al. Mijn missie is “Shakespeare for the millions”. Daar draagt de openluchtlocatie aan bij: bos, zomeravond, uitgaan. Shakespeare in een theater voelt kunstmatig.’ Miljoenen mensen heeft hij nog niet bereikt, maar de 15.000 bezoekers van vorig jaar zijn een stap in de goede richting.
Voor Nieborg heeft het verschil tussen locatietheater en theater op locatie te maken met het vertrekpunt van het stuk. ‘Bij locatietheater moet de locatie het uitgangspunt zijn, bij theater op locatie de tekst. Een schouwburg is eigenlijk een heel non-creatieve vorm, een heel slechte locatie voor een voorstelling. Er wordt ontzettend veel geld in zo’n gebouw gepompt, terwijl het in feite publieksonvriendelijk is. Eerst moet je al je kaart reserveren bij een computer, je moet muntjes kopen voor de koffie, je jas afgeven in de garderobe en ga maar door. Het theater is eigenlijk een uitwas van hufterigheid. Alles in een theater zou “kunst” zijn. In die zin mag Diever geen kunst worden. Deze locatie maakt het makkelijker voor iedereen om naar Shakespeare te komen. Lage entreeprijs, picknickmanden mee. Dat heeft hopelijk ook te maken met de manier waarop ik het vertel.’
Ook Van Eijk heeft het niet erg op schouwburgen. ‘Ik krijg hoofdpijn in theaters. Wat ik doe is heerlijk. We kunnen vanaf dag 1 in het decor werken. In het theater voel ik me een zigeuner in de Bijlmer. Dat heeft met de directies te maken. Het voordeel van Spanga is dat ik volledig mijn gang kan gaan. Ik heb honderd procent artistieke vrijheid. Ik sta te boek als onmogelijk mens. Spanga is voor mij dus de ideale vorm.’
Niet vechten tegen de locatie
De regisseurs zien de natuurlijke omgeving eerder als een uitdaging dan als een probleem. Nieborg: ‘Je moet niet vechten tegen de locatie, dat verlies je altijd. Je moet je aanpassen, in mijn geval rekening houden met het bos. Mijn grootste angst is dat het door de regen niets wordt. Ik heb wel eens gehad dat mensen onder een paraplu met een fles drank de voorstelling uitzaten en het geweldig hadden gevonden. Maar van de voorstelling hadden ze niets meegekregen. Dat is vreselijk. Maar wij hebben het mooiste licht. Er is geen schitterender moment dan wanneer het na een dag regen eindelijk droog is, en de damp in de avondlucht hangt. Prachtig!’ Vanzelfsprekend beïnvloedt de locatie de voorstelling. Hoewel dat in Nieborgs geval steeds minder wordt. Zo besteedde hij in het begin aandacht aan de kwetterende vogels, terwijl hij er nu doorheen laat spelen. Aanvankelijk pakte hij uit met ballonnen en vuurwerk, maar nu hij deze mogelijkheden gebruikt heeft, zoekt hij het in nieuwe dingen. ‘Nu ik aan het bos gewend ben heb ik de neiging het bos wat minder bos te laten zijn.’
Wereldpremière in Spanga
Ook Van Eijk laat de omgeving regelmatig een rol spelen. ‘Een keer hebben we de schapen expres laten staan. Of kwam er een auto aanrijden in het decor. En in Falstaff liep er iemand met de kinderwagen over de dijk. Allemaal geregisseerd! Wat vooral verschilt van een reguliere voorstelling, is de verwachting van het publiek. Hier komen ze om de picknick, de ooievaars en de artistiek hoogwaardige productie. Als ze m’n opera’s niet mooi vonden, kwamen ze echt niet meer. Wat wij maken is niet gangbaar, je ziet het ergens anders niet. Er wordt anders geacteerd, ze staan te acteren terwijl ze zingen. Het is volledig vrij en vrijpostig en ook wel verontrustend, omdat het er zo normaal uitziet, heel dagelijks. De teksten op zich zijn heel esthetisch. Vaak zetten ze daar esthetische kostuums en een esthetisch decor bij, nou, dan heb ik het helemaal gehad. Ik hou het onwaarschijnlijk puur.’
Komende zomer staat Buwalsky, a road opera op het programma. Na de wereldpremière in Spanga, wordt de voorstelling gespeeld in Amerikaanse… theaters. Inclusief dak. Van Eijk: ‘Omdat ik ook daar alle artistieke vrijheid krijg. Het is mij hier niet om de locatie begonnen. Maar de mensen vinden het prachtig. Daar gaat het om.’